‘Ze moet,’ bromde Van Opperdoes.
Monica van Molenbeek zat strijdvaardig op een stoel in de verhoorkamer. Toen Peter van Opperdoes en Jacob binnenkwamen, probeerde ze neutraal te kijken, maar ze slaagde er niet in haar woede te verbergen.
‘Goedenavond, mevrouw Van Molenbeek. Fijn dat u hier bent.’
‘Ik had weinig keus, geloof ik. Het was of meekomen, of gearresteerd worden.’
Van Opperdoes maakte een sussend gebaar. ‘Mijn collega’s zijn misschien wat al te voorbarig geweest.’
‘Nou ja, wat dan ook… Waarom ben ik hier?’
De twee rechercheurs namen plaats op een stoel tegenover haar. Van Opperdoes legde een foto neer op tafel.
‘Herkent u dit?’
Ze deinsde achteruit. ‘Is dit de plek waar Willem is vermoord? Dat wil ik helemaal niet zien.’
Van Opperdoes schudde geruststellend zijn hoofd. ‘U kunt rustig kijken. Er staat niks engs op.’
Monica pakte de foto en bestudeerde hem. Het was de woonkamer van Willem van Kampen, zoals de rechercheurs hem hadden aangetroffen: overhoopgehaald, vernield, elke millimeter doorzocht.
Haar ogen misten geen detail van de foto, merkte Van Opperdoes op.
Uiteindelijk keek ze op. ‘Wat is dit?’
‘Dat is de woning van Willem van Kampen. Iemand heeft daar iets gezocht, nadat hij is vermoord.’
Ze legde de foto voorzichtig neer op de tafel, alsof het iets kostbaars betrof. ‘Ik ken die woning niet. Ik wist waar hij woonde, maar ik ben nooit bij hem binnen geweest.’
‘Dat komt dan goed uit.’
Ze hield haar hoofd een beetje schuin. ‘Waarom?’
‘Omdat mijn collega’s van de Technische Recherche nu in die woning op zoek zijn naar vingerafdrukken en dna-sporen. Dat scheelt weer zoeken, want dan kunnen ze die van u in ieder geval niet tegenkomen.’
Monica gaf geen antwoord en keek weg.
Van Opperdoes leunde naar voren. ‘Of misschien toch wel?’
Schoorvoetend gaf ze toe: ‘Misschien ook wel.’
Van Opperdoes knikte tevreden. ‘Het leek me al sterk dat u wel precies wist aan te duiden waar Willem van Kampen woonde, maar er nooit geweest zou zijn.’
‘Ik ben er weleens geweest, ja.’
Het ging niet van harte.
‘U ziet wat ze gedaan hebben?’
‘Ze hebben het appartement flink vernield en er een rotzooi van gemaakt. Het zag er heel anders uit toen ik er was,’ constateerde ze droog.
‘De woning is niet vernield. Hij is doorzocht.’
‘Werkelijk? Wat zochten ze?’
‘Dat hoopte ik van u te horen.’
Monica haalde haar schouders op. ‘Ik heb geen idee.’
Van Opperdoes en Jacob zwegen.
Monica keek hen onderzoekend aan. ‘Denkt u dat ik er iets mee te maken heb, soms? Beschouwt u mij… als een verdachte?’
Van Opperdoes maakte een geduldig gebaar. ‘Wij zouden ons werk niet goed doen als we bij voorbaat mensen uitsloten.’
‘Wat bedoelt u daarmee?’
‘Dat iedereen een verdachte kan zijn. Dus ja, u ook.’
Ze ging rechtop zitten en snoof verontwaardigd. ‘Dan weiger ik verder mee te werken. Ik zeg helemaal niets meer.’
Van Opperdoes glimlachte. ‘Dat zal niet veel helpen.’
‘En wat bedoelt u daar nu weer mee?’
Van Opperdoes glimlachte vriendelijk. ‘U blijft toch verdachte.’
Hoofdstuk 13
‘IJsselstein!’
Van Opperdoes stond onder aan de trap naar de zolder. Het gebruikelijke gerommel klonk vanaf de zolder naar beneden, voordat het rood aangelopen hoofd van IJsselstein in de opening verscheen.
‘Wat!?’
Van Opperdoes trok zijn meest onschuldige gezicht. ‘Ik weet dat je druk bent, en dat je alles probeert… maar dat ding…’
‘Zo’n ding heet een usb-stick.’
‘Dat ja. Die stick is echt heel erg belangrijk.’
De borstkas van IJsselstein zwol op en hij stommelde de steile trap af. ‘Prima. Geef mij het wachtwoord maar.’
