‘Goedemorgen Jason,’ riep Rhes van het bed. ‘Als ik niet zo sterk in medicijnen geloofde, zou ik geneigd zijn te zeggen dat er een wonder in je machine zit dat mij in een nacht genezen heeft.’
Er was geen twijfel aan dat hij herstellende was. De ontstoken vlekken waren verdwenen en het brandende licht was uit zijn ogen. Hij zat op zijn bed naar de morgenzon te kijken die de hagelbui van de nacht op de velden deed smelten. ‘Er is vlees in de kast daar en water of visk om te drinken.’
De visk bleek gedistilleerd te zijn van buitengewone kracht die onmiddellijk de mist in Jasons hoofd deed opklaren, hoewel er wel een zacht gefluit in zijn oren overbleef. En het vlees was een zacht, gerookt stuk, het beste voedsel dat hij geproefd had sinds hij Darkhan had verlaten. Alles bij elkaar genomen gaven zij hem zijn vertrouwen in het leven en de toekomst terug. Hij zette zijn glas met een bevrijde zucht neer en keek rond.
Tegelijk met het verdwijnen van de druk van de onmiddellijke overleving en de uitputting, keerden zijn gedachten automatisch terug naar zijn probleem. Wat waren deze mensen werkelijk — en hoe hadden zij het klaargespeeld in leven te blijven in de dodelijke wildernis? In de stad had men hem verteld dat ze wilden waren. Toch zat er een zorgvuldig onderhouden zendinstallatie aan de muur. En naast de deur stond een kruisboog, die machinaal gefabriceerde pijlen afschoot. Hij kon de indrukken van de machine duidelijk op de schachten zien. Het enige wat hij nodig had was meer informatie. Hij kon beginnen met een van zijn foutieve informaties kwijt te raken.
‘Rhes, je lachte toen ik je vertelde wat de mensen uit de stad zeiden over het ruilen van kralen voor voedsel. Wat ruilen zij in werkelijkheid met jullie?’
‘Alles, binnen bepaalde grenzen,’ zei Rhes. ‘Kleine gefabriceerde artikelen zoals elektronische onderdelen voor onze zenders. Roestvrije legeringen die wij niet kunnen maken in onze smeltovens, snijwerktuigen, kernelektriciteitskrachtbronnen die energie produceren uit elk radioactief element. Zulke dingen. Binnen het redelijke ruilen ze alles wat we vragen als dat niet op de verboden lijst staat. Zij hebben het voedsel hard nodig.’
‘En de goederen op de verboden lijst?’
‘Wapens natuurlijk, of alles wat je kunt gebruiken om wapens te maken. Zij weten dat wij buskruit maken, dus krijgen we geen gegoten of naadloze buis waar we zware lopen van zouden kunnen maken. We draaien onze eigen geweerlopen met de hand, hoewel de kruisboog in het oerwoud stiller en sneller is. En dan willen ze ons ook niet al te veel laten weten, daarom is het enige leesmateriaal dat we krijgen technische onderhoudshandleidingen, zonder enige elementaire theorie.
‘De laatste soort op de lijst weet je: medicijnen. Dat is het enige wat ik niet begrijp, en dat mijn haat doet branden bij elk sterfgeval dat zij hadden kunnen voorkomen.’
‘Ik ken hun redenen,’ zei Jason.
‘Vertel ze me dan, want ik kan er geen een bedenken.’
‘Overleven — meer niet. Ik betwijfel of je beseft dat ze een teruglopende bevolking hebben. Het is alleen een kwestie van jaren voor ze verdwenen zullen zijn. Daarentegen moet jullie bevolking tenminste op hetzelfde peil blijven — zo die al niet langzaam toeneemt — een bevolking die blijft bestaan zonder al hun technische bescherming. Daarom haten ze jullie in de stad en tegelijkertijd zijn ze jaloers. Als ze jullie medicijnen gaven en het jullie goed ging, zouden jullie de slag winnen die zij verloren hebben. Ik veronderstel dat ze jullie tolereren als een noodzakelijk kwaad om hun van voedsel te voorzien. Voor de rest wensen ze jullie allemaal dood.’
‘Dat is te begrijpen,’ gromde Rhes, terwijl hij met zijn vuist tegen het bed sloeg. ‘Het soort verdraaide logica dat je van die rotzooiers kunt verwachten. Zij gebruiken ons om zich te kunnen voeden, geven ons het absolute minimum in ruil en tegelijkertijd snijden ze ons af van de kennis die ons uit dit van-de-hand-in-de-tand leven kan krijgen. Wat erger is, veel erger, zij snijden ons af van de sterren en de rest van de mensheid.’ De haat op zijn gezicht was zo groot dat Jason onwillekeurig achteruit week.
