Выбрать главу

14

Jason bracht een neerslachtige dag door op zijn slaapbank met spijkertjes tellen en dwong zichzelf zijn nederlaag toe te geven. Kerks bevel dat hij het gesloten gebouw niet mocht verlaten maakte hem volkomen machteloos. Hij voelde dat hij dicht bij de oplossing was — maar hij zou die nooit bereiken.

Een nederlaag erbij kon hij niet hebben. Kerks houding was volkomen emotioneel, niet gecorrigeerd door de geringste logica. Dit feit bleef door Jasons hoofd hameren tot hij het niet langer kon negeren. Emotioneel redeneren was iets dat hij al vroeg in zijn leven had leren wantrouwen. Hij kon het absoluut niet met Kerk eens zijn — wat inhield dat hij dan de overblijvende dagen moest benutten om het probleem op te lossen. Als dat al betekende dat hij ongehoorzaam moest zijn, het moest toch gebeuren.

Hij pakte zijn notitieplaatje met nieuw enthousiasme. Zijn eerste informatiebronnen waren opgebruikt, maar er moesten andere zijn. Op zijn stift kauwend en hard nadenkend, bouwde hij langzaam een lijst op van andere mogelijkheden. Elk idee, het deed er niet toe hoe buitensporig, werd opgeschreven. Toen het plaatje vol was, veegde hij de onwaarschijnlijkheden en de onmogelijkheden uit — zoals het consulteren van historische bronnen buiten de planeet. Dit was een Pyrraans probleem en moest hier op deze planeet worden opgelost of helemaal niet.

De lijst werd afgewerkt tot er nog twee mogelijkheden over waren. Of oude verslagen, notitieboeken of dagboeken die individuele Pyrranen in het bezit konden hebben, of mondeling overgeleverde verhalen. De eerste keus leek de meest waarschijnlijke, en hij begon hem meteen uit te werken. Nadat hij zorgvuldig zijn medidoos en ploffer had gecontroleerd zocht hij Brucco op.

‘Wat is er voor nieuws en dodelijks in de wereld sinds ik hier ben?’ vroeg hij.

Brucco staarde hem aan. ‘Je mag er niet uit, Kerk heeft het verboden ...’

‘Heeft hij jou aangesteld als wacht om te kijken of ik gehoorzaam?’ Jasons stem was kalm en koud.

Brucco wreef over zijn kaak en fronste nadenkend zijn wenkbrauwen. Na een tijdje haalde hij alleen zijn schouders op. ‘Nee, ik bewaak je niet — ik zou niet eens willen. Zo ver ik weet gaat dit tussen jou en Kerk en zo mag het blijven. Vertrek wanneer je wilt. En kom ergens rustig aan je eind, zodat er eens en voor al een eind komt aan de narigheid die jij veroorzaakt.’

‘Ik vind jou ook aardig,’ zei Jason. ‘Vertel me nu maar over het wild.’

De enige nieuwe mutatie waar de gewone voorzorgsmaatregelen geen antwoord op hadden was een leikleurige hagedis die een snelwerkend vergif uitspoog met een dodelijke nauwkeurigheid. De dood trad na een paar seconden in als het speeksel op de blote huid terechtkwam. Je moest op je hoede zijn voor de hagedissen en ze neerschieten, voordat ze binnen bereik gekomen waren. Een uurtje schieten op hagedissen maakte hem bedreven in de juiste handelwijze.

Jason verliet de gesloten gebouwen stilletjes en niemand zag hem weggaan. Hij volgde de kaart naar de dichtstbijzijnde barakken en schuifelde vermoeid over de stoffige straten. Het was een hete, rustige dag, alleen verbroken door gerommel in de verte, en het gewone gekraak van zijn revolver.

Het was koud in de dikommuurde barakken en hij viel neer op een bank tot het zweet was opgedroogd en zijn hart niet meer bonsde. Toen ging hij naar de dichtstbijzijnde recreatiekamer en begon zijn onderzoek.

Voordat hij eigenlijk begonnen was, was het al geëindigd. Geen van de Pyrranen bewaarde kunstwerken van welke soort, en ze vonden het idee erg leuk. Na het twintigste ontkennende antwoord was Jason bereid om zijn nederlaag toe te geven bij deze manier van onderzoeken. Hij had evenveel kans een Pyrraan met oude documenten te ontmoeten als een bundeltje brieven van grootvader in een soldatenkist.