‘Welk wachtwoord?’
‘Dat vraag ik aan jou. Ik ben erachter dat dat ding beveiligd is met een wachtwoord, en ik weet niet wat dat is. Als ik het verkeerde woord gebruik, wordt vernietigd wat er op die stick staat. Het is een duivels goed beveiligd ding.’
Jacob krabde op zijn hoofd. ‘Kun je er niet omheen werken? Dat ding kraken?’
IJsselstein schudde mismoedig zijn hoofd. ‘Amateurs zijn jullie. Jullie weten helemaal niets van de digitale wereld. Dit is een usb-stick met een hardwarebeveiliging en een 256-bits aes-encryptie. Ik kan drie keer een wachtwoord proberen, maar als ik dan niet het goede heb… dan zijn alle data op dat ding voor altijd en eeuwig weg. En dat willen we toch niet?’
Hij keek Van Opperdoes zo doordringend aan, dat die niets anders kon dan enigszins overdonderd nee schudden.
‘Goed zo,’ ging IJsselstein verder. ‘Dan ga ik nu weer verder, als jullie het niet erg vinden.’
‘Is er een kans…?’ probeerde Van Opperdoes nog.
IJsselstein stopte halverwege de trap. ‘Als ik wat heb, dan hoor je het. Ik ga nu de fabrikant in Amerika bellen.’
Van Opperdoes stond voor het witte bord. ‘Vraag één is beantwoord. Vraag drie, daar is IJsselstein mee bezig. Blijft voor nu over…’ Hij legde zijn vinger op vraag twee: ‘Wie is de man op het rijbewijs die de auto gehuurd heeft?’
Jacob hing de kopie van het rijbewijs op het witte bord. ‘Ik heb de foto naar de wijkagenten gestuurd en op ons computernetwerk gezet. Misschien dat iemand erop aanslaat.’
‘Dus ook daar kunnen we niet veel mee?’
‘Op dit moment niet.’
Peter van Opperdoes draaide zich om en greep zijn jas, na een snelle blik op de klok.
‘Waar wil je naartoe?’
‘Hans van Donkeren wil toch dat wij geloven dat hij een keurige zakenman is?’
‘Absoluut.’
Van Opperdoes trok zijn zware montycoat aan. ‘Dan zal hij vast alle medewerking aan dit onderzoek verlenen.’
Het koperen bord aan de buitenkant van het pand glom hun tegemoet. ‘Van Donkeren bv’ stond er met elegante zwarte letters in gegraveerd.
‘Zo’n soort bord hangt meestal ook aan de buitenkant van een heel slecht bordeel,’ mompelde Jacob.
Het pand waar ze voor stonden had verder echter weinig van een slecht bordeel. Het zou eerder een heel luxe en duur bordeel zijn. Dit was een villa in Amsterdam-Zuid, met uitzicht op het Vondelpark.
‘Zou hij hier zijn?’
‘Zijn naam staat op de deur,’ antwoordde Van Opperdoes terwijl hij aanbelde. ‘En het is nog geen vijf uur.’
‘Goedemiddag…’ Een zangerige stem klonk uit de intercom.
‘Recherche, goedemiddag. Wij komen voor de heer Van Donkeren.’
Het bleef even stil.
‘Hebt u een afspraak?’
Van Opperdoes keek Jacob even aan en trok een wenkbrauw omhoog. ‘Nee, wij hebben geen afspraak, maar het is wel dringend.’
Er werd niet geantwoord. In plaats daarvan werd na enkele seconden de deur geopend. Een stevig gebouwde man keek niet onvriendelijk op hen neer.
‘U bent van de recherche?’
‘Van Opperdoes, inderdaad, recherche van het bureau Raampoort.’
De man knikte. ‘U ziet er ook uit als een rechercheur, met alle respect. Toch wil ik graag uw legitimatie zien, als u daar geen probleem mee hebt.’
Jacob keek hem onderzoekend aan. ‘En als we daar wel een probleem mee hebben?’
De man bleef vriendelijk. ‘U bent van harte welkom, maar dan moet ik u verzoeken terug te komen op het moment dat u zich wel wilt legitimeren. Wij runnen hier een bedrijf dat met gevoelige gegevens werkt en zijn daarom nogal selectief in wie wij binnenlaten.’
Hij boog zich iets voorover.
‘Ik kan me sterk vergissen, maar volgens mij bent u zelfs verplicht om zich te identificeren.’
Van Opperdoes trok zijn portemonnee uit zijn broekzak en viste zijn beduimelde legitimatiebewijs eruit.