Voor de televisieschermen die aan steigers hingen, stond een enorme kerstboom met knipperlichtjes. Overal hingen oranje vaandels en luidsprekers braakten Oekraïense folkloristische muziek uit. De jonge vrouw vloekte sissend en kreunde. ‘Dat was ik vergeten,’ gromde ze. ‘De Maidan is altijd versperd. Ze hebben gezegd dat het zo zal blijven tot Viktor Joesjtsjenko president van Oekraïne is. Een eindelijk vrij Oekraïne,’ voegde ze er met trots in haar stem aan toe.
Ze reden terug en op het Europaplein reed Irina Murray een boulevard op die steil omhoogliep. Overal hingen stukken oranje stof uit de ramen, als getuigenis dat de hele stad achter Viktor Joesjtsjenko stond. ‘Hoe gaat het met Viktor Joesjtsjenko?’ vroeg Malko.
Het gezicht van Irina Murray betrok. ‘Zijn hele gezicht is opgezwollen en zit onder de puisten. Vreselijk. Hij was zo’n knappe man Maar hij houdt de moed erin.’
Drie maanden geleden, op 8 september 2004, was Viktor Joesjtsjenko met vreemde symptomen in het ziekenhuis in Kiev opgenomen. Hij was presidentskandidaat in een verkiezingsstrijd tegen een andere Viktor, minister-president Ianukovitsj, die werd gesteund door het Kremlin en de Russisch gezinde partij van de Oekraïne, vooral in het oosten en zuiden van het land. De Oekraïense artsen hadden een ernstige virale leverontsteking geconstateerd. Dat kwam zijn tegenstander goed van pas: op 31 oktober had Joesjtsjenko tijdens de eerste ronde van de verkiezingen een grote voorsprong genomen, ondanks verkiezingsfraude. De toenmalige president, Leonid Koetsjma, ook een vazal van Moskou, een steenrijke en tot op het bot corrupte politicus, steunde de andere kandidaat, Viktor Ianukovitsj, de man van Donetz, de grote industrieel van het Oostblok. Vier dagen nadat de Oekraïense artsen hun diagnose hadden gesteld, verslechterde zijn toestand. Viktor Joesjtsjenko was op het vliegtuig naar Wenen gestapt, om zich daar te laten onderzoeken. Hij werd meteen in een privékliniek opgenomen, het Rudoiphiner Haus. De Oostenrijkse artsen hadden hem onderzocht en hadden in zijn bloed een giftige stof gevonden die ze niet konden thuisbrengen. Toen Joesjtsjenko enkele dagen later terugkeerde uit Wenen, zag hij eruit als een monster, een soort Elephant Man. Zijn gezicht was bedekt met grote zwellingen en bruine vlekken. Op de staatstelevisie werd gemeld dat hij bedorven sushi had gegeten, maar in de kringen rond de presidentskandidaat hield men het erop dat hij was vergiftigd. Toch weigerde de procureur-generaal van Oekraïne, Guennadi Vassiliev, onderzoek te laten uitvoeren. Zogenaamd omdat de ziekte van Viktor Joesjtsjenko een natuurlijke oorzaak had…
De tweede verkiezingsronde had op 21 november plaatsgevonden, met als enige kandidaten een verzwakte Viktor Joesjtsjenko en een krachtige Viktor Ianukovitsj. De peilingen hadden Joesjtsjenko een grote voorsprong gegeven, maar tegen alle verwachtingen in had de man uit het oosten gewonnen! Tot grote woede van alle internationale waarnemers, die talloze grove fraudes ten gunste van Viktor Ianukovitsj hadden geconstateerd. Geschokt waren de partizanen van de ‘oranjerevolutie’ overal als slakken na de regen tevoorschijn gekomen, vastbesloten zich niet meer weg te laten jagen. In Kiev hadden tienduizend van hen het Onafhankelijkheidsplein en de Khresjatikboulevard bezet, zich met tentdoeken tegen de kou en de regen beschermend. Het leger en de milicija hadden geweigerd hen met geweld te verdrijven.
Deze demonstraties hadden tot gevolg gehad dat alle landen, op Rusland na, hadden geweigerd de gemanipuleerde verkiezingsuitslag te erkennen. Aangemoedigd door het verzet van zijn volgelingen, had Viktor Joesjtsjenko vervolgens bekendgemaakt dat hij was vergiftigd, ofwel met de bedoeling hem te doden of hem ervan te weerhouden aan zijn verkiezingscampagne te werken. Hij had verteld dat zijn problemen waren begonnen op de dag na een diner met de twee belangrijkste leiders van de SSU, de Oekraïense inlichtingendienst, in de datsja van een van hen.