Dit liet nog een mogelijkheid over — mondelinge overlevering. Weer deed Jason navraag met hetzelfde resultaat, niets. Voor de Pyrranen was de lol eraf en ze begonnen te grommen. Jason hield ermee op nu hij nog heel en gezond was. Er werd hem een maaltijd voorgezet die smaakte naar plasticpasta en houtpulp. Hij at het snel op en zat toen te broeden boven het lege blad, absoluut niet van zins om weer een nederlaag toe te geven. Wie kon hem van antwoorden voorzien? Al de mensen waar hij nu mee gesproken had waren zo jong. Ze hadden geen belangstelling of geduld voor verhalen. Dat was een liefhebberij van oude mensen en die waren er niet op Pyrrus.

Met één uitzondering, de bibliothecaris, Poli. Dat was een mogelijkheid. Een man die werkte met verslagen en boeken zou misschien interesse hebben in oudere exemplaren. Misschien herinnerde hij zich zelfs wel boeken die nu verwoest waren. Een heel iel spoor, toegegeven, maar toch een spoor dat nagegaan moest worden.

De wandeling naar de bibliotheek was bijna Jasons dood. De stromende regen maakte het lopen moeilijk en in het schemerlicht was het lastig om te zien wat er aankwam. Een bijter kwam dicht genoeg in de buurt om een stuk vlees af te happen, voordat hij hem neer kon schieten. Het tegengif maakte hem duizelig en hij verloor wat bloed voor hij de wond verbonden had. Uitgeput en kwaad kwam hij bij de bibliotheek.

Poli was bezig met de ingewanden van een van de catalogusmachines. Hij hield pas op toen Jason hem op zijn schouder getikt had. Terwijl hij zijn hoorapparaat aanzette, stond de Pyrraan rustig, kreupel en krom te wachten tot Jason zou spreken.

‘Heb je soms nog oude papieren of brieven die je hebt gehouden voor persoonlijk gebruik?’

Een hoofdschudden, nee.

‘En verhalen, je weet wel, over grote daden die in het verleden gebeurd zijn, die iemand je misschien verteld heeft toen je nog jong was?’ Nee.

Resultaten negatief. Iedere vraag beantwoordde Poli met een schudden van zijn hoofd, en op den duur werd de oude man kwaad en wees naar het werk dat hij nog niet af had.

‘Ja, ik weet dat je nog werk te doen hebt,’ zei Jason. ‘Maar dit is belangrijk.’ Poli schudde zijn hoofd met een boos neen en reikte naar zijn hoorapparaat om het af te zetten. Jason zocht naar een vraag die misschien een positiever antwoord zou opleveren. Er trok iets aan zijn gedachten, een woord dat hij gehoord had en opgetekend om later te onderzoeken. Iets dat Kerk gezegd had ...

‘Dat is het!’ Daar was het — op het puntje van zijn tong. ‘Nog een ogenblik, Poli, nog één vraag. Wat is een ‘vreter’? Heb je er ooit één gezien of weet je wat zij doen, of waar ze gevonden kunnen worden?’

De zin werd afgebroken toen Poli zich omdraaide en de achterkant van zijn goede arm tegen Jasons gezicht sloeg. Hoewel de man oud was en kreupel, brak de slag bijna Jasons kaak en deed hem over de vloer tuimelen. Door een waas zag hij Poli op zich af komen hobbelen, terwijl hij dikke gorgelende geluiden in zijn verwoeste keel maakte en wat er over was van zijn gezicht was van woede vertrokken.

Dit was geen ogenblik om diplomatiek te doen. Zo snel hij kon bij de hoge zwaartekracht, sleepte Jason zich naar de gegrendelde deur. Hij was geen partij voor welke Pyrraan dan ook in een gevecht van man tegen man, of hij nu jong was en klein of oud en kreupel. De deur sloeg dicht toen hij erdoor was, vlak voor Poli’s gezicht.

Buiten was de regen in sneeuw overgegaan en Jason sjouwde moe door de blubber, wreef over zijn zere kaak en dacht na over het enige feit dat hij had. Vreter was een sleutel — maar waartoe? En wie zou hij nog meer informatie durven vragen? Kerk was de man waar hij het beste mee had kunnen praten, maar nu niet meer. Dan bleef alleen Meta over als mogelijke bron. Hij wilde meteen naar haar toe, maar een plotselinge uitputting overviel hem. Het kostte hem al zijn kracht om naar de schoolgebouwen terug te strompelen.

’s Morgens at hij en ging vroeg weg. Er was nog maar één week over. Haast was onmogelijk en hij vloekte toen hij zijn dubbelzware lichaam naar het toewijzingscentrum sleepte. Meta had nachtdienst bij de ommuring en zou gauw terug zijn op haar kamer. Hij schuifelde er naar toe en lag op haar bank toen ze binnenkwam.