Terwijl hij met één hand stuurde, reikte Kerk onder het dashboard en haalde een wapen te voorschijn dat een tweeling was van het monster dat aan zijn arm vastzat. ‘Gebruik deze in plaats van je eigen,’ zei hij. ‘Explosieve kogels met raketaandrijving maken enorm lawaai. Doe geen moeite op iemand te schieten — daar zorg ik voor. Breng alleen maar een beetje leven in de brouwerij en laat ze op een afstand blijven. Kijk, zo.’
Hij vuurde een enkel schot af uit een raampje en gaf de revolver aan Jason bijna voor de kogel insloeg. Een lege truck werd met een klap opgeblazen, en de brokstukken regenden neer op de auto’s eromheen, waarvan de bestuurders in paniek wegvluchtten.
Hierna was het een rit uit een nachtmerrie, door een gekkenhuis. Kerk reed met ware doodsverachting. Andere auto’s volgden hen en werden op twee wielen afgeschud in de bochten. Zij joegen bijna over de volle lengte van het terrein, een spoor van rokende chaos achterlatend. Toen was de jacht achter de rug en het enige vóór hen de slanke spits van de Darkhans Roem.
De Roem was omgeven door een sterke omheining passend bij de betreurenswaardige status van de planeet van herkomst. De ingang was gesloten en werd bewaakt door soldaten met het geweer in de aanslag, klaar om op de naderende auto te schieten. Kerk deed geen moeite om dichtbij te komen. In plaats daarvan voedde hij de laatste reserve aan de auto en reed recht op de omheining af. ‘Bedek je gezicht,’ zei hij.
Jason had zijn armen voor zijn gezicht gedaan op het moment dat zij ertegenaan reden.
Scheurend metaal gilde, de omheining verboog, vouwde zich om de wagen maar brak niet. Jason vloog van zijn stoel tegen het stootkussen van het dashboard. Tegen de tijd dat Kerk de kromme deur open had, besefte hij dat de rit afgelopen was. Kerk moest het draaien van zijn oogballen gezien hebben. Hij zei niets maar trok Jason naar buiten en gooide hem op de motorkap van de vernielde auto.
‘Klim over de omheining en ren naar het schip,’ schreeuwde hij.
Als er nog enige twijfel bestond over wat hij bedoelde dan gaf hij Jason nu het voorbeeld van het betere loopwerk. Onvoorstelbaar dat iemand van zijn omvang zo snel kon rennen, toch deed hij het. Hij bewoog meer als een aanvallende tank dan als een mens. Jason schudde de nevel uit zijn hoofd en zette er zelf de benen in. Niettemin was hij nauwelijks halverwege het schip toen Kerk de loopplank al bereikt had. Hij was al los van het schip, maar de geschrokken bedienden hielden op hem weg te rollen toen de grote man de treden opsprong.
Bovengekomen draaide hij zich om en vuurde naar de soldaten die toestroomden door het geopende hek. Zij lieten zich vallen, tijgerden verder en beantwoordden zijn vuur. Maar heel weinig schoten in de richting van de rennende Jason.
Het tafereel voor Jasons ogen ging over in slow motion. Kerk die daar boven op de loopplank stond en koelbloedig het vuur beantwoordde dat van alle kanten losspatte. Hij had zich in een ogenblik in veiligheid kunnen stellen door de open deur vlak achter hem. De enige reden dat hij daar bleef was om Jason te dekken.
‘Bedankt,’ hijgde Jason bij de laatste stappen de loopplank op, sprong over het gat ertussen en stortte het schip in. ‘Niets te danken,’ zei Kerk, terwijl hij zich bij hem voegde, zijn pistool heen en weer zwaaiend om het af te koelen.
Een officier van het schip met een grimmige trek op zijn gezicht stond buiten bereik van het vuur en bekeek hen allebei van hoofd tot voeten.
‘En wat is hier verdomme aan de gang?’ gromde hij. Kerk probeerde de loop met een natte duim, liet toen zijn wapen in de holster glijden. ‘Wij zijn rechtschapen burgers van een ander stelsel die geen misdaden hebben begaan. De wilden van Cassylia zijn te barbaars voor beschaafd gezelschap. Daarom gaan we naar Darkhan — hier zijn onze kaartjes — op welks grondgebied, naar ik aanneem, we ons op dit moment bevinden.’ Dit laatste werd toegevoegd vanwege de verschijning van een Cassyliaanse officier die juist de top van de loopplank opgestrompeld was en zijn pistool omhooghief.
