Выбрать главу

‘Naxa zal zo hier zijn,’ zei Rhes, en wees naar de deur. ‘Zodra hij klaar is met de dieren. Vraag het hem. Hij is de beste prater die we hebben.’

‘Prater?’ vroeg Jason. ‘Ik had het tegenovergestelde idee over hem. Hij praatte niet veel en wat hij zei was soms een beetje moeilijk te verstaan.’

‘Niet dat soort praten,’ onderbrak Rhes ongeduldig. ‘De praters passen op de dieren. Zij trainen de honden en de doryms, en de betere zoals Naxa proberen altijd met de andere beesten te werken. Zij kleden zich primitief, maar dat moeten zij wel. Ik heb ze horen zeggen dat de dieren niet van synthetische stoffen, metaal of gelooid leer houden, daarom dragen zij voor het grootste gedeelte ongelooide bontvellen. Maar laat het vuil je niet misleiden, het heeft niets met zijn verstand te maken.’ ‘Doryms? Zijn dat jullie lastdieren, waarmee we hierheen reden?’

Rhes knikte. ‘Doryms zijn meer dan lastdieren, ze zijn eigenlijk een beetje van alles. De grote mannetjesdieren trekken de ploeg en andere machines, terwijl de jonge dieren voor het vlees gebruikt worden. Als je meer wilt weten vraag het aan Naxa. Je kunt hem in de schuur vinden.’

‘Dat zou ik wel willen,’ zei Jason, terwijl hij opstond. ‘Ik voel me alleen zo ongekleed zonder mijn pistool.’

‘Pak hem, ga je gang, hij ligt in de kist naast de deur. Kijk alleen uit wat je hier neerschiet.’

Naxa was achter in de schuur een van de puntige teennagels van een dorym aan het afvijlen. Het was een vreemd gezicht. De in bont geklede man met het grote beest — en als contrast de beryllium-koperen vijl en de elektroluminescerende plafondplaten die de schuur verlichtten. De dorym sperde zijn neusgaten open toen Jason binnenkwam en wilde weg. Naxa klopte op zijn hals en praatte zachtjes totdat hij rustiger werd en stilstond, nog wel een beetje huiverend.

Er kwam iets in Jasons hersenen in beweging, hij had het gevoel dat een in lang niet gebruikte spier gespannen werd. Een gewaarwording die hem angstig bekend voor kwam.

‘Goedemorgen,’ zei Jason. Naxa gromde iets en ging door met vijlen. Jason bleef een tijdje staan kijken en probeerde het nieuwe gevoel te analyseren. Het jeukte en gleed weg toen hij het wilde pakken en glipte weg. Wat het ook was, het was begonnen toen Naxa tegen de dorym praatte.

‘Naxa, kun je misschien een van de honden hier roepen, ik zou er graag een van dichtbij willen zien.’

Zonder zijn hoofd op te heffen floot Naxa zachtjes. Jason was er zeker van dat het buiten de schuur niet hoorbaar was. Toch sloop er binnen een minuut een van de Pyrraanse honden naar binnen. De prater wreef het dier over de kop en sprak vriendelijk tegen hem, terwijl het dier gespannen in zijn ogen keek.

Toen Naxa weer aan het werk ging met de dorym werd de hond rusteloos. Hij sloop snuffelend in de schuur rond en ging snel op de openstaande deur af. Jason riep hem terug. Tenminste, hij wilde hem terugroepen. Op het laatste moment zei hij niets. Niet overhard tenminste. In een plotselinge opwelling hield hij zijn mond dicht — hij riep hem alleen in gedachten. Hij dacht: ‘Kom hier’ en richtte de gedachtenstoot op het dier met alle kracht en precisie die hij ooit gebruikt had om de dobbelstenen te beïnvloeden. Terwijl hij dat deed besefte hij dat het lang geleden was dat hij er zelfs maar over gedacht had zijn psi-kracht te gebruiken.

De hond bleef staan en keerde zich naar hem om.

Hij aarzelde, keek naar Naxa en liep toen naar Jason toe. Van zo dichtbij was de hond een dier uit een nachtmerrie. De kale beschermende schubben, de roodomrande ogen en de ontelbare van speeksel druipende tanden boezemden hem weinig vertrouwen in. Toch voelde Jason geen vrees.

Er was een relatie tussen man en hond die vanzelf sprak. Zonder zich ervan bewust te zijn, strekte hij zijn hand uit en krabde de hond op zijn rug, waar hij wist dat het jeukte.

‘Wist niet dat je een prater was,’ zei Naxa. Tewijl hij naar hem keek was er voor het eerst een soort vriendschap in zijn stem.

