Выбрать главу

En werkelijk, hiermee had deze rumoerige dag en de beproeving moeten eindigen. Vast en zeker, als er al enige rechtvaardigheid in deze verdorven wereld bestond, zouden we gelukkig in de avondwarmte hebben gedarteld, terwijl we ons met elkaar verbonden voelden en wonderbaarlijke geheimen te weten kwamen, om daarna een verrukkelijke maaltijd van Frans voedsel en Amerikaanse pizza tot ons te nemen.

Maar natuurlijk bestaat er niet zoiets als rechtvaardigheid, en het grootste deel van de tijd ben ik ervan doordrongen dat het niet anders kan dan dat het leven ten slotte toch niet erg van ons houdt. En het had me dan ook niet moeten verbazen dat, net op het moment dat ik naar hen beiden een hand uitstak, mijn mobieltje begon te kwelen.

‘Kom met je reet als de sodemieter hiernaartoe,’ zei Deborah, zonder zelfs maar gedag te zeggen.

‘Natuurlijk,’ zei ik. ‘Als de rest van me maar hier kan blijven eten.’

‘Leuk hoor,’ zei ze, hoewel ze niet erg vrolijk klonk. ‘Maar ik zit nu bepaald niet op een mop te wachten, want ik sta nu alweer naar een van die hilarische lijken te kijken.’

Ik voelde de Ruiter ietwat nieuwsgierig, tevreden spinnen en een paar nekhaartjes gingen overeind staan om dat beter te begrijpen. ‘Alweer een?’ vroeg ik. ‘Je bedoelt, zoals die drie uitgestalde lijken van vanochtend?’

‘Precies,’ zei ze en ze hing op.

‘Papperlapap,’ zei ik en ik stopte mijn telefoon weg.

Cody en Astor keken me met dezelfde teleurgestelde uitdrukking op hun gezicht aan. ‘Dat was brigadier Debbie, hè?’ zei Astor. ‘Ze wil dat je komt werken.’

‘Inderdaad,’ gaf ik toe.

‘Mam wordt echt heel boos,’ zei ze en het schoot me te binnen dat ze waarschijnlijk gelijk had, ik hoorde Rita in de keuken nog altijd uitzinnige kookgeluiden maken, die zo nu en dan werden onderbroken door een ‘verdomme’. Ik ben bepaald geen deskundige op het gebied van menselijke verwachtingen, maar ik was er vrij zeker van dat ze van streek zou zijn als ik wegging zonder van deze speciale en met veel moeite bereide maaltijd te proeven.

‘Nu moet ik echt poepelen,’ zei ik en ik liep naar binnen, me afvragend wat ik in hemelsnaam moest zeggen en hopend dat de inspiratie toesloeg voordat Rita dat deed.

6

Ik wist totaal niet of ik goed zat totdat ik er was en de auto aan de voorkant neerzette. De plek had me onwaarschijnlijk toegeschenen, totdat ik het gele afzetlint zag, de zwaailichten van de patrouillewagens in de schemering zag opflitsen, evenals de groeiende menigte omstanders die iets onvergetelijks hoopte te zien. Bij Joe’s Stone Crab was het bijna altijd druk, maar niet in juli. Het restaurant ging pas weer in oktober open, wat zelfs voor Joe’s een heel lange wachttijd leek.

Maar vanavond was er een ander soort mensenmassa, die niet uit was op steenkreeften. Vanavond hongerde ze naar iets anders, iets wat Joe hoogstwaarschijnlijk liever van zijn menu zou willen schrappen.

Ik parkeerde en volgde het spoor geüniformeerde agenten naar de achterkant, waar het hoofdgerecht tegen de muur naast de dienstingang zat. Nog voordat ik iets bijzonders kon zien, hoorde ik inwendig al sissend grinniken, maar toen ik dicht genoeg in de buurt was, zag ik in de door het forensisch team neergezette lampen meer dan genoeg wat een waarderend glimlachje waard was.

Zijn voeten zaten gepropt in een paar van die zwarte handschoenleren schoenen van doorgaans Italiaanse makelij, die in de meeste gevallen enkel worden gedragen om te gaan dansen. Bovendien droeg hij een heel aardige, vakantieachtige korte broek in een smaakvolle cranberrykleur, en een blauw zijden overhemd met in zilver reliëf een palmboomdessin. Maar het overhemd was losgeknoopt en naar achteren getrokken, zodat werd onthuld dat de borst van de man was verwijderd en dat uit de holte al het natuurlijke en akelige spul dat erin thuishoorde was weggehaald. Die was nu gevuld met ijs, bierflesjes en iets wat op een garnalencocktailring uit de supermarkt leek. In zijn rechtervuist zat monopolygeld geklemd en op zijn gezicht was weer zo’n plastic masker geplakt.

