‘Onzin. Dit had je niet kunnen voorkomen, Peter.’
Het waren letterlijk dezelfde woorden die zijn vrouw had gebruikt, besefte Van Opperdoes met een glimlach.
‘Ik weet het. Dat zei iemand anders ook al tegen me.’
Jacob liet de auto uitrollen bij het rode stoplicht ter hoogte van de De Clercqstraat en remde zachtjes, op het laatste moment. Wat zijn oude collega daar zei, was een bevestiging van zijn vermoeden.
Jacob keek strak vooruit, terwijl hij zijn stem liet dalen tot een zacht gefluister. ‘Praat jouw vrouw met je op… speciale momenten? Als je heel moe bent, zoals nu? Of vlak voordat je gaat slapen?’
Het was voor het eerst dat Jacob zonder omwegen naar zijn vrouw vroeg. Het voelde een beetje ongemakkelijk voor Van Opperdoes, hoewel Jacob allang op de hoogte was van de gesprekken tussen hem en zijn overleden vrouw.
‘Ik… ik heb eigenlijk geen idee. Ik weet… Ik voel gewoon dat ze altijd bij me in de buurt is.’
Jacob keek hem onderzoekend aan. ‘En ze kan met je praten wanneer je wilt? Hoe… hoe hoor je dat dan? Echt als een stem?’
Van Opperdoes zette grote, onschuldige ogen op, terwijl hij nadacht over dingen die hij inmiddels al bijna vanzelfsprekend vond. ‘Ik heb geen idee. Het gebeurt niet wanneer ik wil. Ik hoor haar gewoon praten. In mijn hoofd.’
‘Niet in je oren?’
‘Jacob… alsjeblieft…’
Jacob stak begrijpend zijn hand op. ‘Al goed… ik zal niks meer vragen.’ Het licht sprong op groen, en Jacob trok op. ‘Ik was alleen maar nieuwsgierig. Ik vind het wel mooi, eigenlijk. Ja, dat is het. Mooi.’
‘Dan ben je de enige. Alle anderen die mij af en toe in mezelf zien mompelen, want dat doe ik kennelijk, denken dat ik een seniele ouwe gek ben geworden,’ bromde Van Opperdoes.
Jacob lachte uitbundig en sloeg links af, de De Clercqstraat in. ‘Maar dat is ook het probleem. Als jij vertelt dat je hele gesprekken met je vrouw voert, is er niemand die je gelooft.’
De oude rechercheur haalde berustend zijn schouders op. ‘Dat is hun probleem, niet het mijne. Ik weet wat ik hoor.’
Jacob knikte. ‘Niemand… jij ook niet… zal ooit kunnen bewijzen dat jij die stem daadwerkelijk hoort.’
Van Opperdoes plukte ongemakkelijk aan zijn neus. ‘Nee. Maar moet dat dan?’
‘Natuurlijk niet.’ Jacob glimlachte. ‘Het is toch jouw vrouw? Die moet je lekker voor jezelf houden.’
Van Opperdoes prees zichzelf gelukkig dat hij naar de Raampoort was gegaan en met deze fijne collega was komen te werken. Vergenoegd keek hij voor zich uit.
In de verte, hoog boven hem, glimlachte zijn vrouw tevreden, dat wist hij zeker.
‘Wat was het kenteken ook alweer?’ vroeg de verhuurder sloom.
Peter van Opperdoes zuchtte en legde de uitdraai op de balie.
De jonge man trok het papier naar zich toe, kauwde overdreven langzaam en met geopende mond op een fors blok kauwgom en typte met één vinger het kenteken in de computer. Ondertussen hees hij zijn spijkerbroek achteloos op, waarvan de bovenkant volgens de laatste mode zo ongeveer op zijn knieën rustte. Hij droeg een gele boxershort met blauwe rand, die nog steeds voor het grootste gedeelte zichtbaar bleef.
‘Een rooie Audi?’
Van Opperdoes knikte geduldig.
De verhuurder tuurde wazig naar het scherm. ‘Uh huh… uh huh… o, ja…’ Hij keek Van Opperdoes en Jacob langdurig aan. ‘Jullie zijn van de politie?’
Jacob begon zijn geduld te verliezen. ‘Je hebt net al een kwartier lang onze legitimatiebewijzen bekeken. Of in ieder geval gedaan alsof.’
‘Een rooie Audi was het toch?’ De jonge man liep een kantoortje in, met een nog verder afzakkende broek, en liet hen vervolgens wachten.
‘Ik ga hem straks arresteren wegens aanstootgevend gedrag,’ fluisterde Jacob.
