Na het ontbijt liepen ze het hek uit naar een ander terrein en Jasons zorgen maakten plaats voor een gretige belangstelling. Midden op het terrein stond een grote kaapstander; de eerste groep slaven was al bezig het eind van hun balk daarin te steken. Jasons groep en nog twee anderen, schuifelden naar hun plaats en staken hun balk er ook in waardoor de kaapstander een wiel met vier spaken werd. Een opzichter schreeuwde en de slaven kreunden en duwden uit alle macht tegen de spaken tot ze in beweging kwamen; toen liepen ze langzaam rond en hielden het wiel in beweging.
Toen dit moeizame werk eenmaal aan de gang was richtte Jason zijn aandacht op het primitieve mechanisme dat zij van kracht voorzagen. Een verticale schacht van de kaapstander draaide een krakend houten wiel rond dat een reeks leren riemen in beweging zette. Sommige daarvan verdwenen door openingen in een groot stenen gebouw, terwijl de sterkste riem de tuimelarm ronddraaide van iets dat alleen maar een tegenwichtpomp kon zijn. Dit alles leek een tamelijk oneconomische manier om water omhoog te pompen, aangezien er toch wel natuurlijke bronnen of meren in de buurt moesten zijn. De doordringende geur die over het terrein hing was erg vertrouwd en Jason had net de conclusie getrokken dat het voorwerp van hun arbeid geen water kon zijn toen de standpijp van de pomp een diep gorgelend geluid liet horen en er een dikke zwarte stroom uit-borrelde.
“Petroleum — natuurlijk!” zei Jason hardop. Toen de opzichter hem kwaad aankeek en dreigend met de zweep klapte boog hij zich weer over de balk. Dit was het geheim van de d’zertanoj en hun krachtbron.
Boven de ommuring uit torenden hoge heuvels en vlakbij waren bergen te zien. Maar de gevangen slaven waren verdoofd zodat ze zelfs niet konden weten in welke richting ze naar deze verborgen plaats waren gebracht of hoelang de tocht duurde. Hier in deze bewaakte vallei zwoegden ze om de ruwe olie omhoog te pompen die hun meesters gebruikten om hun grote woestijnwagens van energie te voorzien. Gebruikten ze daar wel ruwe olie voor? De petroleum gorgelde nu in een dikke straal naar buiten en liep door een open goot die door de muur in hetzelfde gebouw verdween als de drijfriemen. Wat voor barbaarse duivelskunsten werden daar uitgevoerd? Boven op het gebouw stond een brede schoorsteen die zwarte rookwolken uitbraakte en uit de openingen in de muur kwam een verschrikkelijke stank die zijn schedel dreigde te lichten.
Op hetzelfde ogenblik dat hij besefte wat er in het gebouw werd gedaan ging een bewaakte deur open en kwam Edipon naar buiten die zijn neus snoot in een reusachtig vod. Het krakende wiel draaide rond en toen Jason weer rond was riep hij hem.
“Hé Edipon, kom eens hier. Ik wil met je praten. Ik ben de vroegere Ch’aka voor het geval je me zonder uniform niet herkent.”
Edipon keek hem even aan en draaide zich toen om terwijl hij zijn neus afveegde. Het was duidelijk dat hij geen enkel belang stelde in de slaven, wat ook hun positie was geweest voor hun val. De slavendrijver kwam brullend aanrennen en hief zijn zweep op terwijl Jason met het langzaam draaiende wiel verdween. Hij schreeuwde achteruit over zijn schouder.
“Luister naar me — ik weet erg veel en ik kan je helpen.” Het enige antwoord was de achterkant van een rug en de zweep floot al omlaag.
Het was tijd voor zwaarder geschut. “Je kan beter wel naar me luisteren — want ik weet dat wat er het eerst uitkomt het beste is. Oeuw!”
Dat laatste ging vanzelf toen de zweep neerknalde. Jasons woorden hadden geen enkele betekenis voor de slaven en ook niet voor de opzichter die zijn zweep al ophief voor de tweede klap, maar hun effect op Edipon was even dramatisch als wanneer hij op een gloeiende kool was gestapt. Hij stond met een schok stil en draaide zich om en zelfs op die afstand kon Jason zien dat de normale bruine kleur van zijn huid was veranderd in een ziekelijke grijze tint.
“Stop het wiel!” schreeuwde Edipon.
