‘Die vlammendingen kunnen ons nog heel wat last bezorgen,’ zei Rhes. ‘Die daar bestrijkt het hele gebied waar jij doorheen wilt trekken.’
‘Dat is geen probleem,’ verzekerde Jason hem. ‘Het mag eruitzien alsof ze volkomen willekeurig richten, maar dat is niet zo. Hij beschrijft een eenvoudige boog, genoeg om een dier af te schrikken, maar het is nooit bedoeld om mensen buiten te houden. Kijk zelf maar. Hij vuurt met regelmatige tussenpozen van twee, vier, drie en een minuut!’
Ze kropen terug naar de holte waar Naxa en de anderen op hen wachtten. De groep telde maar dertig man. Wat zij moesten doen kon alleen maar door een snelle lichte groep gedaan worden. Hun sterkste wapen was de verrassing. Als die eenmaal weg was zouden hun andere wapens het geen seconde uithouden tegen het stadsgeschut. Iedereen zag er ongemakkelijk uit in de bontvellen en beenwindsels en sommigen hadden ze los gemaakt om wat af te koelen.
‘Maak dicht,’ beval Jason. ‘Niemand van jullie is ooit zo dicht bij de ommuring geweest en jullie begrijpen niet hoe dodelijk het hier is. Naxa houdt de grotere dieren weg en jullie kunnen zelf de kleinere aan, dat is het gevaar niet. Iedere doorn hier is giftig, en zelfs de grassprieten hebben een dodelijke steek. Kijk uit voor insecten van elke soort en als we in beweging komen moet je alleen ademhalen door de natte doeken.’
‘Hij heeft gelijk,’ gromde Naxa. ‘Zelf nooit zo dichtbij geweest. Dood, alleen maar dood bij die muur. Doe wat hij zegt.’
Ze konden toen alleen maar wachten, slepen de toch al naaldscherpe punten van hun pijlen bij en keken naar de langzaam voortgaande zon. Alleen Naxa deelde de onrust niet. Hij zat stil met starre ogen, de beweging van het dierenleven om hem heen in het woud aftastend.
‘Op weg,’ zei hij. ‘Grootste ooit gehoord. Geen beest tussen hier en de bergen huilt zijn longen niet uit zijn lijf, op weg naar de stad.’
Jason was zich er gedeeltelijk van bewust. Een spanning in de lucht en een golf van diepe woede en haat. Het zou werken, wist hij, als ze de aanval maar konden beperken tot een klein gebied. De praters leken er zeker van te zijn. Zij waren die morgen kalmpjes op weg gegaan, een smalle rij ruige kerels, als een mentale gesel die het hele Pyrraanse leven zou opdrijven en opzetten tegen de stad.
‘Raak!’ zei Naxa plotseling.
De mannen sprongen overeind en keken in de richting van de stad, maar Jason had al aan het draaien van zijn maag gevoeld dat de aanval kwam. Dit was het.
Er klonken schoten en ver weg zwaar gedreun. Dunne rookveren begonnen boven de boomtoppen uit te komen.
‘Laten we ons opstellen,’ zei Rhes.
Om hen heen huilde het oerwoud met een echo van haat. De half gevoelige planten kronkelden zich en de lucht was vol met kleine vliegende dieren. Naxa zweette en mompelde terwijl hij de beesten terugzond die op hen afkwamen. Toen zij bij de bosrand kwamen, voor het verbrande gebied, hadden zij vier man verloren. Een was er door een insect gestoken; Jason was er op tijd bij geweest met de medidoos, maar de man was zo ziek geweest dat hij terug moest keren. De drie anderen waren gestoken of geschramd en hulp kwam te laat. Hun gezwollen verkrampte lichamen waren achtergelaten.
‘Verdomde dieren doen pijn in mijn hoofd,’ mopperde Naxa. ‘Wanneer gaan we naar binnen?’
‘Nog niet,’ zei Rhes. ‘We wachten op het signaal.’
Een van de mannen droeg de ontvanger. Hij zette hem zorgvuldig neer en hing toen de antenne over een tak. Het toestel was afgeschermd zodat er geen straling uit kon lekken die hen zou kunnen verraden. Hij stond aan, maar er kwam alleen het gesis van de atmosferische ruis uit de luidspreker.
‘We hadden het kunnen timen,’ zei Rhes.
‘Nee, dat kon niet,’ zei Jason. ‘Niet nauwkeurig. We willen tegen die muur op als het gevecht op zijn heetst is en onze kansen het grootst zijn. Zelfs al horen ze het bericht daarbinnen dan betekent het geen donder voor ze. Een paar minuten later doet het er niet meer toe.’
