Hij voelde zich sterk vanavond, hij wist dat het geld in zijn zak hem het extra steuntje gaf dat hem soms hielp om er te komen. Met zijn ogen half gesloten pake hij de dobbelsteen — en liet zijn gedachten spelen met het patroon van verzonken stippen. Toen schoten zij uit zijn hand en hij zag een zeven liggen. Daar was het. Sterker dan hij in jaren gevoeld had. Het gewicht van het pak van een miljoen kredits had het gedaan. Alles om hem heen was scherp en helder en de steen was volkomen in zijn macht. Hij wist tot op een tiende kredit hoeveel de andere spelers in hun portefeuille hadden en wist ook precies wat voor kaarten de spelers achter hem in hun hand hadden.
Langzaam, voorzichtig verhoogde hij de inzetten.
Er waren geen moeilijkheden met de dobbelstenen: zij renden weg en zaten op als gedresseerde hondjes. Jason nam de tijd en concentreerde zich op de psychologie van de spelers en de croupier. Het duurde twee uur voordat hij zevenhonderdduizend kredits op tafel had gekregen. Toen merkte hij de croupier seinen dat zij een grote winnaar hadden. Hij wachtte totdat de man met de stalen ogen op zijn gemak kwam aanslenteren om het spel gade te slaan, ademde toen op de dobbelsteen, zette zijn hele winst in en verloor hem met een enkele gooi. De hoofdcroupier glimlachte verheugd, de croupier ontspande zich — en uit een hoekje van zijn oog zag Jason dat Kerk paars aanliep. Zwetend, bleek en met licht trillende handen maakte Jason zijn jasje los en haalde een van de enveloppen met nieuwe biljetten te voorschijn. Hij verbrak het zegel met zijn vinger en legde er twee op tafel.
‘Kunnen we het spel zonder limit spelen?’ vroeg hij. ‘Ik zou graag wat van mijn geld terug willen winnen.’
De croupier had moeite om zijn glimlach te bedwingen, hij keek naar de hoofdcroupier die snel ja knikte. Zij hadden een sukkel te pakken — en zouden hem uitkleden. De hele avond had hij met geld uit zijn portefeuille gespeeld, maar nu had hij een verzegelde envelop aangebroken om te proberen zijn verlies terug te winnen. Een dikke envelop ook nog, waarschijnlijk niet zijn eigen geld. Niet dat dat de bank ook maar iets kon schelen. Voor hen had geld niets met eerlijkheid te maken. Het spel ging verder, het casino was bijzonder ontspannen.
Dit was precies zoals Jason het wilde. Hij moest er zo diep mogelijk inhakken voordat zij zich zouden realiseren dat zij misschien aan de verliezende hand waren. Dan zou het grove geschut komen en dat wilde hij zo lang mogelijk uitstellen. Het zou moeilijk zijn om gladjes te winnen — en zijn psikracht zou even vlug weg kunnen vallen als hij was gekomen. Dat was al eerder voorgekomen.
Hij speelde tegen de bank nu, de twee andere spelers waren duidelijk twee bange wezels, en een dichte menigte had zich om hen heen geschaard om te kijken. Na wat verliezen en winnen, gooide hij een hele serie gouden handjes achter elkaar en zijn torentje gouden fiches stapelde zich hoger en hoger op. Er was nu bijna een miljard, schatte hij. De stenen vielen nog steeds goed, alhoewel hij baadde in het zweet van de inspanning. Terwijl hij de hele stapel fiches inzette, reikte hij naar de dobbelstenen. De croupier was sneller en harkte ze weg. ‘Nieuwe dobbelstenen,’ zei hij zonder een spier te vertrekken.
Jason ging rechtop zitten en veegde zijn handen af, blij met dat ogenblikje van opluchting. Dit was de derde keer dat hij nieuwe dobbelstenen had gevraagd om te proberen hem uit zijn gouden worp te halen. Het was hun recht. De hoofdcroupier met de staalharde ogen opende zijn portefeuille zoals hij al eerder had gedaan en haalde er een willekeurig paar uit. Hij gooide ze nadat hij er het plastic hoesje vanaf gestroopt had, in de lengte over de tafel naar Jason. Ze kwamen omhoog op een zeven en Jason glimlachte.
Toen hij ze naar zich toehaalde, verdween de glimlach geleidelijk. De stenen waren transparant, prachtig gemaakt, volkomen uitgebalanceerd aan alle zijden — en vals.
