Выбрать главу

‘Ik moest wel,’ zei ik en plotseling had ik werkelijk het gevoel dat ik voor de rechter stond en nu al had verloren. ‘Een van de smerissen is erachter gekomen en ik moest jullie gaan halen.’

Ze wisselden een van hun zwijgende, maar o zo betekenisvolle blikken, en toen keek Cody de andere kant op. ‘Mogen wij nu met je mee?’ vroeg Astor.

‘Eh,’ zei ik en het leek me echt onrechtvaardig dat eerst Coulter en nu Astor de zoetgevooisde Drieste Dexter op dezelfde dag reduceerde tot iemand die alleen idiote eenlettergrepige woorden uitsloeg, maar het was wel zo. Nu de zaken er zo voor stonden — uitermate onaangenaam en onzeker — had ik hier nog niet echt over nagedacht. Maar natuurlijk kon ik ze niet meenemen om Weiss te pakken te nemen. Ik wist dat ik het doelwit was van dit hele circus, en als het aan mij lag zou dat heus niet beginnen voordat ik er was; ik wist niet zeker of Coulter hem in de kraag had gevat en het zou veel te gevaarlijk zijn.

En alsof ze me hoorde denken, zei Astor: ‘We hebben hem al een keer verslagen.’

‘Toen was hij daar niet op bedacht,’ zei ik. ‘Deze keer wel.’

‘Deze keer hebben we wel meer dan een potlood,’ zei Astor en de koele wreedheid waarmee ze het zei, was absoluut hartverwarmend, maar er kon nog steeds geen sprake van zijn.

‘Nee,’ zei ik. ‘Het is te gevaarlijk.’

Cody mompelde: ‘Beloofd,’ en Astor sloeg dramatisch haar ogen ten hemel en slaakte tegelijk net zo’n zucht. ‘Je zegt steeds maar dat we níéts mogen,’ zei ze. ‘Niet totdat jij het ons hebt geleerd. En wij zeggen: leer het ons dan, en we doen verder niets. En nu we de kans hebben om werkelijk het echte werk te leren, zeg je dat het te gevaarlijk is.’

‘Het ís ook te gevaarlijk,’ zei ik.

‘Wat moeten we dan doen terwijl jij wel iets gevaarlijks gaat doen?’ vroeg ze op hoge toon. ‘En stel dat je mam niet redt en jullie allebei nooit meer terugkomen?’

Ik keek haar aan, en toen Cody. Zij staarde me met trillende onderlip aan, terwijl hij vasthield aan een stalen, minachtende blik, en opnieuw kon ik niet meer dan een paar keer geluidloos mijn mond open- en dichtdoen.

En zo kwam het dat ik met twee heel opgewonden kinderen op de achterbank naar het Congrescentrum reed, iets sneller dan de maximumsnelheid toestond. Bij Eighth Street sloegen we van de I-95 af in de richting van het Congrescentrum op Brickell. Daar was veel verkeer en geen parkeerplaats, kennelijk hadden heel veel andere mensen wel naar de niet-commerciële omroep gekeken en wisten ze van de Art-stravaganza af. Onder de huidige omstandigheden leek het een beetje mal om tijd te verspillen aan het zoeken naar een parkeerplaats en ik had net besloten om in politiestijl op de stoep te parkeren, toen ik een dienstauto zag die wel van Coulter moest zijn. Ik zette mijn wagen ernaast, smeet mijn afdelingskaart op het dashboard en draaide me naar Astor en Cody om.

‘Bij mij blijven,’ zei ik, ‘en niets doen zonder het mij eerst te vragen.’

Ik dacht na over hoe ze het tot nu toe in noodgevallen hadden gedaan; eigenlijk best goed. Bovendien was het nu bijna zeker achter de rug. ‘Oké,’ zei ik. ‘Alleen in een noodgeval.’ Ik opende de deur. ‘Kom mee.’

Ze verroerden zich niet. ‘Wat?’ zei ik.

‘Mes,’ zei Cody zachtjes.

‘Hij wil een mes,’ zei Astor.

‘Ik ga jullie geen mes geven,’ zei ik.

‘Maar stel dat er een noodgeval ís?’ zei Astor dwingend. ‘Jij zei dat we iets mochten doen als de nood aan de man komt, maar dan mogen we er weer niets mee dóén!’

‘Je kunt niet in het openbaar met een mes rondlopen,’ zei ik.

‘We gaan niet als we ons helemaal niet kunnen verdedigen,’ hield Astor vol.

Ik slaakte een heel lange zucht. Ik was er vrij zeker van dat zolang ik er nog niet was, Rita veilig zou zijn, maar in dit tempo zou Weiss voordat ik hem had gevonden van ouderdom sterven. Dus opende ik het handschoenenkastje, haalde er een Phillips-kopschroevendraaier uit en gaf die aan Cody. Tenslotte bestaat het leven uit een en al compromissen. ‘Hier,’ zei ik. ‘Beter heb ik niet.’

