Выбрать главу

‘En deze zaak?’ Het klonk terloops, achteloos.

Maar Peter van Opperdoes wist wel beter. Zijn vrouw dwong hem alle gebeurtenissen weer even snel op een rijtje te zetten.

‘Het zit je niet lekker, is het niet?’

Van Opperdoes schopte onhandig tegen een steentje. ‘Nee, het zit me niet lekker. Stel dat Dennis Post de moordenaar is die we zoeken. Willem van Kampen en Hempie, die zaten wel zo’n beetje in hetzelfde kringetje van mensen. Ik bedoel… niet helemaal hetzelfde, maar Hempie wilde graag tot dat kringetje behoren, dus ik kan me heel goed voorstellen dat die weleens in de buurt van Willem van Kampen kwam. Die twee kunnen elkaar hebben gekend. Maar Willem van Kampen en de kleine crimineel Dennis Post? De kans dat die twee elkaar kenden uit het criminele milieu is uiterst klein. Letterlijk twee werelden van verschil. Wat voor reden… wat voor motief… kan Dennis Post dan gehad hebben om Willem van Kampen te vermoorden?’

Ongemerkt was hij al in de Westerstraat. Links van hem was de ingang van de Tichelstraat.

‘Woonde Willem van Kampen daar niet?’ vroeg zijn vrouw.

‘Daarachter, ja.’

‘En wat zit er in je rechter jaszak?’

Van Opperdoes ging met zijn hand in zijn jaszak en zijn vingers sloten zich om een setje sleutels dat hij kennelijk vergeten was eruit te halen.

‘De woning is verzegeld. En dit zijn de sleutels.’

Zijn vrouw klonk vrolijk verbaasd. ‘Echt waar? Tjonge toch…’

Van Opperdoes moest glimlachen. ‘En wat moet ik daar dan doen?’

‘Ik hoorde net iemand iets zeggen over een wachtwoord, dat nogal belangrijk schijnt te zijn.’

‘We hebben die woning al van onder tot boven doorzocht.’

‘Naar wat?’ wilde zijn vrouw weten.

‘Naar van alles en nog wat. Alles wat we konden gebruiken.’

‘Maar toen wist je nog niet dat je het wachtwoord zocht dat Willem van Kampen gebruikte.’

Van Opperdoes sloeg links af de Tichelstraat in, nagestaard door twee innig gearmde verliefden, die de in zichzelf pratende man nastaarden.

‘Nee, dat klopt.’

‘Nou dan,’ zei zijn vrouw bemoedigend. ‘Als je weet waar je naar op zoek bent, zoek je toch anders.’

De oude rechercheur sloeg rechts af, richting Karthuizersplantsoen. Hij moest inwendig lachen om zijn wijze vrouw.

‘Met wie praat jij daar allemaal, dat je van die wijze dingen zegt?’

Een zacht parelende lach, die langzaam wegstierf, klonk door de Jordaan.

Peter van Opperdoes opende de deur en verwijderde de paarse stickers die de verzegeling vormden. Hij liep de woning in, die nog in precies dezelfde staat verkeerde als waarin ze haar hadden achtergelaten. Zijn vrouw had gelijk: als je weet waar je naar op zoek bent, kijk je naar andere dingen.

Was Willem van Kampen iemand die een boekje bijhield met al zijn pincodes en wachtwoorden? Vast niet. Hij was uitermate slim, daar zou hij geen risico mee nemen. Nee, hij hoefde niet te gaan zoeken naar papiertjes of opschrijfboekjes. De situatie kon beter vanuit een andere invalshoek bekeken worden. Wat was het wachtwoord van Willem van Kampen? Welke combinatie zou hij gebruiken? Als iemand aan mij een wachtwoord zou vragen, dacht Van Opperdoes, dan nam ik iets wat makkelijk was. Iets wat dicht bij me lag. Ik zou de voornaam van mijn vrouw nemen.

‘Dank je wel,’ zei zijn vrouw.

‘Graag gedaan,’ mompelde Van Opperdoes. ‘Zit ik warm?’

‘Uh huh…’ beaamde zijn vrouw.

‘Dank je wel…’ zei de oude rechercheur terwijl hij scherp om zich heen keek.

‘Graag gedaan,’ glimlachte zijn vrouw.

Van Opperdoes keek door de woning. Alles was duur en groot, maar er viel hem niet veel op. Voor de zekerheid keek hij nogmaals in wat lades en onder het matras van het bed, maar niets. Willem had geen kinderen gehad, geen vriendin en geen huisdieren wier naam hij zou kunnen gebruiken. Moedeloos besloot hij weg te gaan, de stille hoop toch nog iets te vinden was vervlogen. Net voor hij vertrok, trok iets zijn aandacht.

