Kapitein Kurkowski is vandaag overleden, een vergiftiging door een insectenbeet. Zijn dood wordt zeer betreurd. Het ‘waarom’ van de afkeer van de planeet moest nog ontsluierd worden.
‘Kerk moet dit boek zien,’ zei Jason. ‘Hij moet enig idee hebben van de vooruitgang die we maken. Kunnen we transport krijgen — of lopen we naar het stadhuis?’
‘Lopen natuurlijk,’ zei Meta.
‘Dan draag jij het boek maar. Bij 2 G vind ik het moeilijk om een heer te zijn en de pakjes te dragen.’
Zij waren net Kerks kantoor binnen toen er een schril geschreeuw uit het visi-scherm kwam. Het kostte Jason een paar seconden om te beseffen dat het een mechanisch signaal was, geen menselijke stem.
‘Wat betekent dat?’ vroeg hij.
Kerk kwam de deur uithollen en ging op de ingang af. Ieder ander in het kantoor ging dezelfde weg. Meta keek verward, wilde ook naar de deur, keek dan om naar Jason.
‘Wat betekent het? Kun je ’t me niet vertellen?’ Hij schudde aan haar arm.
‘Sector alarm. Een zware doorbraak van het een of ander in de ommuring. Iedereen behalve andere ommuringswachters moet erheen.’
‘Nou, ga dan,’ zei hij. ‘Maak je geen zorgen om mij. Ik red me wel.’
Zijn woorden hadden de uitwerking van het overhalen van een trekker. Meta had haar wapen in haar hand en was weg voordat hij uitgesproken was. Jason ging moe in het verlaten kantoor zitten.
De onnatuurlijke stilte in het gebouw begon op zijn zenuwen te werken. Hij schoof zijn stoel naar het visi-scherm en draaide het op ontvangst. Het scherm flitste op in kleur en geluid. In het begin kon Jason er helemaal geen wijs uit worden. Een warrige hoop gezichten en stemmen. Het was een meerkanalentoestel voor militair gebruik. Meerdere beelden tegelijk waren op het scherm te zien, rijen hoofden of wazige achtergronden waar de gebruiker het gezichtsveld had verlaten. Veel van de hoofden praatten tegelijkertijd en het geroezemoes van hun stemmen was de grootste onzin. Nadat hij de knoppen onderzocht had en een paar experimenten had gedaan, begon Jason de werking te begrijpen. Hoewel alle stations steeds op het scherm kwamen, konden hun geluidskanalen bestuurd worden. Op die manier konden twee, drie of meer stations samengevoegd worden tot een gesloten circuit, waarbij zij in een ronde-tafelverbinding stonden met elkaar, maar toch nooit het contact zouden verliezen met de andere stations.
Identificatie tussen stem en geluid ging automatisch. Als er een van de figuren op het scherm sprak, werd deze figuur rood. Na veel geprobeer kreeg Jason het geluid van de stations die hij wilde en trachtte het verloop van de aanval te volgen.
Al heel gauw begreep hij dat dit niet iets gewoons was. Op de een of andere manier, niemand vertelde hoe precies, was een sectie van de ommuring doorbroken en er moesten hulptroepen heen om het gat in te kapselen. Kerk scheen de leiding te hebben, hij was tenminste de enige met een draagbare zend-ontvanger. Hij gebruikte hem voor algemene bevelen. De vele kleine figuurtjes verdwenen en zijn gezicht verscheen eroverheen en vulde het hele scherm.
‘Alle ringmuurstations. Stuur vijfentwintig procent van jullie aanvullingen naar Gebied 12.’
De kleine figuurtjes kwamen weer terug en het geroezemoes werd sterker. Rode lichtjes flikkerden van gezicht naar gezicht.
‘... verlaten de eerste verdieping, de chemische bommen vallen buiten schootsafstand.’
‘Als we het houden, zullen we afgesloten zitten, maar de voorhoede is ons voorbij op de westelijke flank. Vragen bijstand.’
‘NIET DOEN MERVV — HET HEEFT GEEN ZIN!’
‘... en de napalmtanks zijn bijna leeg. Bevelen?’
‘De truck is er nog steeds, breng hem naar het Bevo-magazijn, daar zijn nieuwe voorraden.
