Het was Rhes die de stilte verbrak. Zijn snelle geest had de argumenten opgenomen en uitgezift. ‘Er klopt één ding niet,’ zei hij. ‘Hoe zit het met ons? Wij leven gewoon op de planeet zonder ommuringen of pistolen. Waarom worden wij ook niet aangevallen? Wij zijn mensen, stammen van dezelfde voorouders als de rotzooiers.’
‘Jullie zijn nooit aangevallen,’ zei Jason, ‘omdat je jezelf niet deed kennen als een natuurramp. Dieren kunnen leven op de helling van een vulkaan, vechten en doden in een natuurlijke wedijver. Maar zij zullen gezamenlijk wegvluchten als de vulkaan uitbarst. De uitbarsting is wat de berg in een natuurramp verandert. In het geval van mensen zijn het hun gedachten die hen doen kennen als levensvorm of als ramp. Berg of vulkaan. In de stad straalt iedereen wantrouwen en dood uit. Zij vinden het prettig om te doden. Dit is ook een natuurlijke selectie, begrijp je. Dat zijn de overlevingstrekken die het binnen de stad het beste doen. Buiten de stad denken de mensen anders. Als ze in hun eentje aangevallen worden, vechten ze, net als ieder ander levend wezen. Als ze onder een meer algemene bedreiging komen te staan handelen ze volgens de overlevingsregels die overal in het heelal gelden en die de stadsmensen gebroken hebben.’
‘Hoe is het begonnen — deze scheiding bedoel ik, tussen de twee groepen?’ vroeg Rhes.
‘Dat zullen we waarschijnlijk nooit te weten komen,’ zei Jason. ‘Ik denk dat jullie mensen oorspronkelijk boeren geweest zijn, of mensen die psi-gevoelig waren en niet bij de anderen waren ten tijde van de ramp. Zij zouden natuurlijk volgens Pyrraanse maatstaven handelen en overleven. Dit zou de verschillen van mening met de stadsmensen kunnen veroorzaken die doden als het antwoord beschouwden. Het is duidelijk dat, wat de reden ook was, er al vroeg twee gescheiden groepen gevestigd werden en dat ze spoedig geheel gescheiden leefden op de beperkte ruilhandel na, die voor beiden voordelig was.’
‘Ik kan het nog steeds niet geloven,’ mompelde Kerk. ‘Het wordt met iedere stap een steeds hardere waarheid, maar ik kan het nog steeds moeilijk aanvaarden. Er moet een andere verklaring voor zijn.’
Jason schudde langzaam zijn hoofd. ‘Nee. Dit is de enige die juist is. We hebben de andere uitgeschakeld, weet je wel? Ik kan het je niet kwalijk nemen dat je het moeilijk vindt om het te geloven, aangezien het direct tegenovergesteld is aan alles wat in het verleden als jouw waarheid heeft gegolden. Het is als het wijzigen van een natuurwet. Alsof je het bewijs gaf dat de zwaartekracht niet werkelijk bestond, dat het een kracht was die vokomen verschilde van de onveranderlijke kracht die wij kennen, één waarmee je kunt leven, als je maar wist hoe! Je zou meer bewijs willen hebben dan woorden, waarschijnlijk wil je iemand op lucht zien lopen.’
‘Wat nog niet eens zo’n gek idee is,’ voegde hij eraan toe, terwijl hij zich naar Naxa omdraaide. ‘Hoor je de dieren hier rond het schip? Niet die waar je gewoonlijk mee omgaat maar de wilde, die alleen leven om de stad aan te vallen?’
‘Plein krioelt ervan,’ zei Naxa. ‘Op zoek naar iets om te doden.’
‘Kun je er één vangen?’ vroeg Jason, ‘zonder dat je gedood wordt bedoel ik.’
Naxa snoof verachtelijk toen hij zich omdraaide en weg ging. ‘Beest moet nog geboren worden, dat mij kwaad doet.’
Ze stonden rustig bij elkaar, iedereen in beslag genomen door zijn eigen gedachten, terwijl zij wachtten tot Naxa terugkwam.
Jason had niets meer te zeggen. Hij wilde nog een ding doen om te proberen hen van de feiten te overtuigen; daarna zou het aan hen zijn om de conclusie te trekken.
De prater kwam spoedig terug met een steekvleugel, die bij een poot aan een lange reep leer gebonden was. Hij flapperde en krijste toen hij naar binnen gebracht werd.
‘In het midden van de kamer, bij iedereen vandaan,’ zei Jason. ‘Kan je hem ergens op laten zitten, zodat hij niet meer rondflappert?’
