“Genoeg voor vandaag,” zei Jason terwijl hij uit de kuil klom en zijn handen afsloeg. Het was nu bijna donker. “We hebben voor het ogenblik genoeg bereikt en ik wil eerst wat nadenken voor ik verderga. Tot dusver hebben we geluk gehad, maar ik denk niet dat het zo makkelijk zal blijven. Ik hoop dat je je koffer hebt meegenomen Mikah, omdat je bij mij intrekt.”
“Nooit! Een poel van zonden, verdorvenheid…”
Jason keek hem kil aan en bij ieder woord dat hij sprak prikte hij hem met zijn vinger in de borst om het beter te laten doordringen: ’Jij trekt bij mij in omdat dat noodzakelijk is voor onze plannen. En als jij niet meer over mijn morele zwakheden praat, zal ik niet meer over de jouwe praten. Kom mee.”
Het leven met Mikah Samon was zeer vermoeiend, maar het was nog net draaglijk. Mikah liet Ijale en Jason met hun gezicht tegen de verste muur staan en ze moesten beloven dat ze niet zouden kijken terwijl hij achter een scherm van huiden een bad nam. Dat deden ze, maar Jason nam een beetje wraak door Ijale moppen te vertellen zodat ze samen stonden te giechelen en Mikah vast en zeker zoudenken dat ze om hem lachten. Na het bad bleef het scherm staan en het werd zelfs nog versterkt en Mikah trok zich erachter terug om te gaan slapen.
De volgende morgen begon Jason aan de onderkant van de bodemplaat terwijl de bewakers angstig toekeken. Hij had er bijna de hele nacht over nagedacht en hij probeerde meteen zijn theorieën uit. Als hij hard op het mes drukte kon hij een vrij diepe groef in het metaal maken. Het was niet zo zacht als het soldeer, maar het leek op een eenvoudige legering met een flink percentage lood. Wat zou daaronder zitten? Voorzichtig kraste hij met de punt van het mes een regelmatig patroon in de bodem. Het metaal was overal even dik behalve op twee plaatsen waar hij onregelmatigheden vond; middenin de rechthoekige bodem en op gelijke afstanden van alle vier zijden. Bikkend en schrapend onthulde hij twee vertrouwd uitziende vormen, elk zo groot als zijn hoofd.
“Mikah, kom eens in de kuil en kijk eens naar deze dingen. Wat zijn dat volgens jou?”
Mikah krabde in zijn baard en bevoelde ze met zijn vinger. “Er zit nog van dat metaal over. Ik ben er niet zeker van…”
“Ik vraag niet of je ergens zeker van bent — zeg gewoon maar waar ze je aan doen denken.”
“Nou — grote moeren natuurlijk. Die op het eind van bouten zijn gedraaid. Maar ze zijn zo groot…”
“Dat moet ook als de hele metalen doos erop vastzit. Ik denk dat we nu erg dichtbij het geheim van de motor zijn — en we moeten nu zeer voorzichtig te werk gaan. Ik kan nog steeds niet geloven dat het geheim zo eenvoudig is op te lossen. Ik ga een houten mal maken van de moer, daarna kunnen we een sleutel laten maken. Terwijl ik wegben blijf jij hier; hak al het metaal van de moer en uit de schroefdraad. We kunnen hier een tijdje over nadenken, maar vroeg of laat zal ik toch een van die moeren moeten losdraaien. En ik kan dat mosterdgas erg moeilijk vergeten.” Het maken van de sleutel was een klein probleempje voor de plaatselijke techniek en alle oude mannen die de eervolletitel Meester in de destilleerkunst droegen beraadslaagden erover. Een van hen was een goede smid en na een ritueel offer en een aantal gebeden schoof hij een staaf ijzer in het vuur en Jason pompte de blaasbalg op en neer tot de staaf witgloeiend was. Met veel vloeken en hamerslagen werd hij moeizaam omgevormd tot een forse steeksleutel met een gebogen kop om bij de verzonken moeren te kunnen komen. Jason verzekerde zich ervan dat de opening iets te klein was, toen nam hij de sleutel mee naar het werk en vijlde hij de bek pas. Nadat hij weer was verhit en in olie was gehard, had Jason een stuk gereedschap waarmee hij het karwei hoopte te klaren.
