Выбрать главу

Maar het kwam me voor dat hij mijn zuster ook heel wat waard vond en dat bood ten minste een mogelijke opening. Dus viel ik met mijn beste, kunstmatige, mannelijke openhartigheid in huis en zei: ‘Kyle, het gaat om die vent die Deborah heeft neergestoken.’

In elke scène van elke macho-tv-show die ik ooit had gezien zou dat meer dan genoeg zijn geweest, maar kennelijk keek Chutsky niet vaak tv. Hij trok slechts een wenkbrauw op en zei: ‘Nou en?’

‘Nou,’ zei ik, ietwat ontsteld, en ik probeerde me meer details uit die tv-scènes te herinneren, ‘hij zit daar en, eh, komt ermee weg. Eh… en misschien doet hij het weer.’

Deze keer trok hij twee wenkbrauwen op. ‘Denk je dat hij Deborah weer gaat neersteken?’

Dit ging helemaal niet goed, totaal niet zoals ik had gepland. Ik had verondersteld dat er een soort Man-springt-in-Actie-Code bestond en dat ik het onderwerp alleen maar hoefde te noemen om te laten zien dat ik popelde om erachteraan te gaan, en dan zou Chutsky ook popelend opspringen, en samen zouden we Pork Chop Hill bestormen. Maar in plaats daarvan keek Chutsky me aan alsof ik had voorgesteld hem een klysma te geven.

‘Waarom wil je die vent niet te pakken krijgen?’ zei ik en ik liet mijn stem een beetje onbeholpen wanhopig klinken.

‘Dat is mijn werk niet,’ zei hij. ‘En het is jouw werk ook niet, Dexter. Als je denkt dat die kerel in dat hotel gaat zitten, moet je de smerissen bellen. Ze hebben meer dan genoeg kerels die ze daar kunnen neerzetten om hem in de kraag te vatten. Jij bent maar in je eentje, maat, en vat het niet verkeerd op, maar het kon er wel eens ruwer aan toegaan dan je gewend bent.’

‘De smerissen willen weten hoe ik dat weet,’ zei ik, en daar had ik onmiddellijk spijt van.

Chutsky pikte het razendsnel op. ‘Oké. Hóé weet je het dan?’ zei hij.

Er komt een tijd wanneer zelfs Dubbelhartige Dexter ten minste één of twee kaarten op tafel moet leggen en er duidelijkheid moet worden geschapen. En dus gooide ik mijn aangeboren terughoudendheid overboord en zei: ‘Hij stalkt me.’

Chutsky knipperde met zijn ogen. ‘Wat betekent dat?’ zei hij.

‘Het betekent dat hij me dood wil hebben,’ zei ik. ‘Hij heeft al twee pogingen gedaan.’

‘En jij denkt dat hij het weer zal proberen? Bij dit hotel, The Breakers?’

‘Ja.’

‘Waarom blijf je dan niet gewoon thuis?’ zei hij.

Ik loop heus niet naast m’n schoenen als ik zeg dat ik er niet aan gewend ben dat de andere partij van het gesprek aan het slimste eind trekt. Maar Chutsky had in deze dans duidelijk de overhand en Dexter liep een paar passen achter, hinkte op twee linkervoeten met opkomende blaren op hielen en tenen. Ik was hierop afgegaan met een heel duidelijk beeld van Chutsky als een echte kerel met vuisten, ook al was een van die vuisten nu ook een stalen haak, maar niettemin van het geestdriftige, een beetje overdreven, kan-mij-die-torpedo’s-verdommen soort vent, vooral wanneer het erom ging om zijn haak in de man te slaan die zijn ware liefde, mijn zus Deborah, had neergestoken. Ik had me duidelijk misrekend.

Maar hiermee bleef ik met een reusachtig vraagteken zitten: wie was Chutsky eigenlijk en hoe kreeg ik het voor elkaar dat hij me hielp? Moest ik op een of ander listig krijgsplan overstappen om hem te laten doen wat ik wilde of moest ik mijn toevlucht nemen tot een of andere versie van de ongehoorde, ongemakkelijke, onuitsprekelijke waarheid? Alleen al bij de gedachte eerlijk te moeten zijn, ging ik tot in de toppen van mijn zenuwen trillen, dat druiste tegen alles in waar ik voor stond. Er leek geen ontkomen aan; er zou ten minste een beetje waarheid in moeten zitten.

‘Als ik thuisblijf,’ zei ik, ‘is hij iets verschrikkelijks van plan. Met mij en misschien met de kinderen.’

Chutsky staarde me hoofdschuddend aan. ‘Je klonk logischer toen ik dacht dat hij wraak wilde nemen,’ zei hij. ‘Hoe kan hij je iets aandoen als jij thuis bent en hij in het hotel is?’