Dit onverwachte bevel trok ieders verbaasde aandacht. De opzichter liet met open mond zijn zweep zakken terwijl de slaven struikelden en stilstonden en het wiel kreunend tot stilstand kwam. In de plotselinge stilte waren Edipons stappen duidelijk te horen toen hij naar Jason toe rende; vlak voor hem bleef hij staan met zijn lippen opgetrokken van spanning alsof hij op het punt stond Jason te bijten.
“Wat zei je daar?” Hij beet Jason de woorden toe terwijl zijn vingers al half een mes uit zijn gordel plukten.
Jason glimlachte. Hij zag er heel wat kalmer uit en hij gedroeg zich heel wat rustiger dan hij zich voelde. Zijn pijl had doel getroffen, maar als hij niet voorzichtig te werk ging zou het mes van Edipon ook doel treffen — in Jasons buik. Dit was kennelijk een heel teer punt.
“Je hebt gehoord wat ik zei — en ik denk niet dat je me het wilt laten herhalen met al die vreemden erbij. Ik weetwat er hier gebeurt want ik kom van ver weg, waar we voortdurend dergelijke dingen doen. Ik kan je helpen. Ik kan je laten zien hoe je meer van de goede kwaliteit kan krijgen en hoe je de karoj beter kunt laten werken. Probeer het maar. Maar maak me eerst eens los van die balk en laten we op een rustig plekje eens een gezellig babbeltje maken.”
Het was duidelijk wat Edipon dacht. Hij kauwde op zijn lip en keek Jason woest aan terwijl hij de snede van zijn mes bevoelde. Jason glimlachte uiterst onschuldig naar hem en trommelde vrolijk met zijn vingers op de balk alsof hij gewoon stond te wachten tot hij werd losgemaakt. Maar ondanks de kou liep er een straaltje zweet over zijn ruggengraat. Hij had alles op één kaart gezet — het verstand van Edipon — omdat hij geloofde dat zijn nieuwsgierigheid het zou winnen van zijn eerste verlangen de slaaf die zoveel over zulke geheime dingen wist de mond te snoeren. Hij hoopte dat hij zich zou herinneren dat slaven altijd nog konden worden gedood, en dat het geen kwaad kon eerst een paar vragen te stellen. De nieuwsgierigheid won en het mes gleed terug in de schede. Jason zuchtte opgelucht. Dat was teveel op het kantje, zelfs voor een beroepsgokker; hij speelde niet graag om zulke hoge inzetten als zijn eigen leven.
“Maak hem los van de balk en breng hem bij me,” beval Edipon. Toen liep hij opgewonden weg. De andere slaven keken met grote ogen toe toen de smid werd gehaald en met verwarring en geschreeuw werd Jasons ketting van de balk losgemaakt waar hij aan de zware ring vastzat.
“Wat doe je?” vroeg Mikah en een van de bewakers sloeg hem tegen de grond. Jason lachte alleen maar en hield zijn vinger voor zijn lippen, toen zijn ketting los was en hij werd weggevoerd. Hij was niet meer geketend en dat zou zo blijven als hij Edipon ervan kon overtuigen dat hij van meer nut was bij iets anders dan dom krachtwerk.
In de kamer waar ze hem heenbrachten zag hij voor het eerst tekenen van versiering of zelfexpressie op deze planeet. Het meubilair was met zorg gemaakt, met hier endaar wat snijwerk om het te verfraaien en er lag een geweven kleed over het bed. Edipon stond bij een tafel en trommelde zenuwachtig met zijn vingers op het gladde donkere oppervlak.
“Maak hem vast,” beval hij de bewakers en Jason werd vastgezet aan een stevige ring die uit de muur stak. Zodra de bewakers weg waren ging Edipon vlak voor Jason staan en trok hij zijn mes. “Zeg me wat je weet of ik steek je meteen neer.”
“Mijn verleden is een open boek voor je Edipon. Ik kom uit een land waar we alle geheimen van de natuur kennen.”
“Hoe heet dat land? Ben je een spion uit Appsala?”
“Dat kan moeilijk, aangezien ik nog nooit van die plaats heb gehoord.” Jason trok aan zijn onderlip en vroeg zich af hoe intelligent Edipon nou precies was en hoeveel hij van de waarheid zou vertellen. Dit was niet het tijdstip om in leugens over de geografie van de planeet verzeild te raken; het zou misschien het beste zijn als hij het met een klein stukje van de waarheid probeerde.