Plotseling werd het stil en toen zei de Oekraïner met een bedroefde stem: ‘En ik dacht nog wel dat je me belde voor de gezelligheid… Goed, davai!’
‘Je moet naar Kiev komen,’ zei Malko. ‘En je zult niet alleen mij daar een dienst mee bewijzen, als je begrijpt wat ik bedoel.’
De Oekraïner begreep het heel goed. Hij slaakte een zucht, die leek op het getrompetter van een dodelijk gewonde olifant, en zei: ‘Njet. Onmogelijk. Als ik kom, arresteren ze me onmiddellijk. Die schoft Koetsjma heeft flink de pest aan mij. Ik heb een grote wapenzending ingepikt die voor vrienden van hem bestemd was. Hij heeft een contract op me uitgevaardigd. Hier heb ik niets te vrezen, maar in Kiev… De berkut eten uit zijn hand.’
‘Jammer,’ zei Malko. ‘Ik werk nou juist voor degenen die hopen Koetsjma en zijn bende de laan uit te sturen.’
‘Viktor Joesjtsjenko?’
‘Ja.’
‘God zegene hem. Maar hij heeft foute vrienden. Mensen die hopen het land op hun beurt te kunnen leegroven. Hij zal het nog moeilijk krijgen. Ik zou hem graag willen helpen.’ Malko wist dat hij het meende. Er volgde een lange stilte, tot Vladimir Sevtsjenko een besluit nam. ‘Luister, ik kan wel iets voor je doen. Herinner je je Tatiana nog?’
‘Haar kun je moeilijk vergeten. Waarom?’
Tatiana was een blondine met spitse borsten, hinde-ogen en keihard. Als het aankwam op het bevredigen van mannen, was ze volgens Vladimir Sevtsjenko de beste ten westen van de Oeral. En uit zijn mond was dat een groot compliment. Ze werkte al sinds jaren voor de Oekraïense maffioso. Ze kon net zo goed met een pistool overweg als met haar mond en getallen hadden voor haar minder geheimen dan voor een goede boekhouder.
‘Ik zal haar sturen,’ zei Vladimir Sevtsjenko. ‘Ze staat op geen enkele zwarte lijst en kent alle mensen die je van dienst zouden kunnen zijn. En nu haar nichtje hier is, kan ik het wel een paar dagen zonder haar stellen. In welk hotel logeer je?’
‘Het Premier Palace.’
‘Karacho. Overmorgen is ze er. Ik zal een paar telefoongesprekken voeren om iedereen op de hoogte te stellen.’
‘Je bent een echte broer voor me,’ zei Malko geroerd. Bevriende criminelen waren vaak de beste kameraden. Bovendien voelde Vladimir Sevtsjenko zich nu, nu hij zijn fortuin had gemaakt, een soort beschermheilige. Maar hij kon een opmerking niet voor zich houden: ‘Je moet Tatiana wel even verwennen. In mijn naam.’
‘Dat zal ik niet vergeten,’ beloofde Malko.
Toen hij de verbinding verbrak, voelde hij zich minder alleen. Vladimir Sevtsjenko, hoe ver hij ook bij hem vandaan was, kon een verrekt goede bondgenoot zijn.
Stephan Oswacim stapte voor het Premier Palace uit een luxueuze taxi — een Mercedes 600 — die hij op het vliegveld Borystil had genomen, meteen nadat een toestel uit Moskou was geland. Het had hem natuurlijk bijna vierhonderd hrivna gekost, maar hij hoefde het niet zelf te betalen. Hij had zich uit voorzorg door Nikolai Zabotine op het vliegveld af laten zetten, waarna de Rus meteen in zijn auto, een eenvoudige Lada met verwisselbare, valse nummerborden, was weggereden.
‘Ik heb gereserveerd,’ zei hij tegen het meisje aan de receptie. ‘Gregor Makaline. Er is vanmorgen vanuit Moskou gebeld.’
‘Dat klopt, meneer Makaline,’ beaamde de receptioniste, die onder de indruk was van de charme van de Pool. ‘Hebt u een voorkeur voor een bepaalde kamer?’
‘Ik heb al eens op de vierde verdieping gelogeerd, met uitzicht op de binnenplaats. Dat is lekker rustig.’
‘Geen probleem. Uw paspoort, alstublieft?’