Op een bepaald moment moet je echt het feit accepteren dat er dagen zijn waarop je niet op je best bent, en dit was er een van. Ik zei tegen mezelf dat ik hoogstwaarschijnlijk nog last had van mijn hersenschudding, maar ik wist zelf wel dat dat op z’n zachtst gezegd een beklagenswaardig en uitgemolken excuus was. En met veel meer ergernis over mezelf dan ik me in tijden kon herinneren, haalde ik het schetsboek dat ik uit Weiss’ auto had gehaald tevoorschijn en sloeg dat open op de full colour tekening van de Dominerende Dexter op de voorgevel van hotel The Breakers.

‘Hier,’ zei ik. ‘Als hij me niet kan vermoorden, dan laat hij me wel voor moord arresteren.’

Chutsky bestudeerde de tekening een poosje en floot toen zachtjes. ‘Tsjonge jonge,’ zei hij. ‘En die dingen hier op de grond…?’

‘Lijken,’ zei ik. ‘Op dezelfde manier bewerkt als die waar Deborah onderzoek naar deed toen deze man haar neerstak.’

‘Waarom zou hij dat doen?’ zei hij.

‘Het is een soort kunst,’ zei ik. ‘Nou ja, dat vindt hij.’

‘Ja, maar waarom zou hij dat met jóú willen, maatje?’

‘Die vent die werd gearresteerd toen Deborah werd neergestoken,’ zei ik. ‘Ik heb hem hard tegen zijn hoofd geschopt. Dat was zijn vriendje.’

‘Was?’ zei Chutsky. ‘Waar is-ie dan nu?’

Ik heb nooit iets gezien in zelfmutilatie, tenslotte werkt het leven daar zelf al aan en is daar echt goed in. Maar als ik nu dat woord ‘wás’ kon terugnemen door hard op mijn eigen tong te bijten, dan zou ik dat vrolijk hebben gedaan. Maar het was nu eenmaal gezegd en ik zat er mooi mee, en dus spartelde ik naar nog een stukje van mijn vroegere spitsvondigheid, vond een brokje en kwam met: ‘Hij is er na zijn borgtocht tussenuit geknepen en verdwenen,’ zei ik.

‘En deze kerel geeft jou er de schuld van dat zijn vriendje de benen heeft genomen?’

‘Dat denk ik,’ zei ik.

Chutsky keek me aan en weer naar de tekening. ‘Moet je horen, maatje,’ zei hij. ‘Jij kent deze vent, en ik weet dat je je gevoel achterna moet gaan. Negen van de tien keer is dat voor mij goed uitgepakt. Maar dit, ik weet het niet.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Het is nogal dunnetjes, vind je niet?’ Hij wees met een vinger naar de tekening. ‘Maar hoe dan ook, over één ding had je gelijk. Als hij dit van plan is, heb je mijn hulp nodig. En heel wat meer dan je denkt.’

‘Wat bedoel je?’ vroeg ik beleefd.

Chutsky sloeg met de rug van zijn hand op de tekening. ‘Dit hotel,’ zei hij. ‘Dat is niet The Breakers. Het is Hotel Nacional. In Havana.’ Toen hij zag dat Dexters mond hoogst onbetamelijk openhing, voegde hij eraan toe: ‘Je weet wel, Havana. In Cuba.’

‘Maar dat is onmogelijk,’ zei ik. ‘Ik bedoel, ik ben er geweest. Dat is The Breakers.’

Hij glimlachte naar me, die ergerlijke, superieure soort glimlach waar ik me zelf soms met alle liefde aan te buiten ga, wanneer ik vermomd ben. ‘Jij leest ook je geschiedenis niet, hè?’ zei hij.

‘Ik geloof niet dat ik dat hoofdstuk heb opgekregen. Waar heb je het over?’

‘Hotel Nacional en The Breakers zijn volgens hetzelfde ontwerp gebouwd, om geld te besparen,’ zei hij. ‘Ze zijn nagenoeg identiek.’

‘Waarom weet je dan zo zeker dat dit niet The Breakers is?’

‘Kijk maar eens,’ zei Chutsky. ‘Zie je die oude auto’s? Je reinste Cuba. En zie je dat kleine golfkarretjesgeval, met dat doorzichtige dak? Dat is een Coco Loco en die vind je alleen daar, niet in Palm Beach. En dan de begroeiing. Dat spul daar links? Dat zie je niet bij The Breakers. Absoluut alleen maar in Havana.’ Hij liet het schetsboek vallen en leunde achterover. ‘Dus eigenlijk zou ik zeggen dat je probleem is opgelost, maatje.’