In een grote boog liep hij langzaam terug naar het slapende kamp. Hij wist dat het lawaai hen wakker had gemaakt en hij bleef ongeveer een uur lang bibberend rondlopen in de koude ochtendlucht, voor hij onder zijn huiden dook. De lucht begon al grijzig te worden en hij lag wakker en vroeg zich af of hij herkend was; hij dacht van niet.
Toen de rode zon boven de horizon uitklom verscheen Ch’aka schuddend van woede bovenop de duinen.
“Wie deed het?” schreeuwde hij. “Wie kwam in nacht?” Hij stampte tussen hen door, keek woest van rechts naar links, en niemand bewoog zich, behalve dan om voor zijn stampende voeten weg te kruipen. “Wie deed het?” riep hij weer toen hij bij de plaats kwam waar Jason lag.
Vijf slaven wezen zwijgend naar Jason, en Ijale huiverde en schoof bij hem vandaan.
Jason vervloekte hun verraad. Hij sprong op en rende bij de fluitende knuppel vandaan. Hij had de scherpe hoorn in zijn hand maar hij wist wel beter dan te proberen Ch’aka in een openlijk gevecht te weerstaan; er moest een andere manier zijn. Hij keek snel om en zag dat zijn vijand nog steeds achter hem aan kwam en struikelde daardoor bijna over het uitgestoken been van een slaaf.
Ze waren allemaal tegen hem. Ze waren allemaal tegen elkaar en geen man was veilig voor de hand van een ander. Hij rende bij de slaven vandaan en krabbelde omhoog tegen een duin van los zand; hij hees zich langs de steile helling omhoog aan het grove gras. Bovenop draaide hij zich om en schopte hij Ch’aka zand in het gezicht in een poging hem te verblinden, maar de slavenhouder zwaaide zijn kruisboog omlaag en legde een stalen pijl op en Jason moest weer voor zijn leven rennen. Zwaar hijgend joeg Ch’aka hem weer na.
Jason werd moe en hij wist dat dit het beste tijdstip was om een tegenaanval te doen. De slaven waren uit het gezicht en het zou een gevecht worden tussen hen alleen. Hij klom een brokkelige rotshelling op, draaide zich plotseling om en sprong omlaag. Ch’aka werd volkomen verrast en hij had zijn knuppel maar half opgeheven toen Jason bovenop hem terecht kwam en hij zwaaide hem in het wilde weg. Jason dook onder de slag door en gebruikte het moment van Ch’aka om hem op de grond te gooien toen hij de knuppelarm greep en hard trok.
Met zijn gezicht omlaag sloeg de man tegen de stenen en Jason zat al op zijn rug terwijl hij nog viel en grabbelde naar zijn kin. Hij haalde zijn vingers open aan een ketting van scherpe tanden, toen had hij de dikke baard van de man te pakken en hij trok het hoofd achterover. Een enkel lang ogenblik was Ch’aka’s hoofd achterovergestrekt voor hij zich kon losrukken en omrollen en in dat ogenblik stak Jason de scherpe hoorn diep in het zachte vlees van de keel. Heet bloed spoot over zijn hand. Ch’aka schudde afschuwelijk onder hem heen en weer en stierf.
Jason klom overeind; hij was plotseling doodop. Hij was alleen met zijn slachtoffer. De koude wind blies om hen heen, voerde kleine korreltjes ritselend zand mee en koelde zijn zweterige lichaam af. Hij zuchtte een keer, veegde zijn bloedige handen af aan het zand en begon het lichaam uit te kleden. De schelphelm zat met dikke banden over het hoofd van de dode man en toen hij ze losknoopte en de helm wegtrok zag hij dat Ch’aka al ver over de middelbare leeftijd was. In zijn baard zaten al een paar grijze plekken en zijn karige haar was helemaal grijs; zijn gezicht en zijn kalende hoofd waren lijkbleek geworden onder de allesbedekkende helm.
Het kostte heel wat tijd om de huiden en de wapenrusting los te krijgen en zelf aan te trekken, maar eindelijk was hij klaar. Onder de met tanden bezette huidrepen om de voeten van Ch’aka zaten Jasons schoenen; vies maar onbeschadigd, en Jason trok ze verheugd aan. Hij schuurde de helm uit met zand en toen hij hem eindelijk had opgezet was Ch’aka herboren. Het lichaam op het zand was gewoon een dode slaaf. Jason groef een ondiep graf, legde het lijk erin en bedekte het.
