Выбрать главу

Sordny Thanern. Ongeveer –7° C; bevroren regen, wind die van de ijsrivier komt gieren als een luchtstroom door een tunnel. De tent staat een halve kilometer van de rand op een lang, plat stuk stevige, korrelige sneeuw. De afdaling van de Dremegole was zwaar en steil, over naakte rotsen en rotsvelden; de rand van de gletsjer zit vol spleten en liet ijs is zo verontreinigd met kiezel en keistenen dat we daar de slee ook op wielen probeerden. Voor we honderd meter waren gevorderd zat een van de wielen vast en was een as krom. Van nu af aan gebruiken we de glijders. Vandaag hebben we slechts zes en een halve kilometer afgelegd en nog steeds in de verkeerde richting. De zijgletsjer schijnt in een lange bocht naar het westen op het Gobrin IJs uit te lopen. Hier tussen de vulkanen is hij ongeveer zes kilometer breed en verder naar het midden zal hij wel niet zo moeilijk begaanbaar zijn, hoewel er meer spleten in zitten dan ik had gehoopt en het oppervlak is slecht.

De Drumner is in werking. De ijzel op onze lippen smaakt naar rook en zwavel. Zelfs onder de regenwolken doemde de hele dag in het westen een donkere schim op. Af en toe werd alles, wolken, ijzel, ijs en lucht, dofrood en zakte dan langzaam weer terug naar grijs. De gletsjer schudt een beetje onder onze voeten.

Eskichwe rem ir Her veronderstelde dat de vulkanische activiteit in noordwestelijk Orgoreyn en in de Archipel de laatste tien of twintig millennia is toegenomen en hij voorspelt het einde van de IJstijd, of tenminste het wegtrekken van het ijs en een interglaciale periode. De CO2 die door de vulkanen in de atmosfeer wordt losgelaten zal op den duur een isolerende laag vormen die de warmte van lange golflengte die door de aarde wordt uitgestraald zal vasthouden, terwijl de directe zonnewarmte ongehinderd kan binnendringen. Hij zegt dat de gemiddelde temperatuur uiteindelijk ongeveer zeventien graden zal stijgen tot een waarde van 22° C. Ik ben blij dat ik dat niet zal meemaken. Ai zegt dat Terraanse geleerden gelijksoortige theorieën hebben ontwikkeld om de nog onvolledige recessie van hun laatste IJstijd te verklaren. Dergelijke theorieën blijven grotendeels onweerlegbaar en onbewijsbaar; niemand weet met zekerheid waarom het ijs komt en waarom het wegtrekt. De Sneeuw van de Onkunde blijft ongerept. In het donker hangt er nu boven de Drumner een grote plak dof vuur te branden.

Eps Thanern. De dagteller staat op vijfentwintig kilometer, maar hemelsbreed zijn we niet meer dan twaalf kilometer gevorderd vanaf de kampplaats van gisteravond. We zijn nog steeds op de ijspas tussen de twee vulkanen. Drumner werkt nog steeds. Als de wind de kolkende en kronkelende wolken as en rook en witte stoom even opzij blaast, zien we vurige wormen langs zijn zwarte hellingen omlaag kruipen. De lucht is voortdurend, zonder enige onderbreking, gevuld met een fluisterend gesis; zo’n enorm en langdurig geluid dat je het niet hoort als je niet luistert Toch vult het alle poriën van je hele wezen. De gletsjer trilt onophoudelijk, hij kraakt en knalt onder onze voeten. Alle sneeuwbruggen die door de sneeuwstormen over de spleten waren geslagen zijn weg, kapot getrild, ineengestort door dit trillen en schokken van het ijs en de grond onder het ijs. We gaan heen en weer op zoek naar het eind van een kloof in het ijs die zo breed is dat hij de hele slee kan opslokken, dan zoeken we weer naar het eind van de volgende kloof; we proberen naar het noorden te trekken, maar we worden telkens naar het westen of het oosten gedwongen. Boven ons gromt de Dremegole uit sympathie voor Drumners inspanningen en hij blaast smerige rook uit.

Toen ik vanmorgen toevallig even naar Ai keek was zijn huid aangetast door de vorst; neus, oren en kin hadden een dodelijke grijze tint. Ik kneedde het leven er weer in terug, en er was geen blijvende schade maar we moeten voorzichtiger zijn. De wind die van het IJs omlaagblaast is eenvoudig dodelijk; en we lopen er met ons gezicht tegenin. Ik zal blij zijn als we deze gespleten en gerimpelde ijsarm tussen twee grommende monsters kunnen verlaten. Bergen moet je zien, niet horen.

