“Pak deze helmstok en houd hem recht en stuur om alles heen dat groot genoeg is om te worden gezien.”
Zodra de besturing was overgenomen, worstelde Jason zich terug naar de motor en sloot hij hem af; ze verminderden vaart tot ze nog stapvoets voortratelden en toen stonden ze helemaal stil. Ijale kreunde en Jason had het gevoel dat iedere centimeter van zijn lijf met hamers was bewerkt. Van achtervolgers was niets te zien; het zou minstens een uur duren voor ze voldoende druk in de karoj hadden en lopend kon niemand hun roekeloze vaart bijhouden. De lamp die hij eerder op de avond had gebruikt was tijdens de wilde rit weggeraakt, dus dook Jason een andereop van eigen makelij.
“Opstaan Snarbi,” beval hij. “Ik heb ons allemaal uit de slavernij bevrijd, en nou is het tijd dat jij eens aan je werk als gids begint, waar je me zoveel over hebt verteld. Ik heb de kans niet gekregen om koplampen op dit apparaat te bouwen, dus zal je ervoor moeten lopen met die lamp en een mooie vlakke weg uitzoeken die in de goede richting loopt.”
Snarbi klom een beetje bibberig omlaag en liep voor hen uit. Jason draaide het ventiel een klein stukje open en ze ratelden achter Snarbi aan waarbij Mikah aan het roer draaide. Ijale kroop naar Jason toe en ging tegen hem aan zitten; ze rilde van kou en angst. Hij klopte haar op de schouder.
“Kalm maar,” zei hij. “Van nu af aan is dit gewoon een plezierreisje.”
X
Ze waren nu zes dagen uit Putl’ko weg en hun voorraden waren bijna op. Toen ze eenmaal bij de bergen vandaan waren werd het land vruchtbaarder en kwamen er golvende grasvlakten met genoeg riviertjes en kuddes vee om hen in ieder geval niet te laten verhongeren. Maar het ging om de brandstof en die middag had Jason de laatste pot opengemaakt. Een paar uur voor het donker werd stopten ze, want hun verse vlees was op, en Snarbi nam de kruisboog en ging iets voor de pot schieten. Aangezien hij de enige was die ondanks zijn oogafwijking redelijk met het onhandige wapen kon omgaan, en de enige die iets van het plaatselijke wild afwist, was deze taak hem toegewezen.
Na enige tijd was zijn angst voor de karo afgenomen en zijn zelfrespect groeide, nu zijn kundigheid als jager was erkend. Hij liep arrogant het kniehoge gras in, de kruisboog over zijn schouder, en hij floot toonloos tussen zijn tanden. Jason staarde hem na en voelde zich steeds onrustiger.
“Ik vertrouw die schele huurling niet. Ik vertrouw hem voor geen seconde,” mompelde hij.
“Had je het tegen mij?” vroeg Mikah.
“Nee, maar dat kan ik nu net zo goed wel doen. Heb jij iets bijzonders opgemerkt aan het land waar we doorheenrijden, een verschil?”
“Niets. Het is een wildernis, onberoerd door mensenhanden.”
“Dan moet je blind zijn want ik heb de laatste twee dagen allerlei dingen gezien en ik weet net zo weinig van bosbouw af als jij. Ijale,” riep hij en ze keek op van de stoomketel waarop ze een dunne stamppot van hun laatste krenoj opwarmde. “Laat die rommel maar — het smaakt altijd even vies, wat je er ook mee doet, en als Snarbi geluk heeft hebben we geroosterd vlees. Vertel me eens, heb jij iets vreemds of een verschil gezien in het land waar we vandaag doorheen reden?”
“Niets vreemds, alleen tekenen van mensen. We zijn twee keer langs een plek gereden waar platgetrapt gras was en gebroken takken alsof er twee of drie dagen geleden of misschien langer, een karo was langsgekomen. En een keer langs een plek waar iemand een kookvuur had gebouwd, maar dat was erg oud.”
“Niets te zien, Mikah?” zei Jason met opgetrokken wenkbrauwen. “Kan je zien hoe een levenlang krenozoeken een zintuig ontwikkelt voor detail in het terrein.”
“Ik ben geen wilde. Je kan van mij niet verwachten dat ik op zulke dingen let.”