Het pigment van de stippen van vijf zijden van elke steen was van een of andere zware metaalverbinding, waarschijnlijk lood. De zesde kant was ijzerhoudend. Zij zouden eerlijk rollen totdat zij terechtkwamen in een magnetisch veld — wat betekende dat de gehele oppervlakte van de tafel magnetisch kon zijn. Hij zou het verschil nooit opgemerkt hebben als hij er niet met heel zijn geest naar gekeken had. Maar wat kon hij eraan doen?
Langzaam schuddend, keek hij snel de kamer rond. Daar stond wat hij moest hebben. Een asbak met een magneet in de bodem om hem aan de metalen rand van de tafel gekleefd te houden. Jason hield op de stenen te schudden, en reikte toen over de tafel naar de asbak. Hij liet de bodem tegen zijn hand zakken.
Toen hij de asbak omhoog hield, ging er een algemeen oooh! op van alle kanten. De stenen zaten daar vast, ondersteboven, met hun goeie kant naar boven.
‘Noemt u dit eerlijke stenen?’ vroeg hij. De man die de stenen had gegooid greep snel naar zijn broekzak. Jason was de enige die zag wat er daarna gebeurde. Hij hield de hand scherp in zijn oog: zijn eigen hand vlak ‘bij de ploffer. Toen de man naar zijn zak greep, pakte een hand uit de menigte hem van achter beet. Te oordelen naar de grote vierkante vorm, kon die hand maar aan één iemand toebehoren. De dikke duim en wijsvinger schroefden zich snel om de pols van de hoofdcroupier en waren weer verdwenen. De man gilde schril en hield zijn arm omhoog, de hand bengelde erbij als een handschoen vanaf het gebroken polsgewricht.
Aan zijn flank goed beschermd kon Jason verder gaan met het spel.
‘De oude stenen alstublieft,’ zei hij rustig.
Als verdoofd schoof de croupier ze naar hem toe. Jason schudde snel en liet ze rollen. Voordat ze de tafel raakten, drong het tot hem door dat hij ze niet in zijn macht had — de tijdelijke psikracht was weg. Tergend langzaam rolden ze door. En lieten een zeven zien.
Toen hij de fiches telde die naar hem toe geschoven werden, kwam hij tot bijna een miljard kredits. Zoveel zouden ze winnen als hij er nu mee ophield, maar het was niet de drie miljard die Kerk nodig had.
Nou, het moest maar genoeg zijn. Terwijl hij naar de fiches reikte viel zijn oog op Kerk aan de overkant van de tafel en de ander schudde gestadig zijn hoofd: nee. ‘Laten we doorgaan,’ zei Jason mat, ‘nog één keertje.’ Hij ademde op de stenen, en poetste ze op op zijn manchet en vroeg zich af hoe hij ooit in deze situatie verzeild was geraakt. Miljarden waarover werd beslist door een paar dobbelstenen. Zoveel als de jaarlijkse inkomsten van sommige planeten. Het enige dat het mogelijk maakte om zulke hoge inzetten te hebben was het feit dat de regering van deze planeet een aanzienlijk zakelijk belang had in dit casino. Hij schudde zolang hij kon en tastte naar de kracht die hem verlaten had — toen liet hij ze gaan.
Alles in het casino stond stil, de mensen stonden op tafels en stoelen te kijken. Er kwam geen enkel geluid uit die grote menigte. De stenen sprongen terug van de tafel met een luid gekletter en tuimelden over het kleed. Een vijf en een één, zes. Hij moest zijn point nog hebben. Jason veegde de stenen naar zich toe en praatte tegen ze, mummelde de oude spreuken die geluk brachten en gooide weer.
Hij moest vijf keer gooien voordat hij een zes had.
De menigte zuchtte met hem mee en hun stemmen klonken snel op. Hij wilde stoppen en een diepe zucht slaken, maar hij wist dat het niet kon. Het geld winnen was maar een gedeelte van het werk — nu moesten ze ermee vandoor. Het moest heel gewoon gaan. Een kelner kwam langs met een blad drankjes. Jason hield hem aan en stopte een honderdje in zijn zak.
‘Jullie drinken van mij,’ riep hij, terwijl hij het blad uit de handen van de kelner loswrong. Mensen die hem geluk wensten zorgden ervoor dat de gevulde glazen verdwenen waren en Jason stapelde de fiches op het blad. Het waren er meer dan erop konden, maar Kerk verscheen op dat moment met een tweede blad.
‘Ik zal u met genoegen helpen, meneer, als u mij toestaat,’ zei hij.