Выбрать главу

‘Mijn geboorteplaneet? Zo ongeveer de stoffigste, saaiste achterhoek van het heelal. Je zult niet geloven hoe vernietigend decadent een planeet is die hoofdzakelijk agrarisch is, stand-bewust en volkomen tevreden met haar eigen vervelende bestaan. Niet alleen is er geen verandering — maar niemand wil ook verandering. Mijn vader was een boer, daarom had ik ook boer moeten worden — als ik geluisterd had naar de raad van mijn ouders. Het was ondenkbaar, zowel als verboden om iets anders te doen. En alles wat ik wilde doen was verboden. Ik was vijftien toen ik leerde lezen — uit een boek gestolen uit een adelschool. Nadien was er geen terugkeer mogelijk. Tegen de tijd dat ik mij aan boord van een ruimtevrachtschip verstopte, op mijn negentiende, moet ik zo ongeveer iedere wet van de planeet overtreden hebben. Graag gedaan. Weggaan van huis was voor mij alsof ik uit de gevangenis kwam.’

Meta schudde haar hoofd bij de gedachte. ‘Ik kan me geen plaats voorstellen zoals die. Maar ik ben er zeker van dat ik het daar niet prettig zou vinden.’

‘Dat ben ik ook,’ glimlachte Jason. ‘Toen ik eenmaal in de ruimte was zonder rechtschapen talenten of vaardigheden, kwam ik gewoon van het een in het andere verzeild. In dit tijdperk van techniek was ik nergens op mijn plaats. Oh, ik neem aan dat ik het niet gek gedaan zou hebben in een of ander leger, maar ik ben niet zo goed in gehoorzamen. Als ik eens gokte, deed ik het aardig, en zo raakte ik er langzamerhand in verzeild. Mensen zijn overal hetzelfde, zodat ik het overal aardig kon redden.’

‘Ik weet wat je bedoelt met ‘mensen zijn hetzelfde’, maar ze zijn zo anders. Ik ben niet helemaal duidelijk, hè? Wat ik bedoel is, dat ik thuis weet wat de mensen zullen doen en tegelijk waarom. Mensen op andere planeten doen allemaal hetzelfde, zoals ik zei, maar toch kost het me moeite om te begrijpen waarom. Bijvoorbeeld, ik vind het leuk om het plaatselijke eten te proeven wanneer we op een planeet zijn, en als er tijd voor is doe ik het altijd.

‘Er zijn bars en restaurants vlakbij iedere ruimtehaven, dus daar ga ik heen. En altijd heb ik last met mannen. Zij bieden me altijd iets te drinken aan, en willen mijn hand vasthouden.’

‘Nou, een meisje alleen in die gelegenheden kan een zekere belangstelling van de mannen verwachten.’

‘Oh, dat weet ik wel,’ zei ze. ‘Wat ik alleen niet begrijp is dat ze niet luisteren als ik zeg dat ik geen belangstelling heb en dat ze op moeten schieten. Zij lachen alleen maar en schuiven een stoel bij, meestal. Maar ik heb gemerkt dat één ding helpt, waar ik ook ben. Ik zeg dat als zij niet ophouden mij lastig te vallen dat ik hun dan een arm breek.’

‘Houden ze dan op?’ vroeg Jason.

‘Nee, natuurlijk niet. Maar als ik dan hun arm gebroken heb, gaan ze weg. En de anderen vallen mij dan ook niet meer lastig. Het is een hele klus en het eten is meestal afschuwelijk.’

Jason lachte niet. Vooral niet toen hij besefte dat dit meisje inderdaad de armen kon breken van ieder stukje tuig in de ruimtehavens van de melkweg. Zij was een vreemde mengeling van argeloosheid en kracht, zoals hij nog nooit was tegengekomen. Opnieuw drong het tot hem door dat hij de planeet moest bezoeken, die mensen voortbracht zoals zij en Kerk.

‘Vertel mij over Pyrrus,’ vroeg hij. ‘Waarom nemen jij en Kerk zo automatisch aan dat ik dood neerval, zodra ik aan land kom? Wat is het voor een planeet?’

Alle warmte was nu uit haar gezicht verdwenen. ‘Dat kan ik je niet vertellen. Dat moet je zelf zien. Dat weet ik in ieder geval sinds ik andere werelden bezocht heb. Pyrrus lijkt op niets dat jullie melkwegmensen ooit hebben meegemaakt. Je zult het niet geloven, totdat het te laat is. Wil je me iets beloven?’

‘Nee,’ antwoordde hij. ‘Tenminste niet voor dat ik gehoord heb wat het is en een besluit genomen heb.’

