Выбрать главу

De koning had me de vrijheid gegeven te gaan waar ik wilde; ik zou er goed gebruik van maken. Op de Oecumenische School zeggen ze altijd, als handelen niets oplevert, verzamel dan gegevens; als gegevens niets opleveren, slaap dan. Maar ik was niet slaperig. Ik zou naar het oosten gaan, naar de Sterkten, en gegevens verzamelen over de Voorspellers, misschien.

4. DE NEGENTIENDE DAG

Een verhaal uit oostelijk Karhide, verteld door Tobord Chorhawa in de Haard Gorinhering en opgetekend door G.A., 93/1492.

Heer Berosty rem ir Ipe kwam naar de Sterkte Thangering en bood veertig aquamarijnen en de helft van de jaaropbrengst van zijn boomgaard als prijs voor een Voorspelling, en de prijs was aanvaardbaar. Hij stelde zijn vraag aan Wever Odren en de vraag was: Op welke dag zal ik sterven?

De Voorspellers kwamen bijeen en gingen samen de duisternis in. Aan het eind van de duisternis sprak Odren het antwoord uit: Je zal sterven op Odstreth (de 19e dag van de maand).

‘In welke maand? Over hoeveel jaar?’ riep Berosty, maar de band was gebroken en er kwam geen antwoord. Hij rende de kring in, greep Wever Odren bij de keel zodat hij bijna stikte en schreeuwde dat hij als hij geen antwoord kreeg de Wever de nek zou breken. Anderen trokken hem weg en hielden hem in bedwang, hoewel hij erg sterk was. Hij probeerde zich los te rukken en riep: ‘Geef antwoord.’ Odren zei: ‘Je hebt het antwoord, en de prijs is betaald. Ga.’

Woedend keerde Berosty rem ir Ipe toen terug naar Charuthe, het derde Domein van zijn familie, een arme streek in noord Osnoriner, die hij nog armer had gemaakt door het bijeenschrapen van de prijs voor de Voorspelling. Hij sloot zich op in het bolwerk in de hoogste kamers van de Haard-Toren en hij wilde er niet uitkomen, voor vriend noch vijand, voor zaaitijd noch oogst, voor kemmer noch strooptocht, de hele maand niet en de volgende en de volgende, en zes maanden gingen voorbij en tien maanden gingen voorbij en nog steeds zat hij als een gevangene in zijn kamer te wachten. Op Onnetherhad en Odstreth (de 18e en 19e dag van de maand) at hij geen voedsel, wilde hij niet drinken en ook niet slapen.

Zijn geliefde, gezworen kemmering was Herbor van de Geganner familie. In de maand Grende kwam deze Herbor naar de Sterkte Thangering en hij zei tegen de Wever: ‘Ik wil graag een Voorspelling.’

‘Wat kun je betalen,’ vroeg Odren, want hij zag dat de man armelijk was gekleed en slecht schoeisel droeg; zijn slee was oud en alles wat hij bij zich had was versleten. ‘Ik zal mijn leven geven,’ zei Herbor.

‘Heeft u niets anders, heer?’ vroeg Odren hem, alsof hij tegen een groot edelman sprak, ‘heeft u niets anders te geven?’

‘Ik heb niets anders,’ zei Herbor. ‘Maar ik weet niet of mijn leven voor u hier enige waarde heeft.’

‘Nee,’ zei Odren, ‘het heeft voor ons geen waarde.’

Toen viel Herbor op zijn knieën, terneergeslagen door schaamte en liefde en hij riep tegen Odren: ‘Ik smeek u mijn vraag te beantwoorden. Het is niet voor mezelf!’

‘Voor wie dan?’ vroeg de Wever.

‘Voor mijn heer en kemmering Ashe Berosty,’ zei de man en hij weende. ‘Sinds hij hier is geweest en dat antwoord kreeg dat geen antwoord is, bezit hij liefde noch vreugde noch adel. Hij zal eraan sterven.’

‘Dat zal hij inderdaad: waar sterft een man anders aan dan aan zijn dood?’ vroeg Wever Odren, Maar Herbors smart ontroerde hem en eindelijk zei hij: ‘Ik zal het antwoord op de vraag die jij stelt zoeken, Herbor, en ik zal er geen prijs voor vragen. Maar bedenk wel, er is altijd een prijs. De vrager betaalt wat hij moet betalen.’

Toen legde Herbor Odrens handen tegen zijn eigen ogen als teken van dankbaarheid en zo begon de Voorspelling. De Voorspellers kwamen bijeen en gingen de duisternis in. Herbor kwam in hun midden en stelde zijn vraag en de vraag was: Hoelang zal Ashe Berosty rem ir Ipe leven? Want Herbor dacht op deze manier het aantal dagen of jaren te verkrijgen en zo het hart van zijn geliefde gerust te stellen met zekerheid. Toen gingen de Voorspellers de duisternis in en eindelijk riep Odren, vreselijk gekweld alsof hij brandde in een vuur: Langer dan Herbor van Geganner! Het was niet het antwoord waar Herbor op had gehoopt, maar het was het antwoord dat hij kreeg en aangezien hij geduldig was ging hij ermee terug naar Charuthe, door de sneeuw van Grende. Hij kwam in het Domein bij het bolwerk en beklom de toren en daar vond hij zijn kemmering Berosty zoals altijd, bleek en somber bij een door as verstikt vuur met zijn armen op een roodstenen tafel en zijn hoofd tussen zijn schouders.

‘Ashe,’ zei Herbor, ‘ik ben naar de Sterkte Thangering geweest en ik heb het antwoord gekregen van de Voorspellers. Ik heb ze gevraagd hoelang je zou leven en hun antwoord was: Berosty zal langer leven dan Herbor.’ Herosty keek naar hem op, langzaam alsof zijn halsscharnier roestig was geworden en hij zei: ‘Heb je ze dan gevraagd wanneer ik zou sterven?’

‘Ik heb ze gevraagd hoelang je zou leven.’

‘Hoelang? Jij idioot. Je mocht de Voorspellers een vraag stellen en je vroeg ze niet wanneer ik zal sterven, op welke dag, welke maand en welk jaar, hoeveel dagen heb ik nog — jij vroeg hoelang? O, jij dwaas, jij blinde dwaas, langer dan jij, ja, langer dan jij!’ Berosty nam het grote, stenen tafelblad alsof het een plaat blik was en sloeg er Herbor mee op zijn hoofd. Herbor viel met de steen bovenop zich. Berosty stond daar enige tijd volkomen buiten zichzelf. Toen tilde hij de steen op en zag hij dat hij Herbor de schedel had ingeslagen. Hij plaatste het blad weer op zijn voetstuk. Hij ging naast de dode liggen en sloeg zijn armen om hem. Heen, alsof ze in kemmer waren en alles goed was. Zo vonden de mensen van Charuthe hun toen ze eindelijk de torenkamer openbraken. Daarna was Berosty krankzinnig en moest hij achter slot worden gehouden, want bij wilde altijd op zoek naar Herbor die naar hij dacht ergens in het Domein rondzwierf. Zo leefde hij een maand en toen verhing hij zich op Odstreth, de negentiende dag van de maand Thern.