‘Welnee… Heb toch eens geduld, Jacob. Hij functioneert gewoon op een ander… hoe zegt de jeugd dat tegenwoordig ook alweer… op een ander level. Hij is een beetje anders dan wij. Een beetje langzamer ook…’
‘Een beetje langzamer? Een schildpad haalt hem rechts in.’
Van Opperdoes glimlachte. ‘Natuurlijk! Die hoeft ook niet elke minuut z’n broek op te hijsen.’
Het leek weer een eeuwigheid te duren, maar toen kwam de jonge man weer terug. Hij legde met onverholen tegenzin een kopie van een rijbewijs op de balie.
‘Aanrijding gehad zeker?’
‘Zoiets, ja.’ Van Opperdoes bekeek de kopie en gaf die met een veelzeggend gebaar aan Jacob.
‘Wanneer is die auto verhuurd?’
‘Vier dagen geleden.’
‘En er ging geen lampje branden toen jullie dit rijbewijs zagen?’
De jonge man wierp een ongeïnteresseerde blik op het rijbewijs, waarna hij zijn schouders ophaalde en zijn hoofd schudde.
‘Ik heb hem niet verhuurd.’
Jacob keek hem ongelovig aan. ‘Maar als deze man bij jou aan de balie zou komen, met dit rijbewijs, zou je hem dan een auto meegeven?’
De jonge man sjorde zijn broek tevergeefs omhoog, en wierp een nieuwe ongeïnteresseerde blik op het rijbewijs. ‘Het is toch een rijbewijs?’
‘Hopeloos. Zorg dat jullie volgende keer wat beter opletten.’ Jacob vouwde de kopie op en stak die in zijn binnenzak.
‘Maar… wat was er dan?’ Het leek erop dat er toch enige interesse ontstaan was bij de verhuurder.
Jacob trok de kopie weer tevoorschijn en priemde met zijn vinger naar de foto op het rijbewijs. ‘Hoe oud schat je die vent?’
‘Een jaar of dertig?’
‘Precies. En hoe oud is hij volgens de geboortedatum op dit rijbewijs?’
De jongen boog zich over de kopie om de datum goed te kunnen zien. Toen sloeg hij zijn ogen naar het plafond en zijn lippen bewogen, zonder dat er geluid uit kwam. Hij was overduidelijk in zichzelf aan het rekenen.
‘Tweeën… zestig?’
‘Applaus voor jezelf.’
De jonge man grinnikte. ‘Dan ziet hij er nog verdomd goed uit voor zijn leeftijd.’
Jacob keek naar Van Opperdoes, sprakeloos en in stomme verwondering over zoveel pure domheid. ‘Dit is een vervalst rijbewijs, ontzettende sukkel die je bent! Iemand heeft er een andere foto op geplakt!’
De jonge man fronste, waarna een stompzinnige grijns op zijn gezicht verscheen. ‘Ja, dat zou je bijna gaan denken, hè?’
Van Opperdoes legde zijn hand kalmerend op de arm van zijn collega. ‘Kom, Jacob, laten we gaan. Er is nog een hoop te doen.’ Een geamuseerde trek gleed over zijn gezicht, hoewel hij behoorlijk teleurgesteld was over het behaalde resultaat.
Toch was er één lichtpuntje: ze hadden dan wel niet de juiste naam, maar waarschijnlijk wel de juiste foto van de man die de auto opgehaald had.
Hoofdstuk 8
Jacob hing de kopie van het rijbewijs op het grote witte bord dat sinds kort de muur van de recherchekamer sierde. Met stiften konden ze er aantekeningen op maken, en met magneetjes papieren op plakken. Van Opperdoes had er niet zoveel mee, maar Jacob vond het wel prettig om geheugensteuntjes op te schrijven.
Aan de linkerkant hing een foto van Bart Scholing oftewel Hempie, met daaronder ‘Lijk 1 — Stenen Hoofd’. Aan de rechterkant hing een foto van Willem van Kampen, met daaronder ‘Lijk 2 — kofferbak Audi Westerdoksdijk’.
Onder Lijk 1 hing een foto van mevrouw Van Lier met de opmerking ‘zelfde moordenaar??’ en onder Lijk 2 had Jacob een foto van de huurauto en de kopie van het rijbewijs gehangen. Hij deed een stapje terug en bekeek het overzicht.
‘Peter?’ vroeg Jacob voorzichtig.
Van Opperdoes volgde Jacob met zijn ogen. ‘Ja?’
‘Waar we het in de auto over hadden… eigenlijk vroeg ik dat met een bepaalde reden.’