‘Verlaat het schip niet als we landen. Aan boord zul je veilig genoeg zijn, en ik ga een andere lading wegbrengen over een paar weken.’

‘Ik kan je niets van dien aard beloven. Ik ga eruit als ik eruit wil.’ Jason wist dat ze ongetwijfeld een reden had voor haar woorden, maar de vanzelfsprekende superioriteit die zij zich aanmatigde, stond hem tegen.

Meta maakte de voorbereidingen voor de sprong zwijgend af. Er hing een sfeer die hen er allebei van weerhield om te praten.

Pas de volgende scheepsdag zag hij haar weer, en toen was het volkomen toevallig. Zij was in de astrogatiekoepel toen hij binnenkwam en omhoog keek naar het hier en daar flonkerende zwart van de sprongenhemel. Voor het eerst zag hij haar zonder dat zij dienst had, zij droeg iets anders dan haar scheepspak. Dit was een zachtglanzende jurk die om haar lichaam sloot.

Ze glimlachte naar hem. ‘De sterren zijn zo prachtig. Kom eens kijken.’

Jason stond dicht naast haar en keek omhoog. De eigenaardige meetkundige figuren van de sprongenlucht waren hem bekend, toch hadden ze nog steeds genoeg aantrekkingskracht om hem naar voren te laten stappen. Vooral nu. Meta’s aanwezigheid maakte een verontrustend verschil in de donkere stilte van de koepel. Haar opgeheven hoofd rustte bijna op zijn schouder, de krans van haar haar overschaduwde een gedeelte van de hemel, de geur ervan zacht in zijn neus.

Bijna zonder erbij na te denken legde hij zijn armen om haar heen en voelde haar warme stevige lichaam onder de dunne jurk. Zij vond het goed, want zij bedekte zijn handen met de hare.

‘Je glimlacht,’ zei ze. ‘Je houdt ook van de sterren.’

‘Heel veel,’ antwoordde hij. ‘Maar meer nog. Ik herinner me het verhaal dat je me vertelde. Wil je mijn arm breken, Meta?’

‘Natuurlijk niet,’ zei ze ernstig, en glimlachte toen terug. ‘Ik vind je aardig Jason. Ook al ben je geen Pyrraan, vind ik je heel erg aardig. En ik ben zo alleen geweest.’

Toen zij naar hem opkeek kuste hij haar. Zij antwoordde z’n kus met een vurigheid die geen schaamte of valse bescheidenheid kende.

‘Mijn hut is aan het einde van deze gang,’ zei ze.

6

Hierna waren ze steeds samen. Wanneer Meta dienst had, bracht hij haar maaltijden naar de brug en dan praatten zij.

Jason kwam slechts weinig meer te weten over haar wereld, aangezien er bij stilzwijgende overeenkomst niet over werd gesproken. Hij praatte over de vele planeten die hij bezocht had en over de mensen die hij gekend had. Zij was een dankbare luisteraar en de tijd ging snel voorbij. Zij vonden het prettig in eikaars gezelschap te zijn en het was een fantastische reis.

Toen was het afgelopen.

Er waren veertien mensen aan boord van het schip. Toch had Jason er nooit meer dan twee of drie tegelijk gezien. Er was een vaste roulatie van diensten die zij op het schip in acht namen. Als zij geen dienst hadden, bemoeiden de Pyrranen zich slechts op een zelfgenoegzame manier met hun eigen zaken. Alleen toen het schip uit de sprong kwam en de P.A. verzamelen schreeuwde, kwamen zij allemaal bij elkaar.

Kerk gaf bevelen voor de landing en vragen werden heen en weer gesnauwd. Het was allemaal technisch en Jason deed geen moeite om het te volgen. Het was het gedrag van de Pyrranen dat zijn aandacht trok. Zij praatten vlugger nu en handelden sneller. Als soldaten die zich klaarmaakten voor het gevecht.

Hun onderlinge gelijkenis trof Jason voor de eerste maal. Niet dat zij uiterlijk op elkaar leken of dezelfde dingen deden. Het was de manier waarop zij zich bewogen en handelden die de opvallende gelijkenis deed ontstaan. Zij leken grote sluipende katten. Zij liepen snel, gespannen en klaar om te springen, hun ogen stonden geen moment stil. Jason probeerde met Meta te praten na de bijeenkomst, maar zij was bijna een vreemde. Zij antwoordde in lettergrepen en haar ogen gleden weg van de zijne. Hij had eigenlijk niets te zeggen, zodat ze een beweging maakte om weg te gaan. Hij wilde zijn hand uitsteken om haar tegen te houden, maar bedacht zich toen. Er zou een betere gelegenheid komen om te praten.