Выбрать главу

En dat had ik gedaan. Eerste Verpleegkundige werd het eerste druppeltje bloed op het eerste glasplaatje van mijn spiksplinternieuwe verzameling. Het had een paar uur vol verwondering, verkenning en extase geduurd voordat Eerste Verpleegkundige de weg van alle vlees ging, en toen ik de volgende ochtend in het hospice bij Harry verslag uitbracht, vervulde de ervaring me nog altijd met schitterende duisternis.

Ik kwam stilletjes Harry’s kamer in en toen Harry zijn ogen opende en in de mijne keek, zag hij dat ik was veranderd en was geworden wat hij van me had gemaakt, en terwijl hij naar me keek, werden zijn ogen doods.

Ik ging popelend naast hem zitten, dacht dat hij misschien in een nieuwe crisis was beland. ‘Gaat het wel?’ zei ik. ‘Zal ik een dokter roepen?’

Hij sloot zijn ogen en schudde langzaam, zwak zijn hoofd.

‘Wat is er aan de hand?’ drong ik aan, terwijl ik dacht dat als ík me beter dan ooit voelde, verder iedereen ook wel wat opgewekter mocht zijn.

‘Niets aan de hand,’ zei hij met zijn zachte, voorzichtige, stervende stem. Hij opende opnieuw zijn ogen en keek me met diezelfde glazige blik vol blauwogige leegte aan. ‘Dus je hebt het gedaan?’

Ik knikte, bloosde bijna, had het gevoel dat het ietwat gênant was om erover te praten.

‘En daarna?’ zei hij.

‘Alles schoongemaakt,’ zei ik. ‘Ik ben echt zorgvuldig geweest.’

‘Geen problemen?’ zei hij.

‘Nee,’ zei ik tegen hem en ik flapte eruit: ‘Het was geweldig.’ En toen zag ik de pijn op zijn gezicht en veronderstelde dat ik kon helpen door eraan toe te voegen: ‘Bedankt, pap.’

Harry sloot zijn ogen weer en wendde zijn hoofd af. Zo bleef hij liggen terwijl hij zes of zeven keer ademde, en toen zei hij, zo zacht dat ik hem amper kon horen: ‘Wat heb ik gedaan… O, jezus, wat heb ik gedaan.’

‘Pap…?’ zei ik. Ik kon me niet herinneren dat hij ooit zo had gepraat, dat hij lelijke woorden zei en zo verschrikkelijk gekweld en onzeker klonk. Het was verontrustend en haalde absoluut de glans van mijn euforie weg. Hij schudde alleen maar zijn hoofd, met zijn ogen dicht, en wilde niets meer zeggen.

‘Pap…?’ zei ik nogmaals.

Maar hij zei niets, schudde alleen een paar pijnlijke keren zijn hoofd en bleef toen stilliggen, in mijn ogen een behoorlijk lange poos, totdat hij ten slotte zijn ogen weer opende en me aankeek. Daar was hij, die doodse blik in die blauwe ogen, die alle hoop en licht voorbij waren en vertoefde op de donkerste plek die er bestaat. ‘Jij bent,’ zei hij, ‘wat ik van je heb gemaakt.’

‘Ja,’ zei ik en ik wilde hem nogmaals bedanken, maar hij praatte verder.

‘Het is niet jouw schuld,’ zei hij, ‘maar die van mij,’ en ik wist toen niet wat hij daarmee bedoelde, hoewel ik geloof dat ik het al die jaren later ben gaan begrijpen. En ik wou nog steeds dat ik toen iets had gezegd of gedaan, iets kleins, waardoor het gemakkelijker voor Harry was geweest om gelukkig in die laatste duisternis weg te glippen; een zorgvuldig geformuleerde zin die zijn twijfel aan zichzelf zou wegnemen en het zonlicht weer in die lege, blauwe ogen zou terugbrengen.

Maar al deze jaren later wist ik ook dat zo’n zin niet bestaat, in geen enkele taal die ik ken. Dexter is wat Dexter moet zijn, voorgoed en altijd, tot in der eeuwigheid, en als Harry dat bij zijn einde zag en uiteindelijk een golf afgrijzen en schuldgevoel door zich heen kreeg, nou ja, dan speet me dat echt, maar wat was er anders? Wanneer iemand doodging, werd hij zwakker, kreeg hij pijnlijke inzichten, en niet altijd een inzicht in een speciaal soort waarheid. Het komt gewoon door het naderende einde, en daardoor willen mensen iets zien wat in lijn is met een grote openbaring. Geloof me, ik ben expert als het gaat om stervende mensen. Als ik alle vreemde dingen zou opschrijven die mijn Speciale Vrienden tegen me zeiden wanneer ik ze over de rand duw, zou dat een heel interessant boek worden.

