‘Je bent gek! Een officier van justitie weet van die stick, en een rechter-commissaris. Je kunt toch niet zomaar die informatie aan collega’s geven. Zelfs niet aan de cie! Van Straaten vilt je levend als hij het hoort…’
Van Opperdoes liep glimlachend, zonder iets te zeggen, verder.
‘Wat lach je? Er is iets… Het is de echte stick niet. Er staat niks op,’ hoopte Jacob.
‘O jawel, het is een honderdprocentkopie, die IJsselstein voor mij heeft gemaakt, met alles erop en eraan. Ik heb niet gelogen.’
‘Ja, maar… die geef je toch niet zomaar aan de cie?’
Van Opperdoes schudde zijn hoofd. ‘Niet zomaar. Ik heb hun informatie ook nodig.’
‘Die heb je gekregen.’
‘Niet alles. Ze houden dingen achter.’
‘Hoe weet jij dat nou? Bovendien krijg je niet meer van ze. Zij hebben al wat ze willen, namelijk die stick.’
De pretlichtjes in de ogen van Van Opperdoes dansten vrolijk heen en weer. ‘O, ja? Ik krijg alles wat ik wil. Want ze missen nog iets.’
‘Wat dan?’
‘Het wachtwoord.’
En vrolijk sjokte hij de gang van het hoofdbureau door, terwijl Jacob hem hoofdschuddend volgde.
Voor het hoofdbureau stapten ze in de auto. Van Opperdoes ging zitten en legde zijn handen over zijn gezicht. Zo bleef hij even zitten.
‘Gaat het?’
‘Niets is wat het lijkt in deze zaak, dat klopt. Een van mijn eigen gouden regels en ik vergeet hem…’
‘Want?’ vroeg Jacob zacht.
De handen van de oude rechercheur, die langzaam op en neer over diens gezicht gingen, als om de vermoeidheid weg te masseren, ontroerden hem.
‘We gaan zo vaak uit van vermoedens. En dan nemen we de meest logische vermoedens als eerste. En voordat we het weten, worden die vermoedens in onze gedachten een waarheid, die we proberen te bewijzen in plaats van dat we de waarheid die we niet kennen, gaan zoeken.’
Jacob knikte aarzelend. ‘En wat moeten we dan doen?’
‘Die vermoedens eens honderdtachtig graden draaien, en kijken waar we dan terechtkomen. Wil je naar de woning waar Dennis Post naar beneden is gesprongen rijden?’
Jacob startte de auto.
In de woning liep Van Opperdoes meteen naar het raam dat open had gestaan. De Technische Recherche had de hele woning onderzocht. Van Opperdoes bekeek het raamkozijn van dichtbij. Langzaam verscheen een tevreden trek op zijn gezicht.
‘Kijk eens?’
Jacob keek. Aan beide zijden van het raamkozijn waren vingerafdrukken te zien.
‘Vingerafdrukken. Dennis Post heeft in het raam gestaan, en zich vastgehouden aan de zijkant van het raam, voordat hij naar beneden is gesprongen.’
‘Echt waar?’ vroeg Van Opperdoes. ‘Dat dacht de Technische Recherche ook, daarom hebben ze niets van zich laten horen na het onderzoek. De vingerafdrukken zijn van Dennis Post, dat is waar. Alles klopt dus. Zij dachten net zoals jij.’
Jacob bekeek de vingerafdrukken nog eens goed. Hij legde zijn eigen vingers eroverheen, zonder ze daadwerkelijk aan te raken. Hij fronste.
‘Ze kloppen niet.’
‘Inderdaad…’ beaamde Van Opperdoes. ‘Niets is wat het lijkt. Je moet in je gedachten honderdtachtig graden draaien.’
Jacob keek hem niet-begrijpend aan.
‘Letterlijk. Honderdtachtig graden draaien.’
Jacob draaide zijn handen om. Om goed te kunnen blijven staan, moest hij zich ook omdraaien, met zijn gezicht de kamer in. ‘De handen staan de verkeerde kant om. Hij keek naar binnen, in plaats van naar buiten.’
‘Klopt. En iedereen die springt, kijkt naar beneden. Conclusie: hij is niet naar buiten gesprongen. Hij is het raam in gedreven, en heeft zich nog vast proberen te houden aan het raamkozijn, voordat hij naar beneden is geduwd. In zijn val heeft hij zich weten om te draaien. Iemand was hier bij hem binnen, en heeft hem naar buiten geduwd.’
‘Dus het was geen zelfmoord.’
Van Opperdoes schudde traag zijn hoofd. ‘Nee. Het was geen zelfmoord. Het was moord.’