Edipon had de vorderingen van het werk zeker bijgehouden, want toen Jason met de sleutel terugkwam stond hij bij de motor te wachten.
“Ik ben eronder geweest,” kondigde hij aan, “en ik heb de moeren gezien die de duivelse Appsalanoj in het massieve metaal hebben verborgen. Wie had dat gedacht! Het lijkt mij nog steeds onmogelijk dat het ene metaal in het andere wordt verborgen. Hoe kan dat?”
“Makkelijk genoeg. De bodem van de afgemonteerde motor werd in een gietvorm gezet en daar werd het gesmolten dekmetaal ingegoten — Het heeft waarschijnlijk een veel lager smeltpunt dan het staal van de motor zodat het niets zou beschadigen. In de stad weten ze gewoon meer van metallurgie af en ze rekenden op jullie onwetendheid.”
“Onwetendheid? Je beledigt —”
“Ik neem het terug. Ik bedoelde alleen maar dat ze dachten dat deze list zou lukken, en aangezien dat niet het geval is, zijn zij de stommerds. Is dat naar je zin?”
“Wat ga je nu doen?”
“Ik draai de moeren los en als dat is gebeurd bestaat er een goede kans dat de gifkap los zit en er gewoon kan worden afgetild.”
“Dat is te gevaarlijk voor jou. De schoften kunnen nog wel andere valstrikken klaar hebben als de moeren los zijn. Ik zal een sterke slaaf sturen om ze los te draaien terwijl wij van een afstand toekijken. Als die doodgaat is het niet erg.”
“Ik ben geroerd door je bezorgdheid voor mijn gezondheid, maar hoe graag ik je aanbod ook zou aanvaarden, ik kan het niet. Ik heb dit ook overwogen en ik ben tot de conclusie gekomen dat dit een karweitje is dat ik zelf moet opknappen. Dat losdraaien van die moeren ziet er veel te makkelijk uit en dat maakt me achterdochtig. Ik ga het zelf doen en ik zal tegelijk naar valstrikken kijken — en dat is iets wat alleen ik kan doen. Nu stel ik voor dat jij je met de troepen terugtrekt naar een veiliger oord.” Niemand aarzelde; er ritselden vlugge voetstappen in het zand en toen was Jason alleen. De leren schermen klapperden zachtjes heen en weer in de wind en verder was het doodstil. Jason spuugde in zijn handen, onderdrukte een lichte huivering en liet zich in de kuil zakken. De sleutel paste keurig over de moer. Hij greep hem met twee handen vast, zette zich schrap tegen de wand van de kuil en begon te trekken.
En hield meteen weer op. Drie slagen draad van de bout staken onder de moer uit, keurig schoongeschraapt door de ijverige Mikah. Op een of andere manier zagen ze er helemaal verkeerd uit, hoewel hij niet precies wist waarom. Maar een vermoeden was al genoeg.
“Mikah,” riep hij, maar hij moest nog twee maal hard schreeuwen voor zijn helper voorzichtig zijn hoofd om de hoek van het scherm stak. “Wip vlug naar de petroleum-fabriek en haal een van hun bouten met een moer erop gedraaid — geeft niet hoe groot.”
Jason warmde zijn handen bij de kachel tot Mikah met de vettige bout terugkwam, toen stuurde hij hem weer naar de anderen. Terug in de kuil hield hij hem omhoog naast het uitstekende stukje van de Appsala-bout en hij schreeuwde bijna van vreugde. De draad van de motorbout had een iets andere hoek; waar de een omhoogliep liep de ander omlaag. De bout uit Appsala was andersom getapt, met een linkse draad.
In het heelal waren er evenveel verschillen in cultuur en techniek als planeten, maar een van de weinige dingen die ze allemaal gemeen hadden, een erfenis van hun aardsevoorvaderen, was een gelijkvormige schroefdraad. Jason had er nooit eerder over nagedacht, maar toen hij in gedachten zijn ervaringen op verschillende planeten naging, besefte hij dat ze allemaal hetzelfde waren. Schroeven gingen in hout, bouten in tapgaten en moeren op bouten als je ze met de klok meedraaide. Tegen de klok in gingen ze los. In zijn hand hield hij de grove d’zertano bout en moer en toen hij die probeerde, draaiden die op dezelfde manier. Maar de moer van de motor deed dat niet; die moest met de klok mee worden losgedraaid.