‘Mijn hand goed genoeg?’ vroeg hij, terwijl hij het beest erop zette dat zich aan zijn handschoen vastklemde. ‘Zo heb ik hem ook gevangen.’
‘Twijfelt iemand eraan dat dit een echte steekvleugel is?’ vroeg Jason. ‘Ik wil er zeker van zijn dat iedereen beseft dat dit geen bedrog is.’
‘Het ding is echt,’ zei Brucco. ‘Ik kan het vergif in de vleugelklauwen hier vandaan ruiken.’ Hij wees naar de donkere vlekken op het leer waar de vloeistof neerge-druppeld was. ‘Als dat door de handschoen heenvreet is die man dood.’
‘Dan zijn we het erover eens dat hij echt is,’ zei Jason. ‘Echt en dodelijk en de enige test van de theorie zal zijn dat jullie stadsmensen hem benaderen zoals Naxa hier.’
Ze weken automatisch achteruit toen hij dat zei. Omdat zij wisten dat steekvleugel synoniem was met dood. Verleden, heden en toekomst. Een natuurwet verander je niet. Meta sprak voor hen allen.
‘We — we kunnen het niet. Deze man leeft midden in de jungle, zelf een dier. Hij heeft op de een of andere manier geleerd er dicht bij te komen. Maar dat kun je niet ook van ons verwachten.’
Jason sprak snel, voor de prater kon reageren op de belediging. ‘Natuurlijk verwacht ik dat van jullie. Dat is de hele opzet. Als je het beest niet haat en niet verwacht dat hij je aanvalt — nou dan doet hij het niet. Doe net of het een beest van een andere planeet is, dat geen kwaad kan doen.’
‘Ik kan het niet,’ zei ze, ‘het is een steekvleugel.’ Terwijl zij praatten stapte Brucco naar voren, zijn ogen op het beest gericht dat op de handschoen zat. Jason gaf de boogschutters een teken om niet te schieten. Brucco bleef op een veilige afstand staan en keek strak naar de steekvleugel. Hij wapperde onrustig met zijn lederachtige vleugels en siste. Een druppel vergif verscheen aan iedere klauw aan de uiteinden van zijn vleugels. De controlekamer was doodstil.
Langzaam hief hij zijn hand op, stak hem voorzichtig uit boven het dier. De hand zakte iets naar beneden, streek een keer over de kop van de steekvleugel en viel toen terug. Het dier bewoog slechts eventjes onder de aanraking. Er klonk een algemene zucht, toen zij hun onwillekeurig ingehouden adem uitbliezen.
‘Hoe kreeg je het voor elkaar?’ vroeg Meta hees. ‘Hmm, wat?’ zei Brucco, klaarblijkelijk uit een trance ontwakend. ‘O, dat ding aanraken. Heel gewoon eigenlijk. Ik deed net of het een van de trainingsvogels was die ik gebruik, een natuurgetrouw en ongevaarlijk duplicaat. Ik concentreerde me op die gedachte en het lukte.’
Hij keek naar zijn hand en toen weer naar de steekvleugel.
‘Het is geen trainingsvogel, weet je. Hij is echt. Dodelijk. De buitenwerelder heeft gelijk. In alles wat hij zegt.’
Met Brucco’s succes als voorbeeld kwam Kerk dicht bij het dier. Hij liep stijfjes, alsof hij op weg was naar zijn executie, en het zweet stroomde langs zijn strakke gezicht. Maar hij geloofde het en hield zijn gedachten weg van de steekvleugel en kon hem ongedeerd aanraken.
Meta probeerde het ook, maar kon niet tegen de angst op die het dier inboezemde, toen zij dichterbij kwam.
‘Ik probeer het,’ zei ze, ‘ik geloof je nu — maar ik kan het gewoon niet.’
Skop gilde toen iedereen naar hem keek, schreeuwde dat het allemaal bedrog was, en moest bewusteloos geslagen worden toen hij de boogschutters aanviel. Begrip was over Pyrrus neergedaald.
28
‘Wat doen we nu?’ vroeg Meta. Haar stem klonk bezorgd. Zij bracht de gedachten van alle Pyrranen in de kamer onder woorden en van de duizenden die naar hen keken op hun scherm.
‘Wat moeten we doen?’ Zij keerden zich naar Jason en wachtten op een antwoord. Voor het ogenblik waren ze hun geschillen vergeten. De mensen uit de stad keken hem afwachtend aan, net als de kruisboogschutters die hun wapens hadden laten zakken. Deze vreemdeling had de oude wereld die zij kenden in verwarring gebracht en veranderd en hun een andere, vreemdere met onbekende problemen gegeven.