Het geluid uit de luidspreker veranderde. Een stem zei een korte zin, brak toen af. ‘Breng me drie vaten meel.’
‘Voooruit,’ riep Rhes en kwam in beweging. ‘Wacht,’ riep Jason en greep hem bij de arm. ‘Ik neem de tijd op van de vlammenwerpers. Hij moet zo beginnen ... daar!’ Een explosie van vuur verschroeide de grond, verdween toen weer. ‘We hebben vier minuten tot de volgende, we hebben de lange pauze getroffen!’
Ze renden, struikelden over het lange gras en over verkoolde beenderen en geroest metaal. Twee mannen grepen Jason onder zijn armen en droegen hem half over de grond. Het was niet zo afgesproken maar het scheelde kostbare seconden. Zij zetten hem tegen de muur en hij frommelde de bommen te voorschijn die hij gemaakt had. De ladingen van Krannons wapen dat zij meegenomen hadden toen hij gedood was, waren verbonden aan een ontsteker. Alle bewegingen waren zorgvuldig uitgeprobeerd en tot nu toe ging het gesmeerd.
Jason had de metalen muur uitgekozen als de beste plaats om door te breken. Hij bood de meeste weerstand tegen de dieren en de kans was daarom groot dat hij niet extra versterkt was met zandzakken of ander vulsel, zoals de andere gedeelten van de muur. Als hij het verkeerd had, waren ze allemaal verloren.
De eerste mannen hadden hun proppen kleverige hars al tegen de muur aangeplakt. Jason drukte de ladingen erin en ze bleven zitten in een manshoog rechthoekig patroon. Terwijl hij dat deed werd de ontstekingsdraad helemaal uitgerold en de overvallers zochten dekking tegen de voet van de muur. Jason strompelde door de as naar de ontsteking, liet zich erop vallen en drukte tegelijk de knop in.
Achter hem deed een daverende explosie de muur schudden en rode vlammen barstten eruit. Rhes was er het eerst en trok aan het gekrulde en rokende metaal met zijn gehandschoende handen. Anderen grepen het ook vast en bogen de gescheurde stukken opzij. Het gat stond vol met rook en er was niets door te zien. Jason dook door de opening en rolde over een hoop rommel en smakte tegen iets hards aan. Toen hij de rook uit zijn ogen had geknipperd keek hij om zich heen.
Hij was binnen de stad.
De anderen stroomden er nu doorheen, pakten hem op zodat hij niet onder de voet gelopen zou worden terwijl zij naar binnen stormden. Iemand zag het ruimteschip staan en ze renden ernaar toe.
Een man rende om de hoek van een gebouw naar hen toe. Zijn Pyrraanse reflexen deden hem in veiligheid springen in een portiek op het zelfde moment dat hij de invasie bespeurde. Maar zij waren ook Pyrranen. De man gleed langzaam de straat op, met drie pijlen in zijn lichaam. Ze renden voort zonder te stoppen tussen de lage pakhuizen. Het schip stond voor hen.
Was iemand er eerder dan zij? Ze konden zien hoe de buitenste sluis langzaam dichtknarste. Een hagel van pijlen sloeg er zonder effect tegen aan.
‘Ga door!’ schreeuwde Jason. ‘Zorg dat je vlak bij de romp komt voordat hij bij de kanonnen is.’
Deze keer haalden drie mannen het niet. De rest was onder de buik van het schip toen alle kanonnen tegelijk vuurden. De meesten waren ver van het schip af gericht, maar toch was het gehuil van de granaten en de ontploffingen oorverdovend. De drie mannen die nog op het veld waren, werden verteerd door de vlammen. Wie er ook in het schip mocht zijn, hij was erin geslaagd alle kanonnen tegelijk af te vuren, zowel om de aanval af te slaan als om hulp te krijgen. Hij zou nu wel overal om hulp schreeuwend op het scherm te zien zijn. Hun tijd raakte op.
Jason greep naar boven en probeerde het luik open te krijgen, terwijl de anderen toekeken. Het was van binnen uit gesloten. Een van de mannen schoof hem opzij en trok aan de verzonken handel die afbrak onder zijn handen. Maar het luik bleef gesloten.
De grote kanonnen waren nu stil en zij konden elkaar weer verstaan.
‘Heeft iemand het wapen van die dode man afgepakt?’ vroeg hij. ‘Het zou dit luik open kunnen laten springen.’