Van de waterval van gepraat begreep hij alleen de laatste twee brokstukken. Jason had de bordjes beneden gezien toen hij binnenkwam. De eerste twee verdiepingen van dit gebouw stonden volgestouwd met militaire voorraden. Dit was zijn kans om mee te doen.
Alleen maar zitten kijken was om wat van te krijgen. Vooral wanneer het een wanhopige noodtoestand was. Hij overschatte zijn waarde niet, maar hij was er zeker van dat er altijd plaats was voor nog een ploffer. Tegen de tijd dat hij zich naar de straat omlaag had gesleept, was er een turbotruck aan komen gieren tot vlak voor het laadplateau. Twee Pyrranen rolden vaten napalm naar buiten met een roekeloos negeren van hun eigen veiligheid. Jason durfde deze maalstroom van rollend metaal niet te naderen. Hij merkte dat hij zich nuttig kon maken door de zware vaten op hun plaats te zetten op de truck, terwijl de anderen ze erop rolden. Zij accepteerden zijn hulp zonder te bedanken.
Het was vermoeiend, zweterig werk, de loodzware vaten op hun plaats te zetten bij de grote zwaartekracht. Na een tijdje werkte Jason op de tast, door een rood waas van kloppend bloed. Hij merkte pas dat het werk klaar was toen de truck plotseling vooruitschoot en hij tegen de vloer smakte.
Daar lag hij, met zwoegende longen. Terwijl de bestuurder het zware voertuig voortzweepte, was het enige dat Jason kon doen op de vloer in het rond stuiteren. Hij kon goed genoeg zien, maar hapte nog steeds naar adem toen zij afremden in de gevechtszone.
Voor Jason was het een toneel van ongelooflijke verwarring. Vurende geweren, vlammen, mannen en vrouwen die alle kanten uit holden. De vaten napalm werden zonder zijn hulp uitgeladen en de truck verdween om nog meer te halen. Jason leunde tegen een muur van een half verwoest gebouw en probeerde zich te oriënteren. Het was onmogelijk. Er schenen een heleboel kleine dieren te zijn; hij schoot er twee neer die hem aanvielen. Verder kon hij de aard van de slag niet bepalen.
Een Pyrraan, gebruind gezicht, nu wit van pijn en inspanning, strompelde in zijn richting. Zijn rechterarm, nat van druppend bloed en rauw vlees, hing lam langs zijn zij. Het was bedekt met pas aangebracht chirurgisch schuim. Hij hield zijn ploffer in zijn linkerhand, een eindje controlekabel bungelde eraan. Jason dacht dat de man medische hulp zocht. Hij had het helemaal verkeerd.
De Pyrraan klemde zijn revolver tussen zijn tanden, greep een vat met napalm met zijn goede hand en gooide het om. Toen, met zijn pistool weer in zijn hand, begon hij het vat met zijn voeten over de grond te rollen. Het was een langzaam, omslachtig werk, maar hij vocht nog steeds mee. Jason drukte zich door de haastige menigte en boog zich over het vat.
‘Laat mij het doen,’ zei hij. ‘Jij kunt ons tweeën dekken met je ploffer.’
De man veegde het zweet uit zijn ogen met de rug van zijn hand, en grijnsde tegen Jason. Hij scheen hem te herkennen. Maar de grijns was een grimas van pijn, zonder humor.
‘Doe dat, ik kan nog steeds schieten.’ Twee halve mannen, misschien zijn we samen een hele.’ Jason was te hard aan het werk om de belediging zelfs maar te horen. Een explosie had een grote kuil in de volgende straat geslagen.
Twee mannen waren op de bodem bezig hem nog dieper uit te scheppen. Het hele gedoe leek zinloos. Net toen Jason en de gewonde man met het vat kwamen aanrollen, sprongen de scheppers uit de kuil en begonnen erin te schieten. Een van hen keerde zich om, het was een jong meisje, nauwelijks een tiener.
‘Loof de ommuring!’ hijgde ze. ‘Ze hebben de napalm gevonden. Een van de nieuwe verschrikkingen is bezig door Gebied 13 te breken, we hebben het net gevonden.’ En onder het praten draaide ze het vat opzij, sloeg de stop eruit en begon de ijskoude inhoud in het gat te gieten. Toen de helft naar beneden gegorgeld was gooide ze het vat er helemaal in. Haar metgezel trok een fakkel uit zijn gordel, stak hem aan en gooide deze achter het vat aan.