Stephan Oswacim gaf het haar zonder met zijn ogen te knipperen. Het was gemaakt door de technische dienst van de SVR en kon elk echtheidsonderzoek doorstaan. Slechts een piepkleine chip waarschuwde de Russische douane dat het een ‘echt vals’ paspoort was, dat was uitgegeven door een officiële dienst. Vijf minuten later volgde hij een piccolo de lift in. Hij had zijn dunne handschoenen niet uitgetrokken, waardoor hij geen vingerafdrukken zou achterlaten. Hij gaf een gulle fooi van dertig hrivna en legde zijn koffer op het bed. Daarin zaten alleen gebruikte spullen die op een rommelmarkt waren gekocht en geen enkel spoor zouden opleveren. De koffer zelf was gekocht in het winkelcentrum Globus, dat onder het Onafhankelijkheidsplein lag, en contant betaald. Hij opende de minibar, trof daarin een flesje Defender Success aan en schonk een glas in.
Vervolgens ging hij op het bed televisie liggen kijken. Tot aan de avond had hij niets te doen. Hoe minder hij in het hotel werd gezien, hoe beter.
Malko liet zich voor het metrostation Kharkivskaja afzetten. Hij bleef gebruikmaken van privétaxi’s, wat praktischer en discreter was dan een huurauto. Ook al had het districtshoofd hem een onopvallende auto van het kantoor aangeboden. Die waren via de nummerborden altijd te traceren.
De 9 millimeter Makarov drukte tegen zijn rug, maar hij zou hem niet willen missen. De daders van het complot tegen Viktor Joesjtsjenko waren moordenaars. Als ze een jonge, onschuldige vrouw uit het raam konden gooien, zouden ze niet aarzelen om een agent van de CIA uit de weg te ruimen.
Hij keek om zich heen en zag het bord van een McDonald’s aan de andere kant van de Mykoly-Bazhana Prospekt. Hij stak over via een tunnel onder de weg door, waarin tientallen winkeltjes waren ondergebracht, en kwam vrijwel tegenover de McDonald’s uit. Hoewel het buiten koud en nat was, was het er erg druk vanwege het metrostation en een klein busstation. Dik ingepakte baboesjka’s boden op de trottoirs allerlei producten te koop aan.
Zodra Malko de deur van de McDonald’s had opengeduwd, werd hij overspoeld door een golf van lawaai. Hoewel het nog maar halfzes was, zat het restaurant vol met schreeuwende kinderen Malko bekeek de verschillende zalen, zonder iemand te zien die Joeri Bogdanov zou kunnen zijn. Ten slotte ging hij zitten, te midden van een massa kinderen. Tien minuten later kwam er een grote man in een parka en een kleurige muts op zijn hoofd binnen. Hij had een klein meisje met blonde krullen aan zijn hand. Hij bleef staan en meteen maakte Malko een onopvallend gebaar zijn kant op.
De man kwam naar hem toe. ‘Hebt u me gebeld?’ vroeg hij in het Russisch.
‘Ja. Ik heet Malko Linge.’
‘Goed, ik ga een ijsje voor mijn dochter halen en dan kom ik terug.’
Hij trok zijn parka uit, waaronder hij een dikke, groene trui droeg, en liep naar de kassa’s. Hij kwam terug met koffie, cola en een ijsje, dat hij aan zijn dochter gaf. Vragend keek hij Malko aan met zijn grijze ogen. ‘Wie bent u?’
‘Ik ben Oostenrijker, waarnemer van de OSCE,’ legde Malko uit. ‘Ik maak deel uit van een onderzoekscommissie die probeert de waarheid te achterhalen van de vergiftiging van Viktor Joesjtsjenko.’
Joeri Bogdanov fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wat heeft dat met Evguena’s dood te maken?’
‘De man die in haar huis logeerde, Roman Martsjoek, is hoogstwaarschijnlijk degene die tijdens het diner in de datsja van Vladimir Satsyuk het gif op het bord van Viktor Joesjtsjenko heeft gestrooid.’
Hij vertelde gedetailleerd het hele verhaal aan Joeri Bogdanov, die hem ademloos aanhoorde. ‘Daar heeft de milicija niets over verteld,’ zei hij ten slotte. ‘Volgens hen is Evguena in een vlaag van jaloezie door die vent vermoord, waarna hij zelfmoord heeft gepleegd.’
‘Alleen heeft een betrouwbare getuige gezien dat Roman Martsjoek als eerste uit het raam is gevallen, vóór uw vrouw.’
‘Wie heeft het dan “gedaan”?’
‘Drie onbekende mannen die in een auto met valse nummerborden reden, zijn vlak ervoor het gebouw binnengegaan en vlak erna terug naar buiten gekomen. Zij zijn de daders.’