Kerk was de enige die notitie van hem nam — alleen maar om hem te bevelen naar een versnellingsbank te gaan.
Meta’s landingen waren oneindig veel slechter dan haar starts. In ieder geval toen ze landde op Pyrrus. Er waren plotselinge versnellingsvlagen in iedere richting. Eenmaal was er een vrije val die eindeloos leek. Er waren luide doffe slagen tegen de romp, die het hele frame van het schip deden schudden. Het leek meer op een veldslag dan op een landing en Jason was benieuwd hoeveel daar van waar was. Toen het schip eindelijk landde, merkte Jason het zelfs niet. De constante twee-G voelde aan als vertraging. Alleen het afnemend gedreun van de machines van het schip overtuigde hem ervan dat ze op de grond stonden. Losmaken van de gespen en rechtop gaan zitten was een enorme inspanning.
Twee-G leek toch niet zo erg. In ’t begin dan. Lopen vereiste dezelfde inspanning als het dragen van een man van zijn eigen gewicht op zijn schouders. Toen Jason zijn arm optilde om de deur te ontgrendelen was de arm even zwaar als twee armen. Langzaam schuifelde hij naar de hoofduitgang. Zij waren er allang allemaal, twee mannen rolden transparante cilinders uit een kamer dichtbij. Uit hun klaarblijkelijk gewicht en de manier waarop zij klonken toen zij vielen leidde Jason af dat ze van transparant metaal gemaakt waren. Hij kon werkelijk niet raden waar ze voor waren. Lege cilinders, een meter in doorsnee en langer dan een man. De ene kant helemaal dicht, de andere voorzien van scharnieren en verzegeld. Pas toen Kerk aan een verzegeld wiel draaide en een van de cilinders opende, werd het hem duidelijk.
‘D’r in,’ zei Kerk. ‘Als je erin opgesloten zit, word je het schip uitgedragen.’
‘Nee, dank je wel,’ zei Jason. ‘Ik heb niet bepaald veel behoefte om een spectaculaire landing op je planeet te maken, ingepakt en verzegeld als een worst.’
‘Doe niet zo dwaas,’ was Kerks snauwende antwoord. ‘We gaan er allemaal in die cilinders uit. We zijn te lang weg geweest om ons op de bodem te wagen zonder her-oriëntatie.’
Jason voelde zich een beetje belachelijk toen hij de anderen in de cilinders zag gaan. Hij nam de dichtstbijzijnde, liet zich erin glijden met zijn voeten eerst, en trok het deksel dicht. Toen hij het wiel stevig vastdraaide, perste het dicht tegen een flexibele pakking. Binnen een minuut ging het CO2-gehalte in de gesloten cilinder omhoog en een luchtververser op de bodem kwam zoemend tot leven. Kerk was de laatste. Hij controleerde eerst de pakkingen van alle andere cilinders en drukte in grote haast de breekschakelaar van de luchtsluis open. Toen die begon te draaien sloot hij zichzelf snel in de overblijvende cilinder. Zowel de binnen- als de buitensluizen gingen langzaam open en een vaal licht sijpelde door gordijnen van regen.
De hele zaak leek Jason een anticlimax. Al deze voorbereidingen voor niets. Lange minuten van ongeduld gingen voorbij voordat de heftruck naderde, bestuurd door een Pyrraan. Hij laadde de cilinders op zijn truck alsof er geen levende lading inzat. Jason had het ongeluk om op de bodem van een stapel terecht te komen, zodat hij absoluut niets kon zien toen ze naar buiten reden.
Pas toen de cilinders met hun menselijke inhoud in een kamer met metalen wanden waren gegooid, maakte Jason voor het eerst kennis met een levend wezen van Pyrrus. De heftruckbestuurder zwaaide een zware deur dicht toen er iets naar binnenvloog en tegen de verste wand aan smakte. Jasons aandacht werd aangetrokken door de beweging; hij keek wat het was, toen het precies boven zijn gezicht neerviel.
Niet denkend aan het metaal van de cilinderwand, probeerde hij weg te duiken. Het ondier raakte het doorzichtige metaal en bleef eraan vast zitten. Jason had nu mooi de gelegenheid om het in details te bekijken.
Het was bijna te afschuwelijk om te geloven. Als een brenger-van-de-dood tot de essenties teruggebracht, kaal. Een bek die de kop in tweeën sneed, rijen tanden, gezaagd en puntig. Leerachtige vleugels met klauwen aan het uiteinde, nog langere klauwen aan de ledematen die aan de metalen wand scheurden.
