Выбрать главу

Nikolai Zabotine had nu van Moskou een dubbele opdracht gekregen: alle sporen uitwissen die naar het Kremlin zouden kunnen leiden en, zo mogelijk, definitief de man uitschakelen die het waagde zich tegen Vladimir Poetin te keren. En dat was onder de huidige omstandigheden bijna een zelfmoordmissie. Maar daar zag Nikolai Zabotine niet tegenop. Intussen had hij de belangrijkste persoon van de eerste aanslag uit de weg geruimd en al een tweede poging om Viktor Joesjtsjenko te liquideren op poten gezet.

Maar nu hij het eindelijk iets rustiger aan kon doen, was Nikolai Zabotine plotseling met een nieuw probleem geconfronteerd: de komst in Kiev van een geduchte agent van de CIA. Maar een enkele agent zou niet veel tegen hem kunnen uitrichten. Toch was die agent door dom toeval in handen gekomen van informatie die de uitvoering van plan B tegen Viktor Joesjtsjenko ernstig zou kunnen schaden. Het beste zou zijn hem uit te schakelen. Maar dat was een politieke beslissing, die door het Kremlin moest worden goedgekeurd. Nikolai Zabotine pakte een tweede mobiele telefoon uit zijn la, een beveiligde, en koos een nummer in Moskou. Toen er werd opgenomen, noemde hij slechts zijn schuilnaam. Vervolgens deed hij op neutrale toon verslag en wachtte op een reactie van de man in Moskou.

Die vroeg: ‘Is het een probleem om hem uit de weg te ruimen?’

‘Nee,’ antwoordde kolonel Nikolai Zabotine.

‘Goed, ga je gang maar.’

Hij had al opgehangen. Meteen pakte Nikolai Zabotine zijn eerste mobiele telefoon en toetste een lokaal nummer in. Toen er werd opgenomen, vroeg hij op vriendelijke toon: ‘Met Stephan? Heb je eindelijk een bank gekocht?’

‘Nog niet,’ antwoordde de man aan de andere kant van de lijn.

‘Ik heb wel even tijd, vandaag. We zouden samen kunnen gaan. Om twee uur?’

‘Goed, we zien elkaar daar wel,’ zei de ander.

Tevreden borg Nikolai Zabotine zijn papieren in de kluis op en vertrok.

Van Viktoria Posnyaki restte slechts een licht parfum dat nog in de kamer hing. Meteen nadat hij was wakker geworden, had Malko Joeri Bogdanov gebeld, de echtgenoot van Evguena, maar hij had hem niet kunnen bereiken. Hij had ook geen voicemail. Malko wist niet hoe hij Stephan, de Pool, moest vinden. Hij had alleen een voornaam en een vaag signalement van zijn uiterlijk. Dat was dus eigenlijk niets. Hij liep naar beneden en hield een auto aan om zich naar de Amerikaanse ambassade te laten brengen. Het weer was opgeklaard, maar het was kouder geworden. Het incident met Viktoria had hem in elk geval één ding geleerd: hij had de Makarov doorgeladen. Deze fout had hem de vorige avond het leven gered, maar hij stond liever klaar om, zo nodig, onmiddellijk terug te kunnen schieten.

Bij de ambassade werd hij begroet door de glimlach van de secretaresse van het districtshoofd. ‘Het spijt me,’ zei ze, ‘meneer Redstone moest naar Borystil om een vip af te halen. Hij komt vanmiddag pas terug.’

‘Is Irina Murray er misschien?’

‘Ook niet.’

De dag begon slecht. Hij kon niets anders doen dan terug te gaan naar het Premier Palace en de man van Evguena nog eens proberen te bellen.

Nikolai Zabotine bleef even voor de etalage van de meubelwinkel staan en keek in de ruit of hij werd gevolgd. Toen liep hij verder. Honderd meter verderop sloeg hij een zijstraat tussen twee gebouwen in, naar een parkeerterrein dat halfleeg was. Meteen zag hij een groene Skoda staan die met draaiende motor stond te wachten. Achter het stuur zat een man in een zwartleren jack met een zwarte muts op zijn hoofd. Hij draaide zijn hoofd naar Nikolai Zabotine om, toen die het portier opendeed, en keek hem met een kille glimlach aan. ‘Dobredin Volodimir,’ zei hij. ‘Heb je me nodig?’

De Rus stapte naast hem in en zei slechts: ‘Da, Stephan.’

6

‘Zo staat het er nu voor,’ zei Malko. ‘Joeri Bogdanov neemt nog steeds niet op. Ik bel elk uur en ik heb uiteindelijk een bericht achter kunnen laten.’

Donald Redstone, die na de lunch terug op zijn kantoor was, had het verslag van Malko aangehoord, terwijl hij koortsachtig aantekeningen maakte. Hij legde zijn pen neer en zei: ‘We moeten koste wat kost die Pool zien te vinden. Hij is de spil van de operatie en waarschijnlijk ook degene die het gif aan Roman Martsjoek heeft gegeven.’

