Narsisi trok zich razend en mopperend terug, terwijl Jason bij de oliekachel de volgende stap stond te bedenken. Het had een groot deel van de dag gekost om balken neer te leggen als rollers en de verzegelde machine naar buiten te duwen de zandige vallei in, ver van de nederzetting bij de bron; voor een experiment waarbij een vergissing een wolk gifgas kon doen ontsnappen was ruimte nodig. Zelfs Edipon had daar eindelijk de zin van ingezien, hoewel hij geneigd was de proefnemingen zeer geheim te laten uitvoeren achter gesloten deuren. Hij had pas zijn toestemming gegeven toen er wanden van huiden waren geplaatst die een ruimte insloten die kon worden bewaakt; het was slechts toeval dat ze tegelijk een zeer welkom windscherm vormden.
Na heel wat geharrewar waren de rammelende kettingen en boeien van Jasons armen verwijderd en vervangen doorlichtgewicht beenkluisters. Hij kon alleen schuifelend lopen, maar zijn armen waren helemaal vrij; dit was een grote verbetering na de kettingen, ook al stond een van de broers op wacht met een gespannen kruisboog als Jason niet vastzat. Nu moest hij wat gereedschap zien te krijgen en enig idee over de technische kennis van deze mensen voor hij verder kon; wat inhield dat er nog een gevecht moest worden gevoerd over hun dierbare geheimen.
“Vooruit,” riep hij tegen zijn bewaker, “laten we Edipon opzoeken en hem nog een beetje meer buikpijn bezorgen.” Na zijn aanvankelijke geestdrift beleefde de leider van de d’zertanoj weinig vreugde aan zijn nieuwe project.
“Je hebt een eigen kamer,” mopperde hij tegen Jason, “en de slavin om voor je te koken en ik heb net toestemming gegeven dat de andere slaaf je mag helpen. Nu vraag je nog meer — wil je me soms straatarm hebben?”
“Laten we niet teveel overdrijven. Ik wil alleen maar wat gereedschap om met mijn werk door te kunnen gaan en een kijkje in jullie werkplaats of waar jullie het mechanische werk doen. Ik moet enig begrip hebben van de manier waarop jullie mechanische problemen oplossen voor ik aan die toverdoos daar in de woestijn kan beginnen.”
“Verboden toegang.”
“De voorschriften worden vandaag als strootjes doormidden gebroken, dus kunnen we net zo goed even doorgaan en er nog een paar om zeep helpen. Wil je me voorgaan?”
De wachters openden onwillig de deur van het raffineergebouw voor Jason en overal zag hij bezorgde gezichten en hoorde hij gerammel van sleutels. Een groepje oudere d’zertanoj die naar oliedamp stonken kwamen naar buiten en begonnen luidkeels te redetwisten met Edipon, die uiteindelijk zijn wil doordreef. Jason werd weer geketend en even zwaar bewaakt als een misdadiger het duistere gebouw ingeleid; maar de inventaris daarvan viel zo tegen dat hij er moedeloos van werd.
“Echt handwerk,” spotte Jason en hij gaf een schop tegen een kist vol handgesmeed gereedschap. Het was zeer grof werk, het produkt van een soort gemechaniseerd stenen tijdperk. De raffineerretort was moeizaam uit koperen platen geklopt en onhandig aan elkaar geklonken. Hij lekte verschrikkelijk, net als de gesoldeerde naden van de met de hand gevormde pijp. Het gereedschap bestond voor het grootste deel uit smidshamers en tangen om dingen te verhitten en er op het aambeeld iets van te maken. De enige dingen die Jason weer wat opvrolijkten waren de massieve boormachine en de draaibank die door de met slavenkracht bewogen riemen werd aangedreven. In de beitelhouder van de draaibank zat een stuk hard mineraal dat uitstekend door het gehamerde ijzer en het zachte staal heensneed. En de schroefdraadvoorloop van de beitel, die ze gebruikten om de grote bouten en moeren te maken waarmee de wielen van de karoj aan hun assen vastzaten, vrolijkte hem nog meer op.
Het had erger kunnen zijn. Jason zocht de kleinste en meest handzame stukken gereedschap uit en legde ze apart om ze de volgende dag te gebruiken. Het was nu bijna donker en vandaag werd er niet meer gewerkt. De zwaar bewapende optocht verliet het gebouw weer net zoals ze waren gekomen, en twee bewakers brachten hem naar de hokkige kamer die zijn slaapvertrek zou zijn. Achter hem viel de zware grendel met een klap dicht en hij kromp ineen onder de dikke oliewalm waar het licht van de eenpitslamp nauwelijks doorheen priemde.