Toen beende hij, met wapens, tassen en kruisboog behangen en de knuppel in zijn hand, terug naar de wachtende slaven. Zodra hij verscheen krabbelden ze overeind en gingen in de rij staan. Jason zag dat Ijale bezorgd naar hem keek en probeerde te ontdekken wie het gevecht had gewonnen.
“Een-nul voor het bezoekende elftal,” riep hij uit en ze gaf hem een klein, bang lachje en draaide zich om. “Allemaal omdraaien en dezelfde weg terug. Er breekt een nieuwe tijd aan voor jullie slaven. Ik weet dat jullie dit nog niet geloven, maar er staan jullie een paar grote veranderingen te wachten.”
VI
Die avond maakten ze een vuur op het strand en Jason ging met zijn rug naar de veilige zee zitten. Hij zette zijn helm af — hij kreeg hoofdpijn van dat ding — en riep Ijale bij zich.
“Ik hoor Ch’aka. Ik gehoorzaam.”
Ze holde haastig naar hem toe en liet zich in het zand vallen terwijl ze haar huiden opzij trok.
“Wat een opvatting heb jij over de mannen!” barstte Jason uit. “Ga zitten — ik wil alleen maar met je praten. En ik heet Jason geen Ch’aka!”
“Ja Ch’aka,” zei ze met een vlugge blik op zijn blote gezicht. Toen draaide ze zich weer om. Hij gromde en duwdede mand met krenoj naar haar toe.
“Ik kan zien dat het niet makkelijk zal zijn deze maatschappij te veranderen. Vertel me eens, verlang jij of een van de anderen er nooit naar vrij te zijn?”
“Wat is vrij?”
“Tja — ik neem aan dat dat mijn vraag wel beantwoordt. Vrij is wat je bent als je geen slaaf bent, maar ook geen slavenhouder, vrij om te gaan waar je wilt en te doen wat je wilt.”
“Dat zou ik niet willen.” Ze huiverde. “Wie zou er voor me zorgen? Hoe zou ik krenoj kunnen vinden? Alleen met een heleboel mensen samen kan je krenoj vinden — één alleen zou verhongeren.”
“Als je vrij bent kan je samengaan met andere vrije mensen en samen naar krenoj zoeken.”
“Dat is stom. Wie er een vond zou hem zelf opeten en niet delen tenzij hij door zijn meester werd gedwongen. Ik eet graag.”
Jason krabde in zijn baardstoppels. “We eten allemaal graag, maar dat betekent niet dat we slaven moeten zijn. Maar ik kan wel zien dat ik, tenzij er een paar radicale veranderingen in deze omgeving komen niet veel geluk zal hebben bij het vrijmaken van mensen en ik kan beter alle voorzorgsmaatregelen nemen die Ch’aka ook nam teneinde in leven te blijven.”
Hij pakte zijn knuppel en liep de duisternis in. Zwijgend liep hij in een grote boog om het kamp heen tot hij een goed heuveltje vond met gladde kanten. Op de tast haalde hij de kleine piketjes uit de zak en stak hij ze in rijen in de grond. Toen legde hij voorzichtig de leren draden in de gevorkte uiteinden. De einden van de draden werden vastgemaakt aan zeer nauwkeurig uitgebalanceerde ijzeren belletjes die bij de geringste aanraking rinkelden. Zo beschermd ging hij midden in zijn waarschuwende spinnenweb liggen en lag hij gespannen te wachten tot de belletjes zouden gaan rinkelen.
’s Morgens liepen ze verder. Ze kwamen bij de grenshoopen toen de slaven stopten beval Jason hen er voorbij te gaan. Dat deden ze met genoegen en ze verheugden zich al op het bijwonen van een goed gevecht om het bezit van het geschonden land. Toen ze later op de dag in de verte de andere rij slaven zagen, ging hun hoop in vervulling want er maakte zich een gestalte los uit de rij die op hen afrende.
“Pest aan je Ch’aka!” schreeuwde Fasimba terwijl hij kwam aanrennen, maar dit keer meende hij wat hij zei. “Je bent op mijn grond, ik zal je vermoorden!”
“Nog niet,” riep Jason. “En pest aan je Fasimba, het spijt me dat ik de formaliteiten vergat. Ik wil helemaal je land niet en de oude overeenkomst of wat dan ook, is nog steeds van kracht. Ik wil alleen maar met je praten.”
Fasimba stond stil, maar hij hield zeer achterdochtig zijn stenen hamer bij de hand. “Je hebt een nieuwe stem Ch’aka.”
“Ik ben nieuwe Ch’aka; oude Ch’aka bemest nu de madeliefjes. Ik wil een slaaf met je ruilen en dan gaan we.”