‘Kunnen uw vrienden bij de SBU niets doen?’

‘Ik loop op eieren,’ verzekerde de Amerikaan hem. ‘Je weet nooit wat ze echt denken. Ik vertrouw Igor Smesjko, maar hij kent niet alle details van de operatie. Die zal hij moeten opvragen bij zijn ondergeschikten, en die zijn niet te vertrouwen. We moeten die Pool zelf zien te vinden.’

Anders gezegd: met behulp van een kristallen bol. Plotseling kreeg Malko een idee: Evguena moest zijn telefoonnummer hebben. Waar waren haar spullen gebleven? Terwijl hij stond na te denken, ging zijn telefoon over. Een ernstige mannenstem vroeg: ‘Hebt u mij gebeld?’

Malko’s hartslag schoot omhoog. ‘Da. U bent Joeri Bogdanov?’

‘Tak.’

‘De ex-man van Evguena?’

‘We waren nog steeds getrouwd,’ verbeterde Joeri Bogdanov hem met een onaangedane stem. ‘Wie bent u? Heeft Viktoria u mijn nummer gegeven?’

‘Ja. Ik wil graag met u praten. Ik ben op zoek naar degenen die uw vrouw hebben vermoord.’

Er viel een lange stilte, toen zei Joeri Bogdanov: ‘Degenen… Waarom zegt u dat? Die Roman Martsjoek heeft haar vermoord. Dat heeft de milicija tegen me gezegd.’

Hij was kennelijk voorzichtig. Malko ging behoedzaam verder. ‘Ik moet u spreken,’ herhaalde hij, ‘maar niet over de telefoon. Het is een zeer delicate kwestie. En dringend.’

Er viel een nog langere stilte. Ten slotte zei Joeri Bogdanov: ‘Kom om vijf uur naar de McDonald’s bij het metrostation Kharkivskaja. Dat is in de wijk Kharkivski Masiv, op de oostoever van de Dnjepr. Vrij ver bij het centrum vandaan.’

‘Hoe herken ik u?’

‘Ik kom met Marina, mijn dochtertje. Ze heeft blonde krullen. Dosvidania.’

Zodra Malko had opgehangen, liep hij naar de plattegrond van Kiev, die aan de muur hing. De ontmoetingsplek lag enkele kilometers van het centrum, vlak bij Mykoly-Bazhana Prospekt. Een verarmde wijk.

‘Dat is een arbeiderswijk,’ zei Donald Redstone. ‘Ik hoop dat die man u zal kunnen helpen, maar ik verwacht er niet veel van.’

Malko nam afscheid en vertrok te voet door het park tegenover de Amerikaanse ambassade. Onderweg groeide er een idee in zijn hoofd. Maar alléén zou hij het niet redden. Donald Redstone zou hem ook niet veel verder kunnen helpen. De mensen van Viktor Joesjtsjenko hadden niet kunnen voorkomen dat hun leider werd vergiftigd en de SBU was door en door verrot. En hij wist ook niet hoe ver de Russische geheime dienst in Kiev doorgedrongen was. De FSB had vast en zeker een geheim netwerk dat in contact stond met hun vroegere collega’s van de SBU.

Hij moest dus een echte bondgenoot vinden, en hij kon er maar één bedenken: Vladimir Sevtsjenko, bijgenaamd de Bleke, voormalig agent van de KGB, een oligarch die zich op Cyprus had gevestigd, waar hij vicevoorzitter was geworden van de Cypriotisch-Russische Kamer van Koophandel.

Hopelijk zou hij hem willen helpen. Ze hadden voor het laatst in 2002 contact met elkaar gehad en Vladimir Sevtsjenko, die vroeger zijn hand niet omdraaide voor een moord meer of minder, was nu behoorlijk ingeburgerd…

‘Malko! Je bent in mijn stad! Ik ruik het hier. Wanneer kom je naar Cyprus? Dan organiseren we een groot feest. Ik heb zojuist topkwaliteit Oscietre-kaviaar gekregen, meegebracht door de nicht van Tatiana. Een fantastische meid van zestien die al pijpt of haar leven ervan afhangt… Bovendien is het mooi weer. In Kiev zal het wel weer waardeloos zijn.’

Vladimir Sevtsjenko was niet meer tegen te houden. Hoewel hun verhouding niet altijd even hartelijk was geweest, konden Malko en hij het goed met elkaar vinden en Sevtsjenko had bewezen dat hij, wanneer hij goed gemotiveerd was, een solide, efficiënte bondgenoot was. In 1996 had hij Malko’s leven gered. Dat was in Oekraïne geweest. Malko maakte gebruik van een pauze in de spraakwaterval en zei:Volodia, je moet me helpen.’