Het deed denken aan de ‘tsjekisten’, de goede, oude KGB, die al dertig jaar eerder Oekraïense dissidenten vergiftigde, zoals de nationalist Stepan Bandera, in München.
Het Weense laboratorium waarin zijn bloed was onderzocht, kwam toen met een diagnose: Viktor Joesjtsjenko had een enorme dosis dioxine binnengekregen, een industrieel gif, en men wist niet wat de gevolgen op de lange termijn zouden zijn, ook al had hij de eerste klap overleefd.
Malko had het verhaal in de Oostenrijkse pers gevolgd en hij was niet erg verbaasd geweest. Hij wist dat Vladimir Poetin allesbehalve een democraat was en er niet voor terugdeinsde een tegenstander van het Kremlin te vergiftigen.
Malko wist ook dat de Verenigde Staten via verscheidene kanalen veel hadden geïnvesteerd in een ‘desovjetisatie’ van Oekraïne. Zijn werkgever, de Central Intelligence Agency, was een van die kanalen. Dat verklaarde waarschijnlijk waarom het kantoor in Wenen hem naar Kiev had gestuurd.
Irina Murray kwam uit op het Bessarabiaskaplein en reed de Tarass-Sevtsjenkoboulevard op, waarbij ze een reusachtig standbeeld van Lenin passeerden. Rechts lag de Khresjatikboulevard, die schuilging onder een zee van doeken. Milicija’s in uniformen van zwart leer leidden kalm het verkeer om.
‘Kijk!’ zei de jonge vrouw plotseling, en ze wees naar de stoep.
Malko zag een oude vrouw met een enorme bril op, die een prachtige Siamese kat aan een riempje uitliet. Het dier had een oranje sjaal om zijn nek, waar hij telkens over struikelde. ‘Zelfs de katten stemmen op Joesjtsjenko,’ zei Irina Murray opgetogen.
Ze reden de brede Tarass-Sevtsjenkoboulevard op, die bestond uit twee banen die werden gescheiden door een breed grasveld. Toen ze de universiteit waren gepasseerd, reed Irina Murray een parallelweg op, tot ze voor een gemoderniseerd gebouw stopte. Voor de deur stond een portier in een operette-uniform.
‘Dit is het Premier Palace,’ zei de jonge vrouw. ‘We laten uw bagage achter en dan gaan we naar de ambassade.’
‘Staat die nog op dezelfde plaats?’
‘Ja,’ beaamde Irina Murray. ‘Maar hij wordt wel beter bewaakt.’
Een ongelukkig toeval wilde dat het gebouw waarin de Amerikaanse ambassade was gevestigd — een bescheiden hotel op de Kotsubinskogostraat — de vroegere zetel van de Oekraïense communistische partij was.
Toen ze op de Kotsubinskogo Ulitza aankwamen, passeerden ze een Mercedes 560 met oranje linten aan alle portieren. Meteen lachte Irina triomfantelijk. ‘Weet u, vroeger werd Joesjtsjenko alleen maar door boeren gesteund. Nu sluiten de oligarchen zich ook bij hem aan. Dat is een goed teken.’
Militieleden controleerden de auto’s aan het begin van de straat die omhoogliep naar de Amerikaanse ambassade, een geel gebouw van drie verdiepingen, dat midden in een tuin lag die werd omgeven door een groen hek. Het enige opvallende was een enorme ‘schotel’ van drie meter doorsnede, die als een surrealistische boom in de tuin stond. Tegenover de ambassade lag een park, dat in deze tijd van het jaar verlaten was. In deze rustige wijk op een van de talloze heuvels van Kiev leek de wereld van politiek gekonkel ver weg… Irina parkeerde de BMW in het afgesloten gedeelte van de straat en ging Malko voor, nadat ze de geheime code had ingetoetst waarmee het hek openging. Ze groette de twee mariniers die op wacht stonden. De ambassade was vrij klein. Ze namen de lift naar de tweede verdieping. De jonge vrouw opende een deur en keek om naar Malko: ‘Meneer Redstone is in bespreking met zijn adjudant. Komt u mee.’