Arhad Thanern. Een beetje sove-sneeuw, temperatuur tussen –9 en –7° C. Vandaag legden we negentien kilometer af, waarvan ongeveer acht in de goede richting en de rand van de Gobrinvlakte is zichtbaar dichterbij, boven ons in liet noorden. We zien nu dat de ijsrivier vele kilometers breed is: de arm tussen de Drumner en de Dremegole is slechts een vinger en nu zijn we op de rug van de hand. Als we vanuit ons kamp naar beneden kijken, zien we hoe de gletsjerstroom wordt gespleten, verdeeld, gescheurd en omgewoeld door de zwarte, rokende bergtoppen die hem proberen tegen te houden. Als we vooruit kijken zien we dat hij breder wordt; hij stijgt in een wijde bocht omhoog en doet de donkere modderrichels in het niet verdwijnen tot hij de ijswand ontmoet ver boven ons onder gordijnen van wolken en rook en sneeuw. Tegelijk met de sneeuw vallen nu as en sintels omlaag en het ijs is bezaaid met klinkers die erop liggen of half zijn ingesmolten; een goed oppervlak om te wandelen, maar tamelijk zwaar voor een slee, en de glijders hebben nu al een nieuwe onderlaag nodig. Twee of driemaal stortte er een vulkanisch projectiel vlak naast ons op het ijs. Ze sissen luid als ze neerkomen en ze branden een hol in het ijs. We horen de sintels neerkletteren met de vallende sneeuw. We kruipen millimeter voor millimeter naar het noorden door de smerige chaos van een wereld die nog in de maak is. Heil dan de onvoltooide Schepping!

Netherhad Thanern. Geen sneeuw sinds vanmorgen; bewolkt en winderig, ongeveer –9° C. De grote meervoudige gletsjer waarop we ons bevinden daalt vanuit het westen in de vallei neer en wij zitten op de uiterste oostrand. Dremegole en Drumner liggen nu een stukje achter ons, hoewel er oostelijk van ons nog een scherpe rug van de Dremegole oprijst, bijna op ooghoogte. We zijn nu omhooggekropen en geklommen tot een punt waar we moeten kiezen of we de lange westelijke bocht van de gletsjer die langzaam omhoog stijgt naar de ijsvlakte zullen volgen, of dat we de ijsklippen anderhalve kilometer noordelijk van ons kamp van vanavond zullen beklimmen, en ons zo, met behoorlijk wat risico, een veertig à vijftig kilometer trekken besparen.

Ai wil liever het risico lopen.

Hij heeft een zekere broosheid. Hij is volkomen onbeschermd en uiterst kwetsbaar, zelfs tot en met zijn geslachtsorgaan dat hij altijd buiten zijn lichaam moet dragen; maar hij is sterk, ongelooflijk sterk. Ik ben er niet zeker van dat hij het trekken langer kan volhouden dan ik, maar hij trekt harder en sneller dan ik — tweemaal zo hard. Hij tilt de slee van voren of van achteren op om hem over een obstakel heen te helpen. Ik zou zo’n gewicht niet kunnen tillen als ik niet in dothe ben. Geheel overeenkomstig zijn broosheid en zijn kracht heeft hij een geest die gemakkelijk wanhoopt en zich snel laat uitdagen: een heftige, ongeduldige moed. Dit langzame, zware kruipwerk dat we de laatste dagen hebben gedaan put hem lichamelijk en geestelijk uit, zodat ik hem als hij van mijn ras was, een lafaard zou vinden, maar dat is hij allesbehalve; hij heeft een snelle dapperheid die ik nog nooit heb meegemaakt. Hij is bereid; hij verlangt er zelfs naar, om zijn leven te wagen in die wrede snelle strijd met de afgrond.

‘Vuur en angst, goede knechten, slechte heren.’ Hij maakt gebruik van zijn angst. Ik zou door mijn angst de lange weg hebben gekozen. Hij is moedig en verstandig. Wat heeft het voor zin op een dergelijke tocht een veilige route te zoeken. Er zijn onzinnige routes die ik niet zal nemen; maar er is geen veilige.

Streth Thanern. Geen geluk. Geen enkele route waarlangs we de slee omhoog kunnen krijgen, hoewel we daar de hele dag naar hebben gezocht.

Vlagerige sove-sneeuw met dichte as erdoorheen. Het was de hele dag donker, want de wind die weer naar het westen was gedraaid blies het rookgordijn van de Drumner weer naar ons toe. Hierboven schudt het ijs minder, maar er had een heftige beving plaats toen we een klip met richels probeerden te beklimmen; hij schudde de slee los die we klem hadden gezet en ik werd een meter of twee naar beneden gesleurd, maar Ai had een goed houvast en zijn kracht redde ons allebei van een val in de afgrond, die ruim zestig meter diep was. Als een van ons een arm of een been breekt in deze onderneming, betekent dat waarschijnlijk voor ons alletwee het eind; en daarin ligt nu bet risico — een tamelijk lelijk risico als je het goed bekijkt. Het dal van de gletsjers achter ons is wit van de stoom; de lavastroom heeft daar het ijs bereikt. We kunnen absoluut niet terug. Morgen zullen we verder naar het westen proberen omhoog te komen.