“Dat doe ik ook niet. Ik heb wel geleerd van jou niets dan ellende te verwachten. Maar nu zal ik je hulp wel moeten gebruiken. Dit is Snarbi’s laatste vrije avond, of hij het weet of niet, en ik wil niet dat hij vannacht op wacht staat, dus zullen jij en ik dat karwei samen opknappen.”
Mikah was verbaasd. “Ik begrijp het niet. Wat bedoel je als je zegt dat dit zijn laatste vrije avond is?”
“Dat zou langzamerhand wel duidelijk moeten zijn, zelfs aan jou, nadat je hebt gezien hoe de sociale ethica op deze planeet functionneert. Wat dacht je dat we gingen doen als we in Appsala kwamen — achter Snarbi aanlopen als schapen naar de slachtbank? Ik heb er geen idee van wat hij in zijn schild voert; ik weet alleen maar dat hij iets van plan is. Als ik hem iets over de stad vraag, antwoordt hij alleen maar in gemeenplaatsen. Hij is natuurlijk een huurling die niet zo erg veel van de details weet, maar hij moet veel meer weten dan hij ons vertelt. Hij zegt dat we nog vier dagen van de stad af zijn. Ik vermoed dat het er niet meer dan een of twee zijn. Ik ben van plan hem morgenochtend te grijpen en vast te binden, dan rijden we naar die heuvels daar en zoeken we een plekje om ons te verstoppen. Ik zal een paar boeien versieren voor Snarbi zodat hij niet weg kan en dan zal ik de stad eens verkennen.”
“Jij gaat deze arme man ketenen, je maakt een slaaf van hem zonder enige reden.”
“Ik maak geen slaaf van hem, ik ga hem alleen maar vastbinden om er zeker van te zijn dat hij ons niet in een val lokt waar hijzelf voordeel van heeft. Deze opgevoerde karo is waardevol genoeg om elke inboorling te verleiden en als hij mij kan verkopen als een werktuigkundige slaaf is hij binnen.”
“Daar wil ik niets van horen,” bulderde Mikah. “Jij veroordeelt de man zonder enige reden, alleen maar op grond van jouw kwaaddenkende vermoedens. Oordeel niet opdat gij zelf niet veroordeeld wordt! En je bent bovendien nog een hypocriet, want ik herinner me heel goed dat je mij vertelde dat iemand onschuldig is tot het bewijs van zijn schuld is geleverd.”
“Nou, als je zo wilt stellen, is deze man schuldig, in zo verre dat hij een lid is van deze verpauperde maatschappij, wat betekent dat hij in bepaalde omstandigheden altijd op een bepaalde manier zal handelen. Heb je dan nog niets over deze mensen geleerd?… Ijale!” Ze keek op van haar kreno waar ze tevreden op zat te knabbelen en ze had kennelijk niet naar de discussie geluisterd. “Zeg me eens, wat denk jij ervan? Binnenkort komen we bij een plaats waar Snarbi vrienden heeft, of mensen die hem zullen helpen. Wat denk je dat hij zal doen?”
“De mensen die hij kent gedag zeggen? Misschien geven ze hem wel een kreno.” Ze glimlachte tevreden over haar antwoord en nam weer een hap.
“Dat is niet precies wat ik bedoelde,” zei Jason geduldig. “Wat doet hij als wij met zijn drieën bij hem zijn als we bij de mensen komen en de mensen zien ons en de karo…”
Ze ging verschrikt rechtop zitten. “We kunnen niet met hem meegaan! Als hij daar kennissen heeft zullen ze met ons vechten, ons tot slaven maken en de karo afpakken. Je moet Snarbi onmiddellijk doden.”
“Bloeddorstige heiden…” begon Mikah op zijn meest dreigende toon, maar hij hield zijn mond toen hij zag dat Jason een zware hamer pakte.
“Begrijp je het nou nog niet?” vroeg Jason. “Als ik Snarbi vastbind, pas ik me alleen maar aan bij een plaatselijke ethische code, zoals het groeten in het leger of het niet met de vingers eten in deftig gezelschap. Eigenlijk ben ik een beetje slordig want volgens de gewoonte hier zou ik hem eigenlijk moeten doden voor hij het ons lastig kan maken.”