‘Waarom?’
‘Om hem tot zwijgen te brengen. En uw vrouw hebben ze gedood omdat ze getuige was van de moord. Die mensen nemen geen enkel risico.’
‘Wat voor mensen?’
Malko haalde zijn schouders op. ‘Beroepsmoordenaars, die zijn gestuurd door de Russische of Oekraïense geheime dienst. Of door volgelingen van Ianukovitsj.’
Joeri Bogdanov was verbijsterd. Hij nam gedachteloos een slok koffie en hielp zijn dochter met haar ijsje. Braaf keek ze Malko met een ernstige blik aan. Die zag dat ze een oranje sjaal om haar nek droeg. Ze waren volgelingen van Joesjtsjenko. Joeri Bogdanov vervolgde: ‘Wat kan ik voor u doen? Ik ben journalist, maar ik werd gedwongen te stoppen met werken omdat ik een corruptiezaak aan het licht had gebracht. Ik ben nu werkloos, maar ik wil mijn dochter niet in gevaar brengen. Ik hield veel van Evguena, ook al was ze een beetje gek.’
‘Wat bedoelt u daarmee?’
De journalist glimlachte bedroefd. ‘O, ze vond dat ik niet genoeg geld verdiende. Ze wilde in het centrum wonen en dure, buitenlandse kleding dragen. Toen begon ze met rijke mannen aan te pappen. We zijn uit elkaar gegaan, en dit is ervan gekomen.’
‘Kent u die Pool, Stephan?’
‘Nee, we spraken elkaar nauwelijks, behalve over Marina.’
‘Toen u uw dochtertje ging ophalen, hebt u toen nog meer uit de flat meegenomen?’
Joeri Bogdanov dacht even na. ‘Ik vond geld onder haar matras. Ik heb ook wat foto’s en papieren meegenomen.’
‘Hebt u haar tas gevonden?’
‘O, ja. De milicija heeft die aan me gegeven. Waarom?’
‘Ik probeer die Pool te vinden, Stephan. Hij is verantwoordelijk voor de dood van uw vrouw. En ik heb geen enkele aanwijzing waarmee ik hem zou kunnen vinden. Maar misschien had uw vrouw zijn telefoonnummer of adres. Hebt u haar spullen doorzocht?’
‘Nee, ik heb haar tas zelfs niet opengemaakt. Ik zal eens kijken,’ beloofde Joeri Bogdanov. ‘Ik bel u wanneer ik iets heb gevonden.’
Malko wilde net instemmend knikken, toen twee mannen de deur van de McDonald’s openduwden en bij de ingang van de zaal bleven staan. Ze zagen er niet bepaald als vaste klanten uit. Ze droegen zwarte mutsen, die tot hun kille ogen omlaag waren geschoven. Met hun handen in de zakken van hun jacks keken ze de zaal rond. De blik van een van hen aarzelde even bij Malko. Die zou er geen aandacht aan hebben geschonken, als hij niet plotseling ergens aan moest terugdenken: de twee mannen die hij buiten bij het Pervak had gezien. Dit waren dezelfde mannen. Zijn geheugen werkte feilloos, hij kon zich niet vergissen. Er ging een onaangename prikkeling over zijn rug.
Die twee mannen waren hier voor hém!
De Makarov drukte geruststellend tegen zijn rug. De twee mannen gingen alweer naar buiten. Joeri Bogdanov zat met zijn rug naar de ingang en had hen niet gezien. Het was maar beter zo, anders zou hij bang worden. Toch veranderde deze gebeurtenis de zaak. Zo geruststellend mogelijk glimlachend vroeg Malko hem: ‘Woont u ver vanhier?’
‘Nee, op de Dekabruistiv. Vlakbij.’
‘Ik zou met u mee kunnen gaan om de tas te bekijken. Ik wil geen tijd verliezen.’
Joeri Bogdanov keek naar zijn dochtertje, dat haar ijsje op had. ‘Goed dan. Ik ben toch al op weg naar huis. Ik heb Marina van school opgehaald.’
Hij trok zijn dochter haar jas aan en ze vertrokken gedrieën uit de McDonald’s. De Dekabruistivstraat lag iets verderop. Uit voorzorg verplaatste Malko zijn pistool naar voren, zodat hij er gemakkelijk bij kon. Hij wist nu zeker dat hij werd geschaduwd. Misschien zelfs al sinds zijn aankomst. Toen ze langzaam doorliepen, vanwege het meisje, keek hij om. Zijn hartslag schoot omhoog: twee grote gedaanten waren aan het begin van de straat te zien. Het waren de twee mannen uit de McDonald’s. Toen ze het flatgebouw binnengingen, zag Malko dat ze haastig dichterbij kwamen.