Jacob haalde diep adem. ‘Mevrouw Van Lier is vermoord. Hempie, bij de auto, is vermoord. Deze Dennis Post, die de auto had gehuurd… ook vermoord.’
Van Opperdoes sloot het raam. ‘De echte dader van de moord op Willem van Kampen is bezig om alle mensen die ons op zijn spoor zouden kunnen zetten uit de weg te ruimen.’
Een halfuur nadat ze weer op het bureau waren, had Peter van Opperdoes een briesende Daan Lefeber aan de telefoon, die hem voor van alles en nog wat uitmaakte. Toch klonk er een lichte bewondering door in zijn stem, vanwege de truc die Van Opperdoes had uitgehaald.
‘Ik wil weten wat jullie van De Nilo weten. En geen grappen, en niets achterhouden,’ hoorde Jacob Van Opperdoes zeggen.
Hij moest lachen, omdat zijn oude collega de inlichtingendienst zo klem had gezet.
Van Opperdoes fronste. ‘Zo… dat is mooi. Dank je wel. Het wachtwoord is “The Beatles”. Die ouwe popgroep, ja. Succes ermee.’ Hij legde peinzend neer.
‘En? Heb je ze succesvol afgeperst, daar bij de cie?’
Van Opperdoes grijnsde vreugdeloos, voordat er een denkrimpel in zijn voorhoofd verscheen. ‘De Nilo is advocaat. Wij gingen ervan uit dat hij te kwader trouw was.’
‘Maar niets is wat het lijkt? Is het weer precies tegenovergesteld?’
‘Kennelijk, ja. Volgens de cie is hij de advocaat van een anonieme kroongetuige in het grote Omega-proces, die een deal met de politie wil sluiten.’
‘Wie?’
‘Dat wilden ze niet zeggen. Maar die getuige had alle informatie aan zijn advocaat in bewaring gegeven. Mogelijk heeft Willem van Kampen dat gestolen bij De Nilo.’
Jacob krabde op zijn hoofd. ‘Maar Willem van Kampen is toch helemaal geen partij in het Omega-proces?’
Van Opperdoes wachtte even. Hij liep naar het raam en keek over de Jordaan, voordat hij de cruciale informatie prijsgaf.
‘Nee, Willem van Kampen niet… maar Hans van Donkeren wel.’
Hoofdstuk 19
Het statige pand in Amsterdam-Zuid leek verlaten. Een druilerige motregen liet de straten glanzen. Peter van Opperdoes hield vanuit de wagen de voordeur in de gaten. De bestuurdersdeur werd geopend en Jacob stapte in, een papieren zakje in zijn hand.
‘Hier, gevulde koeken.’
Van Opperdoes zuchtte. ‘Doe dat nou niet…’
Jacob grijnsde. ‘Het is je avondeten.’
‘O ja,’ bromde Van Opperdoes. Hij nam een koek en hapte erin. ‘Maar die is best lekker…’
‘Natuurlijk is ie dat. Mijn vrouw heeft ze gebakken.’
‘Echt? Ik wist dat ze lekker kon koken… maar dit is heel erg goed.’
Jacob tuurde naar het pand. ‘Is er iemand?’
Van Opperdoes schudde zijn hoofd. ‘Helemaal verlaten. Maar ja, Van Donkeren woont er, dus hij zal wel een keer thuiskomen.’
Jacob schudde het zakje leeg en at de laatste kruimels op. ‘Toch snap ik iets niet. Als alles een beetje zit zoals we denken, dan heeft Hans van Donkeren, omdat hij een verdachte is in het Omega-proces, aan Willem van Kampen gevraagd om in te breken bij De Nilo.’
Van Opperdoes knikte. ‘Hij wist dat Willem van Kampen een affaire had met zijn vrouw. Hij wist ook, van zijn vrouw Monica natuurlijk, dat Willem van Kampen een meester-inbreker was. Dus heeft hij Willem van Kampen gebeld… en hem een voorstel gedaan.’
Jacob ging door.
‘Hij zou Willem van Kampen niet aangeven bij de politie voor die oude inbraak bij hem, als die een klusje voor hem zou opknappen. Een inbraak plegen bij De Nilo, en alle gegevens stelen die tegen hem gebruikt konden worden bij het Omega proces.’
‘En dat deed Van Kampen. Maar nadat hij bij De Nilo had ingebroken… en alle belangrijke bestanden van De Nilo op zijn usb-stick had gekopieerd… belde hij Hans van Donkeren…’
‘De tweede serie telefoongesprekken, twee dagen later,’ vulde Jacob aan.