Cody keek naar de schroevendraaier en toen naar mij.

‘Het is beter dan een potlood,’ zei ik. Hij keek naar zijn zus en knikte toen. ‘Mooi zo,’ zei ik, terwijl ik opnieuw de deur opendeed. ‘Kom mee.’

Deze keer kwamen ze achter me aan, over het trottoir naar de hoofdingang van de grote zaal. Maar voordat we er waren, bleef Astor stokstijf staan.

‘Wat is er?’ vroeg ik.

‘Ik moet plassen,’ zei ze.

‘Astor,’ zei ik. ‘We moeten opschieten.’

‘Ik moet echt heel nodig plassen,’ zei ze.

‘Kan het geen vijf minuten wachten?’

‘Nee,’ zei ze terwijl ze heftig met haar hoofd schudde. ‘Ik moet nú.’

Ik haalde heel diep adem en vroeg me af of Batman dit probleem ooit met Robin had gehad. ‘Goed dan,’ zei ik. ‘Opschieten, hè?’

We vonden de toiletten aan een kant in de hal en Astor haastte zich naar binnen. Cody en ik bleven staan wachten. Hij veranderde een paar keer zijn greep om de schroevendraaier en hield hem ten slotte op de natuurlijker punt-naar-vorenpositie vast. Hij keek me vragend aan, ter goedkeuring, en ik knikte op het moment dat Astor weer naar buiten kwam.

‘Kom mee,’ zei ze. ‘Laten we gaan.’ Ze stoof langs ons naar de deur van de grote zaal en wij gingen achter haar aan. Een pafferige man met een grote bril wilde van ieder van ons vijftien dollar voordat we naar binnen mochten, maar ik liet mijn politiebadge zien. ‘Hoe zit het met de kinderen?’ zei hij op eisende toon.

Cody wilde zijn schroevendraaier opheffen, maar ik gebaarde hem terug. ‘Zij zijn getuigen,’ zei ik.

Zo te zien wilde de man daartegenin gaan, maar toen hij zag hoe Cody de schroevendraaier vasthield, schudde hij alleen maar zijn hoofd. ‘Goed dan,’ zei hij met een heel grote zucht.

‘Weet u waar de andere agenten naartoe zijn gegaan?’ vroeg ik aan hem.

Hij bleef maar zijn hoofd schudden. ‘Volgens mij is er maar één,’ zei hij, ‘en ik weet héél zeker dat ik het zou weten als er meer waren, aangezien ze allemaal denken dat ze zonder te betalen langs me heen kunnen paraderen.’ Hij glimlachte om te laten zien dat hij het niet als een belediging bedoelde, en gebaarde ons verder de zaal in. ‘Veel plezier met de show.’

We liepen de zaal in. Die was opgedeeld in verschillende ruimten waarin dingen werden vertoond die als kunst te herkennen waren: sculpturen, schilderijen enzovoort. Maar er was veel meer waarvan het vooral leek dat er iets te overijverig was gewerkt aan het oprekken van de beperkte menselijke ervaring tot over de nieuwe grenzen van perceptie. Het allereerste kunstwerk dat we zagen was niets meer dan een stapel bladeren en twijgen met een verschoten bierblikje ernaast. Twee andere toonden een veelvoud van tv-schermen: op een ervan was een dikke man op een toilet te zien, en op een andere vloog een vliegtuig in een gebouw. Maar er was geen spoor te bekennen van Weiss, Rita of Coulter.

We liepen helemaal naar het uiteinde van de hal en draaiden ons om, keken in elk gangpad waar we langskwamen. Er waren nog heel veel meer interessante en horizon verruimende uitstallingen, maar bij geen ervan was Rita betrokken. Ik begon me af te vragen of ik me niet had vergist en dat Coulter helemaal niet stiekem slim was. Ik had zijn bewering dat Weiss hier zou zijn blindelings geaccepteerd, maar stel dat hij het mis had? Stel dat Weiss ergens anders opgewekt in Rita aan het snijden was terwijl ik naar kunst keek die slechts diepte en begrip toevoegde aan een ziel die ik eigenlijk niet had?

Toen bleef Cody stokstijf staan en keek naar een bepaald punt. Ik draaide me om om te zien waar hij naar keek en ik keek ook naar een bepaald punt.

‘Mam,’ zei hij.

En zo was het ook.

36

Een groep van een stuk of twaalf mensen had zich in de verste hoek van de zaal verzameld, onder een flatscreen-tv die wat hoger aan de muur was bevestigd. Op de monitor was een close-up van Rita’s gezicht te zien. Ze had een knevel tussen haar tanden, maar haar ogen stonden zo wijd open als maar mogelijk was en ze schudde haar hoofd in afgrijzen heen en weer. En voordat ik ook maar een voet had kunnen verzetten, stormden Cody en Astor al naar voren om hun moeder te redden.