Zijn oog viel op een grote ingelijste foto, die boven de bank hing. Vier mannen, in kleding uit de jaren zeventig, liepen achter elkaar op een zebrapad. Een van hen liep op blote voeten en had een sigaret in zijn hand. The Beatles, op Abbey Road. In Van Opperdoes’ hoofd viel een eerste stukje van de puzzel op z’n plek.

Hij liep peinzend naar de slaapkamer. Ook daar hing een poster, fraai ingelijst. Dezelfde vier Beatles, in felgekleurde pakken voor een bloemperk, met daarop een basdrum met daarop de tekst ‘Sgt. Peppers Lonely Hearts Club Band’.

Hij liep terug naar de woonkamer, waar een dure geluidsinstallatie stond. Hij bukte bij de stapel cd’s die er stond. Allemaal muziek van The Beatles, John Lennon en Paul McCartney. In de cd-speler die hij opende… The Beatles.

Voldaan sloot Van Opperdoes de deur weer stevig af en plakte opnieuw stickers van de verzegeling op de deur en de deurstijl.

Hoofdstuk 16

Thuis was het aangenaam. Peter van Opperdoes had de kachel warm opgestookt en de gordijnen expres opengelaten. Het contrast tussen binnen en buiten kon nauwelijks groter zijn dan nu. Buiten joeg de koude wind de eerste mistflarden, net als iedere nacht, alweer over de Brouwersgracht. Tot het moment dat Van Opperdoes de sleutel in het slot had gestoken, was de nacht mild geweest, maar nu spookte het weer behoorlijk.

Van Opperdoes installeerde zich in zijn warme en comfortabele stoel voor het raam, met op zijn schoot zijn trouwe Moleskine-boekje. Op twee pagina’s had hij een duidelijk schema getekend van alle gebeurtenissen van de laatste twee dagen. Hij kon nu de naam invullen bij de onbekende foto van de man die de auto had gehuurd waar het lijk van Willem van Kampen in lag: Dennis Post.

In het huis van Dennis was het mogelijke moordwapen gevonden, waarmee Hempie en mevrouw Van Lier waren doodgeschoten. Er lag een brief waarin hij… of iemand anders… spijt betuigde. In zijn boekje kon de oude rechercheur lijnen trekken van Dennis Post naar twee van de drie vermoorde mensen. Naar Willem van Kampen trok hij een lijn, met een vraagteken erbij. Een connectie vinden tussen Van Kampen en Dennis Post zou slechts een kwestie van tijd zijn. Als hij inderdaad de dader was, waren de drie moorden opgelost. En Dennis Post had zelfmoord gepleegd, dus zou de zaak snel afgesloten kunnen worden.

Hij keek door het raam, waar de mist nu weer de gracht versluierde, waardoor zijn wereld klein en eenzaam werd. De opmerkingen van zijn vrouw echoden na in zijn hoofd. Nog niet zo lang geleden had de eenzaamheid hem ontzettend benauwd, en leek daardoor alle kleur uit zijn leven verdwenen te zijn. Het overlijden van zijn vrouw had hem zo aangegrepen, dat niets hem vreugde schonk.

Hij had de Warmoesstraat voor bureau Raampoort verruild, maar zat eigenlijk het liefste thuis. Omgeven door alleen zijn herinneringen aan haar beeld, haar lach, het zachte klikken van haar pantoffels op het parket. Alles leek ineens grijs, grauw en somber… een somberheid die hij verafschuwde. Toch was er langzaamaan weer wat kleur in zijn leven gekomen en leerde hij omgaan met die eenzaamheid. Het scheelde natuurlijk dat hij haar nog steeds in zijn nabijheid voelde. De gesprekken die hij met haar had en het gevoel dat ze hem nooit in de steek zou laten werden zijn grootste troost. Ze stimuleerde hem zelfs tijdens de moordonderzoeken. Daardoor, en doordat de relatie met zijn collega Jacob was uitgegroeid tot een warme vriendschap, was ook zijn zin in het recherchewerk weer terug.

Hij sloot het Moleskine-boekje, deed de gordijnen dicht en besloot op zijn intuïtie te vertrouwen.

Iets klopte er niet.

‘The Beatles. Weet je dat zeker?’

Peter van Opperdoes haalde zijn schouders op. ‘Als het niet werkt, hebben we het in ieder geval geprobeerd. Als het niet het goede wachtwoord is, hebben we ook niks verloren.’