Dus ik voelde me akelig over Harry. Maar als jonge en onbeholpen nerd van een monster, had ik weinig kunnen zeggen om het hem gemakkelijker te maken.

En nu ik al die jaren later diezelfde blik in Deborahs ogen zag, spoelde diezelfde ongelukkige, hulpeloze gewaarwording weer door me heen. Ik kon haar alleen maar aanstaren terwijl ze zich afwendde en opnieuw naar het raam keek.

‘In godsnaam, zeg,’ zei ze, zonder haar blik van het raam af te wenden. ‘Gaap me niet zo aan.’

Chutsky glipte in de stoel aan de andere kant. ‘Ze is de laatste tijd een beetje bitter,’ zei hij.

‘Sodemieter op,’ zei ze zonder veel nadruk, terwijl ze haar hoofd scheef hield en om Chutsky heen naar het raam staarde.

‘Luister, Deborah,’ zei hij. ‘Dexter weet waar die vent is die je heeft neergestoken.’ Ze keek nog steeds niet, knipperde slechts met haar ogen, twee keer. ‘Eh, en hij dacht dat hij en ik hem misschien te grazen kunnen nemen. Daar wilden we met je over praten,’ zei Chutsky. ‘Horen wat jij ervan denkt.’

‘Wat ik ervan denk,’ zei ze met vlakke, bittere stem, en toen draaide ze haar gezicht met zo’n verschrikkelijke pijn in haar ogen naar ons toe dat zelfs ik het kon voelen. ‘Wil je weten wat ik werkelijk denk?’ zei ze.

‘Hé, het is al goed,’ zei Chutsky.

‘Ze zeiden dat ik op de operatietafel dood ben geweest,’ zei ze. ‘Ik heb het gevoel dat ik nog steeds dood ben. Ik heb het gevoel dat ik niet weet wie ik ben of waarom of wat dan ook, en ik…’ Een traan rolde over haar wang en, opnieuw, was dat heel verontrustend. ‘Ik heb het gevoel alsof hij alles wat ertoe doet uit me heeft gesneden,’ zei ze, ‘en ik weet niet of ik het ooit nog terugkrijg.’ Ze keek weer naar het raam. ‘Ik moet de hele tijd huilen, en dat is niks voor mij. Ik huil niet, dat weet je, Dex. Ik huil niet,’ herhaalde ze zachtjes terwijl er nog een traan over het spoor rolde dat de eerste had getrokken.

‘Het is al goed,’ zei Chutsky nogmaals, ook al was het dat duidelijk niet.

‘Ik heb nu het idee dat alles wat ik ooit heb gedacht verkeerd was,’ vervolgde ze. ‘En als ik dat denk, weet ik niet of ik wel weer een smeris kan zijn.’

‘Je gaat je vast beter voelen,’ zei Chutsky. ‘Dat kost alleen tijd.’

‘Neem ’m te grazen,’ zei ze en ze keek me aan met een spoortje van haar goeie ouwe woede. ‘Neem ’m te grazen, Dexter,’ zei ze. ‘En doe wat je moet doen.’ Ze hield mijn blik even vast, en wendde die toen weer af naar het raam.

‘Pap had gelijk,’ zei ze.

30

En zo kwam het dat ik de volgende ochtend vroeg bij een klein gebouw aan de buitenste rand van de startbaan van Miami International stond, met een paspoort op naam van David Marcey terwijl ik iets aanhad wat alleen maar een gelegenheidskostuum kon worden genoemd, groen, met felgele, bijpassende riem en schoenen. Naast me stond mijn mededirecteur van de Internationale Broederschap van Baptistengemeenten, de eerwaarde Campbell Freeney, in een even afzichtelijke outfit en met een grote grijns, waardoor de hele vorm van zijn gezicht veranderde en zelfs een paar littekens verdoezelde.

Kleding doet me niet echt veel, maar ik neem een paar basisregels van elegant fatsoen in acht, en de kleding die wij droegen, vermorzelde die compleet en spuugde ze in het stof. Ik had natuurlijk tegengesputterd, maar eerwaarde Kyle had me verteld dat we geen keus hadden. ‘Je moet de rol uitstralen die je speelt, maatje,’ zei hij en hij streek met een hand over zijn rode sportjasje. ‘Dit is de outfit van de baptistenzendeling.’

‘Kunnen we geen presbyterianen zijn?’ vroeg ik hoopvol, maar hij schudde zijn hoofd.

‘Dit is het enige kanaal dat ik heb,’ zei hij, ‘en dus gaan we het zo doen. Tenzij je Hongaars spreekt?’

‘Eva Gabor?’ zei ik, maar hij schudde zijn hoofd.