Выбрать главу

“Aan het recht valt niet te ontkomen, Jason. Ik ben het en ik heb je een paar ernstige vragen te stellen.”

Jason kreunde nog eens. “Ik hoor het al, je bent het echt. Zelfs in een nachtmerrie zou ik zulke woorden niet durven bedenken. Maar voor je de vragen gaat stellen; hoe denk je erover om me wat over de omstandigheden hier te vertellen? Jij moet toch iets weten aangezien je al langer slaaf bent bij de d’zertanoj dan ik.”

Jason besefte dat de pijn in zijn polsen werd veroorzaakt door zware ijzeren banden. Er liep een ketting door die was bevestigd aan een dikke houten balk waar zijn hoofd op had gelegen. “Waarom zijn die kettingen — hoe is de gastvrijheid hier?”

Mikah gaf geen gehoor aan de uitnodiging om belangrijke inlichtingen te geven en hij keerde onverzettelijk weer naar zijn eigen onderwerp terug.

“Toen ik je voor het laatst zag was je een slaaf van Ch’aka en vannacht werd je met de andere slaven van Ch’aka binnengebracht en aan de balk geketend terwijl je bewusteloos was. Naast mij was een lege plaats en ik zei dat ik voor je zou zorgen als ze je daar vastmaakten en dat deden ze. Nu moet ik iets weten. Voor ze je uitkleedden, zag ik dat je de wapenrusting en de helm van Ch’aka droeg. Waar is hij — wat is er met hem gebeurd?”

“Ik Ch’aka,” kraste Jason en zijn keel was zo droog dat hij een hoestbui kreeg. Hij nam een grote slok water uit de kom. “Dat klinkt erg wraakgierig, Mikah, ouwe bedrieger. Waar blijf je nou met je draai-de-andere-wang-toe geklets? Vertel me niet dat je de man misschien haat alleen maar omdat hij je op je hoofd heeft geslagen, je schedel heeft gekneusd en je verkocht heeft als een waardeloze slaaf? Als je bij geval over deze onrechtvaardigheid hebt ingezeten, kan je nu gerust zijn omdat de slechte Ch’aka niet meer bestaat. Hij ligt begraven in de ongebaande wildernis en nadat alle sollicitanten beoordeeld waren kreeg ik het baantje.”

“Heb je hem gedood?”

“Om je de waarheid te zeggen — ja. En denk maar niet dat het makkelijk was, want hij had alle voordelen aan zijn kant en ik had alleen maar mijn aangeboren vindingrijkheid, die gelukkig voldoende bleek. Het was nog eventjes op het kantje af, want toen ik hem in zijn slaap probeerde te vermoorden —”

“Toen je wat?” onderbrak Mikah.

“Hem ’s nachts besloop. Je denkt toch zeker niet dat iemand bij zijn volle verstand zo’n monster openlijk zou aanvallen, wel? Hoewel het daar toch op neerkwam omdat hij een paar aardige apparaatjes had om in het donker mensen in de gaten te houden. Kort en goed, we vochten, ik won en ik werd Ch’aka hoewel mijn regeringsperiode niet lang was en ook niet roemrijk. Ik heb je tot aan de woestijn gevolgd, waar ik keurig werd gevangen door een slimme oude vogel die Edipon heet, die mij in rang verlaagde en ook al mijn slaven afpakte. Dat is mijn hele verhaal. Vertel me dus nu het jouwe — waar we zijn, wat er hier aan de hand is —”

“Moordenaar! Slavendrijver!” Mikah schoof zover mogelijk achteruit en wees met een beschuldigende vinger naar Jason. “Er moeten nog twee belastende feiten aan je lijst van wandaden worden toegevoegd. Ik word er misselijk van Jason, als ik bedenk dat ik je ooit aardig vond en je hebproberen te helpen. Ik zal je nog steeds helpen, maar alleen maar om in leven te blijven zodat ik je mee terug kan nemen naar Cassylia om daar veroordeeld en terechtgesteld te worden.”

“Dat is een aardig voorbeeld van eerlijke en onpartijdige rechtspraak — veroordeling en terechtstelling.” Jason hoestte weer en dronk de kom leeg. “Heb je nooit gehoord van aangenomen onschuld tot het tegendeel is bewezen? Dat is toevallig de spil waar alle rechtskunde om draait. En hoe zou jij het ooit kunnen rechtvaardigen dat ik op Cassylia terecht sta voor dingen die op deze planeet zijn voorgevallen — handelingen die hier geen misdaden zijn? Dat is net zoiets als een kannibaal bij zijn stam vandaan halen en hem ter dood te brengen wegens het eten van mensen.”

“Waarom zou dat verkeerd zijn? Het eten van mensenvlees is zo’n walgelijke misdaad dat ik huiver als ik eraan denk. Natuurlijk moet iemand die dat doet ter dood worden veroordeeld.”