Vince Masuoka zat aan de andere kant van de deuropening op z’n knieën met trage, gelijkmatige bewegingen poeder op de muur te verspreiden en ik ging naast hem staan.

‘Hebben we vanavond wat geluk?’ vroeg ik hem.

Hij snoof. ‘Als we een paar van die gratis biertjes mogen, wel,’ zei hij. ‘Ze zijn echt koud.’

‘Hoe weet je dat?’ vroeg ik.

Hij maakte een snelle hoofdbeweging naar het lijk. ‘Dat is dat nieuwe spul, het etiket wordt blauw wanneer het koud is,’ zei hij. Hij veegde met een arm over zijn voorhoofd. ‘Het is hier volgens mij boven de dertig graden, en dat bier zou me op dit moment heel best smaken.’

‘Tuurlijk,’ zei ik, terwijl ik naar de onwaarschijnlijke schoenen aan het lijk keek. ‘En dan kunnen we gaan dansen.’

‘Hé,’ zei hij. ‘Wil je dat? Wanneer ben je klaar?’

‘Nee,’ zei ik. ‘Waar is Deborah?’

Hij knikte naar links. ‘Daar,’ zei hij. ‘Ze praat met de vrouw die hem heeft gevonden.’

Ik liep naar de plek waar Debs een hysterische, Spaanse vrouw aan het ondervragen was, die in haar handen huilde en tegelijk haar hoofd schudde, wat me heel moeilijk leek, alsof je tegelijk over je buik wrijft en op je hoofd klopt. Maar ze was er behoorlijk goed in, en om de een of andere reden was Deborah niet onder de indruk van het schitterende coördinatievermogen van de vrouw.

‘Arabelle,’ zei Debs. ‘Arabelle, luister alsjeblieft naar me.’ Arabelle luisterde niet en volgens mij was de intimiderende toon die mijn zus aansloeg, in combinatie met woede, niet echt handig om wie dan ook voor zich te winnen. En zeker niet bij iemand die eruitzag alsof ze door een castingbureau was gestuurd om de rol van schoonmaakster-zonder-verblijfsvergunning te spelen. Deborah keek me nijdig aan toen ik naar hen toe liep, alsof het mijn schuld was dat ze intimiderend op Arabelle overkwam, dus besloot ik een handje te helpen.

Het is niet zo dat ik denk dat Debs incompetent is. Ze is heel goed in haar werk, het zit haar tenslotte in het bloed. En het idee van dat als je me kent, je ook van me gaat houden, is nooit in mijn schimmige geest opgekomen. Sterker nog, het tegendeel is waar. Maar Arabelle was zo in de war dat ze duidelijk niet overliep van enthousiasme omdat ze was ontdekt. In plaats daarvan was ze al een paar stappen over de rand van hysterie, en gelukkig voor Donkere en Deerniswekkende Dexter hoef je geen bijzonder meegevoel te tonen, of iemand te mogen, om met hysterische mensen te praten. Het was een kwestie van techniek, een ambacht en geen kunst, en daarmee viel het precies binnen de expertise van een ieder die het menselijk gedrag heeft bestudeerd en gekopieerd. Glimlach op het juiste moment, een knikje met je hoofd, doe of je luistert… dat had ik me al eeuwen geleden eigen gemaakt.

‘Arabelle,’ zei ik met sussende stem en het juiste Midden-Amerikaanse accent, en ze hield even op met hoofdschudden. ‘Arabelle, necitamos descubrir este monstre.’ Ik keek naar Debs en zei: ‘Dit heeft een monster gedaan, toch?’ en bij wijze van instemming stak ze met een afgemeten ruk haar kin omhoog en omlaag.

Digame, por favor,’ zei ik sussend, en Arabelle haalde tot mijn grote voldoening een hand van haar gezicht.

Sí?’ zei ze verlegen, en ik verwonderde me opnieuw over mijn krachtige, volslagen synthetische, vleiende charme. En in twee talen nog wel.

En inglés?’ zei ik met een werkelijk mooie nepglimlach. ‘Por qué mi hermana no habla español,’ zei ik, naar Deborah knikkend. Ik wist zeker dat doordat ik Debs ‘mijn zus’ noemde, en niet ‘die autoritaire figuur met een pistool die je naar El Salvador terug wil sturen nadat ze je heeft laten slaan en verkrachten’, ze een beetje spraakzamer zou worden. ‘Spreek je Engels?’