Hij zei natuurlijk niets. Het flatgebouw waarin Joeri Bogdanov woonde, zag er precies zo uit als alle andere. Een grauw kippenhok uit het Sovjettijdperk, zonder lift, ongelooflijk smerig en muren vol met graffiti. Ze gingen op de eerste verdieping een kleine flat binnen die naar kool stonk. Nadat hij Marina op een bank had neergezet, verdween Joeri Bogdanov de slaapkamer in, om even later terug te komen met een tas die hij op tafel leeg begon te schudden. Er kwamen papieren uit, een portemonnee, sleutels, een zakdoek en uiteindelijk een klein notitieboekje, dat hij doorbladerde. Er stonden namen, adressen en telefoonnummers in. Malko wachtte met wild bonzend hart. Plotseling stopte Joeri Bogdanov bij de letter S, en hij keek op. ‘Dit moet het zijn,’ zei hij. ‘Stephan, 8044 616 002. Er staat geen andere naam bij en het is kortgeleden opgeschreven.’
Malko noteerde het nummer al. De Oekraïner gaf hem het boekje en Malko keek het op zijn beurt door, zonder verder nog iets interessants te vinden. ‘Mag ik het van u lenen?’ vroeg hij. ‘Alleen om te kopiëren.’
Joeri Bogdanov aarzelde even, maar knikte toen zuchtend. ‘Goed. Als u daarmee de schoften kunt vinden die Evguena het raam uit hebben gegooid…’
De tranen stonden in zijn ogen.
Malko borg het boekje op. Hij had eindelijk een begin van een spoor. ‘Ik houd u op de hoogte,’ beloofde hij.
Ze namen afscheid en hij vertrok uit de flat. Maar hij bleef plotseling staan toen hij het gebouw uit kwam. De twee mannen stonden enkele meters verderop met chagrijnige koppen te wachten, hun handen in de zakken van hun jacks. Toen ze Malko zagen, kwamen ze op hun gemak naar hem toe. Toen hij probeerde om hen heen te lopen, deden ze een stap opzij en versperden hem de doorgang. Met een nonchalante beweging bukte een van de twee zich en pakte een dolk die hij in zijn laars opgeborgen had. Met zijn andere hand gebaarde hij Malko dichterbij te komen. Die draaide zich om. De deur van het flatgebouw was dicht en hij kende de toegangscode niet. Samen moesten de twee aanvallers zo’n driehonderd kilo wegen. Degene die het dichtst bij stond, zei met schorre stem: ‘Kom hier, lul.’
7
Het lemmet van de dolk hing één meter bij Malko vandaan in de lucht. Die glimlachte en zei in het Russisch: ‘Willen jullie geld?’
Kalm deed hij zijn jas open, stak zijn hand achter zijn riem en pakte de grote Makarov, die hij snel op de twee mannen richtte. Even leek de tijd stil te staan. Toen zag Malko de ogen van de man met de dolk samentrekken. Hij zag dat hij nadacht of hij Malko niet met zijn dolk kon neersteken voordat hij een kogel in zijn lijf zou krijgen. Kennelijk concludeerde hij van niet. Hij beet zijn vriend een woord toe en deinsde achteruit. Toen maakten de twee mannen zich rennend uit de voeten. Malko zag dat ze vijftig meter verderop een auto aanhielden en instapten.
Langzaam kwam zijn hart tot rust. De auto met de aanvallers verdween in de verte. Het was duidelijk dat dit geen toeval was, in deze verlaten buurt. Hij moest zelf naar de MykolyBazhana Prospekt lopen voordat hij een auto vond.
Donald Redstone was in een juichstemming. Het notitieboekje van Evguena Bogdanov werd gekopieerd. Het districtshoofd keek op. ‘Ik zal Tsjervanienko vragen of hij kan uitzoeken van wie dat mobiele nummer is. Hij heeft de nodige connecties. Als we hem vinden, is dat een enorme stap vooruit. Maar wees heel voorzichtig, ze laten u niet met rust.’
‘Ik zal Joeri Bogdanov waarschuwen,’ zei Malko. ‘Die mannen zouden weleens bij hem terug kunnen komen.’
‘Jammer dat u hen niet hebt kunnen oppakken,’ verzuchtte de Amerikaan.
‘Dat zou niet eenvoudig zijn geweest,’ merkte Malko op. ‘Waarschijnlijk zou ik hen hebben moeten doden.’
Na al die jaren bij de geheime dienst stond het hem nog steeds tegen iemand in koelen bloede te doden. Zelfs als het volkomen gewetenloze moordenaars waren.
Er werd op de deur van het kantoor geklopt en Donald Redstone riep: ‘Binnen’. Het was Irina Murray, nog steeds in haar jas van zwart leer. Malko had haar niet meer gezien sinds het Maison du Café. Hij vertelde haar snel wat er sinds haar vertrek was gebeurd.