‘Denk jij dat wij hier wilden zijn, Jason? We gedragen ons als beesten en zien eruit als beesten omdat we voor ons bestaan moeten vechten op dierlijk niveau. Toch weten we van de sterren. In die kist daar, verzegeld in metaal, liggen meer dan dertig boeken, alles wat we hebben. De meeste ervan zijn romans, met wat geschiedenis en algemene wetenschap. Net genoeg om de verhalen over de nederzetting en de rest van het heelal levend te houden. We zien de schepen in de stad landen en we weten dat er daarboven andere werelden zijn waar we alleen van kunnen dromen en die we nooit zullen zien. Verwondert het je dan dat we die beesten die zichzelf mensen noemen haten, en dat we ze in een klap zouden vernietigen als we de kans kregen? Ze hebben gelijk dat ze de wapens bij ons vandaan houden — want zo zeker als de zon ’s morgens opgaat, zouden we ze tot de laatste man vermoorden als we konden, en de dingen in bezit nemen die zij ons onthouden.’
Het was een hard oordeel, maar in beginsel waar. Vanuit het gezichtspunt van een buitenstaander dan. Jason probeerde de boze man niet uit te leggen dat de stadspyrranen hun houding als de enig juiste en enig logische beschouwden.
‘Hoe is deze oorlog tussen jullie twee groepen eigenlijk ontstaan?’ vroeg hij.
‘Ik weet het niet,’ zei Rhes. ‘Ik heb er vaak over nagedacht, maar er zijn geen documenten uit die tijd. We weten wel dat we afstammen van de kolonisten die hier allemaal tegelijk zijn gekomen. Ergens, op een keer, zijn de twee groepen uit elkaar gegaan. Misschien was het een oorlog, ik heb daarover gelezen in de boeken. Ik heb een gedeeltelijke theorie, hoewel ik die niet kan bewijzen, dat het ging om de plaats van de stad.’
‘De plaats van de stad? Dat begrijp ik niet.’
‘Nou, je kent de rotzooiers en je hebt gezien waar hun stad ligt. Zij kregen het voor elkaar om die precies in het midden van de gevaarlijkste plek van deze planeet neer te zetten. Je weet dat ze niets om levende wezens geven, behalve om zichzelf; schieten en doden is hun enige logica. Ze wilden er niet bij stilstaan waar zij hun stad precies moesten bouwen, en zo kregen ze het voor elkaar hem op de stomste plaats te bouwen die je je kunt voorstellen. Ik ben er zeker van dat mijn voorvaderen zagen hoe stom dit was en hun dat probeerden te vertellen. Dat zou reden genoeg zijn voor een oorlog, denk je niet?’ ‘Misschien wel — als het echt zo gegaan is,’ zei Jason. ‘Maar ik denk dat je het probleem omdraait. Het is een oorlog tussen het oorspronkelijke Pyrraanse leven en de mensen en ieder vecht om de ander te vernietigen. De levensvormen veranderen steeds en zijn uit op de uiteindelijke vernietiging van de indringer.’
‘Jouw theorie is nog fantastischer dan de mijne,’ zei Rhes. ‘Dat is helemaal niet waar. Ik geef toe dat het leven op deze planeet niet gemakkelijk is — als het waar is wat ik in de boeken over andere planeten gelezen heb — maar het verandert niet. Je moet snel ter been zijn en je ogen goed openhouden voor alles wat groter is dan jezelf, maar je kunt in leven blijven. In ieder geval, het doet er niet toe waarom, de rotzooiers zijn op moeilijkheden uit geweest. Ik ben blij te zien dat ze er nu genoeg hebben.’
Jason probeerde niet verder op dit punt in te gaan. Het was niet de moeite waard Rhes’ houding in de grond te veranderen — als het al mogelijk was. Hij was er niet in geslaagd om in de stad iemand te overtuigen van de dodelijke mutaties, zelfs toen zij de feiten konden overzien, maar Rhes kon nog steeds informatie leveren.
‘Ik geloof wel dat het niet belangrijk is wie de strijd begon,’ zei Jason om de andere man tevreden te stellen, maar hij meende er geen woord van. ‘Maar je zult het met me eens moeten zijn dat de stadsmensen permanent in oorlog zijn met al het plaatselijke leven. Jullie echter zijn erin geslaagd om in ieder geval met twee soorten die ik gezien heb goeie maatjes te worden. Heb je er enig idee van hoe dat gegaan is?’