Ijale zat bij de kleine oliekachel gehurkt en kookte iets in een stenen pot. Ze keek op, glimlachte aarzelend naar Jason en draaide zich toen weer vlug naar de kachel. Jason liep naar haar toe, snoof en huiverde.
“Wat een feestmaal. Krenosoep en naar ik aanneem daarna verse krenoj en krenosla. Morgen zal ik eens zien wat variatie in het dieet te brengen.”
“Ch’aka is groot,” fluisterde ze zonder op te kijken. “Ch’aka is machtig…”
“Ik heet Jason; ik raakte het Ch’aka baantje kwijt toen zij mijn uniform uittrokken.”
“…Jason is machtig dat hij de d’zertanoj kan betoveren en ze kan laten doen wat hij wil. Zijn slaaf dankt hem.”
Hij hief haar kin omhoog en de domme gehoorzaamheid in haar ogen deed hem ineen krimpen. “Kunnen we die slavernij niet vergeten? We zitten samen in hetzelfde schuitje en we zullen er samen proberen uit te komen.”
“We zullen ontsnappen, ik weet het. Jij zal alle d’zertanoj doden en je slaven bevrijden en ons weer naar huis brengen waar we kunnen marcheren en krenoj zoeken, ver weg van dit verschrikkelijke oord.”
“Sommige meisjes zijn erg gauw tevreden. Dat is ongeveer wat ik van plan was, behalve dan dat we als we eenmaal vrij zijn de andere kant opgaan, zover mogelijk bij jouw krenovolk vandaan.”
Ijale luisterde aandachtig, roerde met een hand in de soep en krabde met haar andere hand onder haar leren omhulsels. Jason merkte dat hij ook stond te krabben en aan de zere plekken op zijn huid voelde hij dat hij al heel wat had afgekrabd sinds hij op deze ongastvrije planeet uit de oceaan was gesleept.
“Genoeg is genoeg!” barstte hij uit en hij begon op de deur te timmeren. “Deze plek is ver van de beschaafde wereld die ik ken, maar dat is geen reden om je het niet zo gemakkelijk mogelijk te maken.” Aan de buitenkant van de deur ratelden kettingen en grendels en Narsisi stak zijn sombere hoofd naar binnen.
“Waarom roep je? Wat is er verkeerd?”
“Ik heb water nodig. Een heleboel.”
“Maar je hebt water,” zei Narsisi verbaasd en hij wees naar een stenen kruik in de hoek. “Er is daar water genoeg voor dagen.”
“Volgens jouw opvattingen Nars, ouwe jongen, niet volgens die van mij. Ik wil minstens tien keer zoveel en nu meteen. En zeep, als jullie dat tenminste hebben op deze barbaarse wereld.”
Het kostte heel wat moeite maar Jason kreeg eindelijk zijn zin door te verklaren dat hij het water nodig had voor godsdienstige riten, om zich ervan te verzekeren dat hij morgen niet zou falen bij het werk. Het kwam in een zeer gevarieerde verzameling vaten samen met een ondiepekom krachtige zachte zeep.
“Aan de slag,” grinnikte Jason. “Trek je kleren uit — ik heb een verrassing voor je.”
“Ja, Jason,” zei Ijale gelukzalig en ze ging op haar rug liggen.
“Nee! Je gaat in bad. Weet je niet wat een bad is?”
“Nee,” zei ze en ze huiverde. “Het klinkt akelig.”
“Hierheen en trek die kleren uit,” beval hij terwijl hij in een gat in de vloer porkte. “Dit zal de afvoer wel zijn, het water liep tenminste weg toen ik er wat ingoot.” Het water werd op de kachel gewarmd, maar Ijale zat nog steeds tegen de muur gedrukt en bibberde toen hij het over haar heengoot. Ze schreeuwde toen hij de glibberige zeep in haar haar wreef, maar hij ging gewoon door met zijn hand over haar mond zodat ze niet de bewakers zou alarmeren. Hij wreef de zeep ook in zijn eigen haar en zijn hoofdhuid prikte weldadig onder de verfrissende behandeling. Er raakte ook wat zeep in zijn oren waardoor hij minder scherp hoorde en zodoende merkte hij pas dat de deur open was toen Mikah een schorre kreet liet horen. Hij stond in de deuropening te wijzen en te schudden van woede, en Narsisi stond achter hem en tuurde geboeid over Mikahs schouder naar deze vreemde godsdienstige rite. “Vernedering!” donderde Mikah. “Jij dwingt dit arme wezen zich aan je wil te onderwerpen, je vernedert haar, je kleedt haar uit en je kijkt naar haar hoewel je geen wettige huwelijksband met haar hebt.” Hij schermde zijn ogen af met een opgeheven arm. “Jij bent slecht Jason, een kwade duivel en je moet worden terechtgesteld.”