Angst schoot op in Jason, toen hij zag dat de klauwen groeven in het transparante metaal trokken. Waar het speeksel van het ondier neerkwam vlekte en splinterde het metaal onder de aanval van de tanden. Zijn logisch verstand zei hem dat het alleen maar krassen waren in de zware cilinder. Het kon geen kwaad, maar blinde en onredelijke angst deden Jason zover mogelijk wegkruipen. In zichzelf wegkruipen, pogen te ontsnappen.
Pas toen het vliegende onding uiteen begon te vallen, kreeg hij door in wat voor kamer ze lagen. Een mist van stomende vloeistof kwam van alle kanten, en regende neer totdat de cilinders bedekt waren. Na een laatste haal van zijn klauwen, werd het Pyrraanse dier weggevaagd. De vloeistof stroomde weg door de vloer en een tweede en een derde douche volgden.
Terwijl de oplossingen weggepompt werden, vocht Jason om zijn emoties de baas te worden. Hij was verbaasd over zichzelf. Hoe verschrikkelijk het ondier ook geweest mocht zijn, hij kon toch niet begrijpen dat het zoveel angst had kunnen opwekken door de wand van de verzegelde cilinder. Zijn reactie was volkomen buiten verhouding tot de zaak geweest. Zelfs nu het dier vernietigd was en uit het gezicht, kostte het al zijn wilskracht om zijn zenuwen in bedwang te houden en zijn adem weer normaal te krijgen.
Meta liep voorbij, en hij begreep dat het sterilisatieproces afgelopen was. Hij opende zijn eigen cilinder en klom er vermoeid uit. Meta en de anderen waren in de tussentijd verdwenen en alleen een onbekende met een haviksgezicht stond op hem te wachten.
‘Ik ben Brucco van de aanpassingskliniek. Kerk heeft me verteld wie je bent. Het spijt me dat je hier bent. Maar kom mee, ik wil een paar bloedproeven doen.’
‘Nu voel ik me helemaal thuis,’ zei Jason. ‘De echte Pyrraanse gastvrijheid.’ Brucco gromde alleen maar en stapte naar buiten. Jason volgde hem door een lege gang naar een steriel laboratorium.
De dubbele zwaartekracht vermoeide hem, het was een voortdurende druk op de spieren, die al zeer deden. Terwijl Brucco proeven deed met de bloedmonsters, rustte Jason. Hij was bijna weggedoezeld in een pijnlijke slaap, toen Brucco terugkwam met een blad met flessen en injectienaalden.
‘Ongelooflijk,’ zei hij, ‘geen een antilichaam in je serum dat van enig nut zou zijn op deze planeet. Ik heb hier een partijtje antigenen die je zo ziek als een hond zullen maken voor op z’n minst een dag. Trek je overhemd uit.’
‘Heb je dit vaak gedaan?’ vroeg Jason. ‘Ik bedoel, een vreemdeling volpompen en klaarmaken voor de genoegens van jullie wereld?’
Brucco stak een naald in die over het bot scheen te schrapen.
‘Niet zo erg vaak. De laatste keer was jaren geleden. Een stuk of zes onderzoekers van een of ander instituut, die goed wilden betalen voor de gelegenheid om de plaatselijke levensvormen te bestuderen. We hebben geen nee gezegd. We kunnen altijd meer melkweg-valuta gebruiken.’
Jason begon zich al een beetje licht in zijn hoofd te voelen van de injecties. ‘Hoeveel hebben het overleefd?’ mompelde hij slaperig.
‘Eentje, we kregen hem op tijd weg. We hebben ze van tevoren laten betalen natuurlijk.’ Eerst dacht Jason dat de Pyrraan een grapje maakte. Toen herinnerde hij zich dat ze maar heel weinig gevoel voor humor hadden. Als de helft van wat Kerk en Meta hem verteld hadden waar was, was een kans van een op de zes nog niet eens zo slecht. Er stond een bed in de aangrenzende kamer en Brucco hielp hem erheen. Jason voelde zich bedwelmd, waarschijnlijk was hij dat ook. Hij viel in een diepe slaap en droomde angst en haat. In gelijke delen gemengd gleden ze rood en heet over hem heen. Als dit een droom was, wilde hij nooit meer slapen. Als het geen droom was wilde hij sterven. Hij probeerde ertegen te vechten maar hij zonk er alleen maar dieper in weg. Er was geen begin en geen eind aan de angst, en geen enkele manier om te ontsnappen.