‘Ik wist het ook niet — tot nu toe,’ zei Jason. Hij keek in de ogen van het dier voor hem, krabde op de lelijke hobbelige rug en begon het te begrijpen.

De praters moesten goed ontwikkelde psi-krachten hebben, dat was nu wel duidelijk. Er bestaat geen barrière van ras of uiterlijk wanneer twee levende wezens hun emoties met elkaar delen. Eerst meevoelen, zodat er geen haat of angst zou zijn. Daarna directe communicatie. De praters waren misschien degenen die het eerst de barrière van haat op Pyrrus doorbroken hadden en die geleerd hadden met de oorspronkelijke dieren en planten te leven. Anderen konden hun voorbeeld gevolgd hebben — dit zou misschien de verklaring voor het ontstaan van de gemeenschap van vreters zijn.

Nu hij zich erop concentreerde was Jason zich bewust van het zachte golven van allerlei gedachten om hem heen. Het bewustzijn van de dorym stemde overeen met andere soortgelijke patronen in het achterste gedeelte van de schuur. Hij wist zonder buiten te gaan kijken dat er meer grote beesten daar achter in het veld waren.

‘Dit is helemaal nieuw voor mij,’ zei Jason. ‘Heb je er ooit over nagedacht, Naxa? Hoe voelt het om een prater te zijn? Ik bedoeclass="underline" weet je waarom de dieren je gehoorzamen, terwijl het andere mensen helemaal niet lukt?’

Dit soort redeneren was te moeilijk voor Naxa. Hij haalde zijn vingers door zijn dikke haar en keek dreigend toen hij antwoordde: ‘Nooit over nagedacht. Doe het gewoon. Moet het beest goed leren kennen, kan je aanvoelen wat ze gaan doen. Dat is alles.’

Het was duidelijk dat Naxa nog nooit nagedacht had over de oorsprong van zijn bekwaamheid om met de dieren om te gaan. En als hij het niet gedaan had, zou niemand anders het waarschijnlijk wel gedaan hebben. Zij hadden er geen reden voor. Zij accepteerden eenvoudig de kracht van praters als een heel gewoon feit. Ideeën schoven langs elkaar heen in zijn geest, als stukjes van een puzzle die in elkaar pasten. Hij had tegen Kerk gezegd dat het oorspronkelijke leven van Pyrrus zich aaneengeschaard had in de strijd tegen de mens, hij wist niet waarom. Nou, hij wist nog steeds niet waarom, maar hij kreeg er enig idee van hoe het gegaan was.

‘Hoever zijn we hier ongeveer van de stad?’ vroeg Jason. ‘Heb je enig idee hoe lang het duurt om er per dorym heen te gaan?’

‘Halve dag heen — halve dag terug. Waarom? Wil je erheen?’

‘Ik wil de stad niet in, nog niet. Maar ik wil er wel dichtbij komen,’ zei Jason.

‘Kijk maar wat Rhes zegt,’ was Naxa’s antwoord.

Rhes gaf onmiddellijk zijn goedkeuring zonder enige vraag te stellen. Zij zadelden de doryms en gingen meteen op weg om de hele trip voor het donker werd achter de rug te hebben.

Zij waren nog geen uur op weg toen Jason al wist dat ze in de richting van de stad gingen. Met iedere minuut werd het gevoel sterker. Naxa merkte het ook en schoof onrustig in het zadel heen en weer. Zij moesten hun rijdieren voortdurend op de hals kloppen en geruststellen, omdat ze schichtig en rusteloos werden.

‘Dit is ver genoeg,’ zei Jason. Naxa stopte dankbaar.

De ongeformuleerde gedachte hamerde door Jasons hoofd en nam het helemaal in bezit. Hij voelde het aan alle kanten om zich heen — alleen nog veel sterker voor hem uit, in de richting van de onzichtbare stad. Naxa en de doryms reageerden op dezelfde manier, waren rusteloos en niet op hun gemak, zonder de reden te weten.

Een ding was nu duidelijk, de Pyrraanse dieren waren gevoelig voor psi-straling — waarschijnlijk de planten en de lagere levensvormen ook. Misschien was het hun manier van communicatie, aangezien zij de mensen gehoorzaamden die er een strenge controle over hadden. En in deze omgeving was er een uitstraling van psi-kracht zoals hij nog nooit te voren had gevoeld. Hoewel zijn persoonlijke talenten meer de kant van de psychokinese uitgingen — de mentale controle van onbezielde materie — was hij toch nog steeds gevoelig voor de meeste mentale verschijnselen. Bij het kijken naar een sportevenement had hij dikwijls een eenstemmige verbondenheid van geest gevoeld. Wat hij nu voelde was iets dergelijks.