Het was de soldaat niet kwalijk te nemen. Hij zag deze vurig gezochte misdadigers ontkomen. Aan boord van een Darkhaans schip nog wel. Woede maake zich van hem meester en hij bracht zijn pistool omhoog. ‘Kom eruit jullie schoften! Zo makkelijk komen jullie niet weg! Kom eruit, langzaam met je handen omhoog, of ik schiet jullie voor je —’
Het was een ijselijk moment dat voortduurde en voortduurde. Het pistool was gericht op Kerk en Jason. Geen van beiden echter pakte z’n eigen wapen. Het pistool draaide een beetje toen de officier van het schip zich bewoog en bleef toen weer gericht op de twee mannen. De Darkhaanse ruimtevaarder was niet weggegaan, maar deed een stap voorbij het luik. Dat was genoeg om hem bij een rood kastje te brengen dat in één vlak met de muur hing. Met een enkele vlugge beweging tilde hij het deksel op en zette zijn duim op de knop erbinnen. Toen hij lachte, trokken zijn lippen weg om al zijn tanden te laten zien. Hij had zijn besluit genomen, en het was het aanmatigende gedrag van de Cassyliaanse officier geweest dat de beslissing bracht.
‘Een enkel schot op grondgebied van Darkhan en ik druk deze knop in,’ schreeuwde hij. ‘En je weet wat deze knop doet — al jullie schepen hebben er ook een. Bega een vijandige daad tegen dit schip en iemand zal een knop indrukken. Iedere moderatorstaaf zal uit de scheepsreactor geblazen worden en op dat moment zal de helft van die vuile stad van jullie in rook opgaan.’ Zijn glimlach was in zijn gezicht gebeiteld en er was geen twijfel dat hij zou doen wat hij zei. ‘Vooruit, schiet maar. Ik denk wel dat ik het leuk zou vinden om deze knop in te drukken.’
Het vertreksignaal werd nu gegeven en het luik-dicht-licht seinde een boze boodschap van de brug. Als vier spelers in een naargeestig drama, keken zij elkaar nog een ogenblik aan.
Toen gromde de Cassyliaanse officier onverstaanbaar van ingehouden woede, keerde zich om en sprong terug naar de trap.
‘Alle passagiers aan boord, vijfenveertig seconden voor start. Deuren vrij.’ De officier sloeg de deksel van het kastje dicht en sloot het terwijl hij praatte. Er was nauwelijks tijd om de versnellingsbanken te bereiken voordat de Darkhans Roem los van de grond kwam.
5
Toen het schip eenmaal in de ruimte was, liet de kapitein Jason en Kerk bij zich komen. Kerk deed het woord en biechtte alles op omtrent hun activiteiten in de voorafgaande nacht. Het enige belangrijke feit dat hij verzweeg was Jasons achtergrond als beroepsgokker. Hij gaf een levendige beschrijving van twee gelukkige vreemdelingen die de boze machten van Cassylia van hun speelwinsten wilden ontroven. Dit alles paste precies in het idee dat de kapitein van Cassylia had. Tenslotte feliciteerde hij zijn officier met de juistheid van zijn handelen en begon een lang verslag aan zijn regering voor te bereiden. Hij gaf de twee mannen zijn beste wensen en de vrijheid in zijn schip.
Het was een korte reis. Jason had nauwelijks de tijd om zijn slaap in te halen voordat zij op Darkhan landden. Omdat zij geen bagage hadden waren zij het eerst door de douane. Ze verlieten de loods juist op tijd om een ander schip te zien landen op een ver verwijderde plek.
Kerk bleef staan om ernaar te kijken en Jason volgde zijn blik. Het was een grijs schip, vol littekens. Het had de logge lijnen van een vrachtschip — maar even veel kanonnen als een kruiser.
‘Jouw schip, natuurlijk,’ zei Jason. Kerk knikte en begon in de richting van het schip te lopen. Een van de luiken opende zich toen zij naar boven klommen, maar er verscheen niemand. In plaats daarvan ratelde een op een afstand bedienbare vouwladder neer tot de grond. Kerk sprong erop en Jason volgde hem onwillig. Op de een of andere manier, vond hij, was dit een beetje te veel van die geen-onzin-geen-aanstellerij-houding.
Toch begon Jason de Pyrraanse houding al aardig te leren. De ontvangst van de ambassadeur aan boord van het schip was precies wat hij verwachtte. Niets. Kerk sloot het luik zelf en zij vonden een plaatsje terwijl het vertreksein werd gegeven. De hoofdbuizen loeiden, de versnelling viel met een smak op Jason neer.