“Als hij door de keukendeur binnenglipt en een van je familieleden opeet, heb je inderdaad reden om iets te ondernemen. Maar niet als hij samen met de rest van zijn vrolijke stam een geroosterde vijand oppeuzelt. Zie je niet hoe duidelijk het is — menselijk gedrag kan alleen worden beoordeeld in het licht van zijn omgeving. Gedrag is betrekkelijk. De kannibaal is in zijn gemeenschap net zo moreel verantwoord als de kerkganger in de jouwe.”

“Lasteraar! Misdaad is misdaad! Er zijn morele wetten die boven elke menselijke gemeenschap uitgaan.”

“O nee, die zijn er niet. Dat is juist het punt waarop jouw middeleeuwse zedenleer misgaat. Alle wetten en opvattingen zijn historisch en betrekkelijk, niet absoluut. Ze hebben betrekking op hun bepaalde tijdperk en omgeving; als ze uit hun verband worden gehaald verliezen ze hun belang. Binnen het verband van deze viezige gemeenschap heb ik zeer rechtschapen en eerlijk gehandeld. Ik probeerde mijn meester te vermoorden — wat de enige manier is waarop een eerzuchtige jongeman in deze harde wereld vooruit kan komen, en wat ongetwijfeld de manier was waarop Ch’akavroeger dit baantje heeft gekregen. De moordpoging liep op niets uit, maar het gevecht niet, en het resultaat was hetzelfde. Toen ik eenmaal aan de macht was, zorgde ik goed voor mijn slaven hoewel ze dat natuurlijk niet waardeerden aangezien ze niet wilden dat er goed voor hen werd gezorgd: ze wilden alleen mijn baantje, omdat dat de wet van het land is. Het enige dat ik echt verkeerd heb gedaan was het feit dat ik mijn plichten als slavenhouder niet nakwam en ze niet eeuwig langs de kust heen en weer heb laten lopen. In plaats daarvan ging ik jou zoeken, liep in de val en kwam weer onder het juk van de slavernij, waar ik ook hoor voor het uithalen van zo’n stomme streek.”

De deur vloog open en fel zonlicht stroomde het raamloze gebouw binnen. “Opstaan slaven!” schreeuwde een d’zertano door de opening naar binnen.

Een koor van gekreun en geschuifel brak los toen de mannen tot leven kwamen. Nu zag Jason dat hij met twintig andere slaven aan de lange balk zat geketend, kennelijk de stam van een behoorlijk grote boom. De man die aan het verste eind zat was kennelijk een soort opzichter want hij vloekte en dreef de anderen overeind. Toen ze allemaal stonden snauwde hij met donderende stem bevelen.

“Vooruit, vooruit! Wie het eerst komt krijgt het beste voedsel. En vergeet je kom niet. Stop hem goed weg zodat hij niet kan vallen. Denk eraan, de hele dag geen eten en drinken als je geen kom hebt. En laten we vandaag allemaal meewerken; ieder draagt zijn eigen stuk, dat is de enige manier. Dat geldt voor jullie allemaal, in het bijzonder voor de nieuwe mannen. Geef ze hier het werk van een dag en dan geven ze jou een dag te eten…”

“Hou toch je kop!” riep iemand.

“…en daar kan je niet over klagen,” ging de man onverstoorbaar verder. “Nou allemaal samen… een… bukken en de balk vastgrijpen, hou stevig vast en… twee… optillen, dat is de manier. En… drie… rechtop, en daar gaan we de deur door.”

Ze schuifelden naar buiten in het zonlicht en de koude ochtendwind beet door de Pyrraanse overall en de resten van de leren omhulsels van Ch’aka die Jason had mogen houden. Zijn bewakers hadden de windsels eronder laten zitten en hadden dus zijn schoenen niet gevonden. Dit was het enige lichtpuntje in de toekomst die er verder zeer somber uitzag. Jason probeerde dankbaar te zijn voor kleine vreugden, maar hij kon alleen maar bibberen. Deze toestand moest zo snel mogelijk worden gewijzigd want hij had zijn tijd als slaaf op een achterlijke planeet nu wel uitgediend en hij was voor betere dingen voorbestemd.

Op een bevel lieten de slaven de balk tegen de muur van het erf vallen en gingen ze erop zitten. Als een stelletje armoedige bedelaars hielden ze de kommen voor zich en ze kregen allemaal een schep lauwe soep van een andere slaaf die een tobbe op wieltjes voortduwde; hij was aan de tobbe vastgeketend. Jasons eetlust verdween toen hij het brouwsel proefde. Het was krenosoep en de woestijnwortels smaakten nog viezer — hij had niet gedacht dat het mogelijk was — als ze tot soep werden verwerkt. Maar het overleven was belangrijker dan kieskeurigheid, dus slikte hij het vieze spul naar binnen.