Выбрать главу

Van Opperdoes knikte langzaam. ‘Nee, de dader… of daders… wilde er zeker van zijn dat hij het niet zou overleven.’

Vanaf de Westerdoksdijk klonk gefluit. Van Opperdoes en Jacob keken op.

De lange agent wenkte ongeduldig met zijn arm. De twee rechercheurs keken elkaar even aan.

Van Opperdoes haalde zijn schouders op. ‘Hij wil ons denk ik iets laten zien,’ klonk het droog.

Jacob moest glimlachen. Hij ging zijn oude collega voor, naar de Westerdoksdijk. ‘Ik heb de collega’s gevraagd om een buurtonderzoek te doen. Eerst maar eens alle kentekens noteren van auto’s die in de buurt staan. Het slachtoffer moet toch op de een of andere manier hier gekomen zijn. Misschien staat zijn auto daar wel ergens… En dan de woningen langs. Misschien heeft iemand wel iets gezien of gehoord.’

Van Opperdoes bromde goedkeurend. Hoe sneller een buurtonderzoek plaatsvond, des te meer kans je had om de juiste getuigen te vinden. Een uitstekend idee van Jacob om het meteen te regelen, vond hij.

Bij de ingang van het Stenen Hoofd kwam de lange agent hun kant al op. ‘We hebben alle kentekens genoteerd, en een paar collega’s zijn al met het buurtonderzoek begonnen, maar dit moeten jullie misschien even zien…’

Hij liep voor hen uit en stak de rijbaan over. Aan de overkant van de Westerdoksdijk liep hij langs de bomenrij, in de richting van het Centraal Station. Waar de bomen langs het water ophielden, en de weg weer begon, was het trottoir extra breed. Daar stond een rode auto geparkeerd. De agent hield zijn hand boven de motorkap. ‘Voel eens?’

Beide rechercheurs voelden de warmte die onder de motorkap vandaan kwam.

‘Niet gloeiend heet, maar toch goed warm… Deze auto staat hier nog maar kort,’ concludeerde Jacob.

Van Opperdoes keek om zich heen. Bij de nieuwbouwhuizen links verderop waren lege parkeerplaatsen te over. Geen enkele bewoner zou zijn auto hier parkeren. Aan de rechterzijde van de Westerdoksdijk waren wel wat huizen, maar ook daarvoor gold dat de bewoners niet zo ver uit de buurt zouden hoeven parkeren. Kortom, deze auto was hier, in dit bescheiden stukje niemandsland, kortgeleden neergezet door iemand die hier waarschijnlijk niet thuishoorde.

Van Opperdoes keek onwillekeurig naar het uiteinde van het Stenen Hoofd. Lag daar de bestuurder? Jacob leende de zaklantaarn van de lange agent en scheen in de auto. Op het eerste gezicht viel hem niets op. De wagen was leeg.

‘Jacob…’ Van Opperdoes’ stem klonk gespannen.

Jacob keek om. Zijn oude collega had een paar meter afstand genomen en wenkte hem dichterbij.

Van Opperdoes knikte naar de auto. ‘Kijk eens?’

Nu pas zag Jacob het. Hoewel er niets op de achterbank lag, helde de auto iets achterover. Hij liep naar de kofferbak en bekeek die zorgvuldig. ‘De wagen is niet op slot, dus de achterklep misschien ook niet…’

Van Opperdoes knikte. ‘Open maar. Maar doe voorzichtig, anders krijgen we weer ruzie met de technische recherche…’

Jacob haalde een paar plastic handschoenen uit zijn zak en trok ze voorzichtig aan. Met de punt van zijn pen klikte hij de achterklep open, die akelig langzaam omhoogveerde. Hij liet de zaklantaarn in de kofferbak schijnen. Twee wijd opengesperde ogen staarden hen vanuit de kofferbak aan, maar zagen niets.

Hoofdstuk 3

Even onverwacht als hij was neergedaald, was de mist in de binnenstad verdwenen. Van Opperdoes keek van de kofferbak met het lichaam erin naar het uiteinde van de pier, waar het andere lijk lag. Hij probeerde een logische verklaring te vinden voor dit tweede lijk, maar vooralsnog stond hij voor een raadsel.

Jacob had kennelijk ook staan denken, want hij kwam naderbij en trok zijn wenkbrauwen op. ‘Ik kom er niet uit.’

Van Opperdoes schudde langzaam zijn hoofd. ‘Nee, ik ook niet.’

En beiden zwegen ze.

Zoals altijd waren de eerste uren na een misdrijf de belangrijkste. Maar dan was het wel handig als je wist wát je moest onderzoeken.

Nu waren er twee lijken; een op het Stenen Hoofd, dat door drie kogels geveld was, en een lijk op nog geen honderd meter daarvandaan, in de kofferbak van een nog warme auto.

Vragen waren er genoeg. Wie was het lijk in de auto? Waar was de chauffeur van de auto? Was dat de dode man op het Stenen Hoofd? Of was de chauffeur de moordenaar van beide slachtoffers?

Jacob wees naar de auto. ‘Let op mijn woorden, dit wordt een lastige zaak.’

Van Opperdoes knikte beamend. ‘Ik vrees het ook.’

Jacob krabde op zijn hoofd. ‘Ach, we kunnen het onszelf ook makkelijk maken. Zijn we snel weer thuis en kunnen we gaan slapen.’

‘Zo? En hoe wou je dat doen?’

Jacob grijnsde. ‘De moorden meteen oplossen. Een mooie snelle verklaring vinden voor deze twee lijken. En dan lekker gaan slapen.’

Van Opperdoes keek hem geamuseerd aan. ‘Je maakt me nieuwsgierig. Vertel maar eens, hoe zijn deze twee moorden volgens jou dan gepleegd?’

‘Zie je nou? Jij gaat al uit van twee moorden. Maar…’ Jacob stak quasiwaarschuwend zijn vinger omhoog ‘… dit zijn geen twee moorden. De chauffeur van de auto heeft de man op het Stenen Hoofd vermoord, is daarna achter in de kofferbak gaan liggen en heeft zelfmoord gepleegd. Zaak klaar, beide moorden opgelost en de dader is ook dood.’

Van Opperdoes moest lachen, ondanks de naargeestige omgeving. Zwarte humor was een uitstekende bescherming tegen alle ellende waar ze dagelijks mee te maken hadden, wist hij. Dat was soms lastig te begrijpen voor buitenstaanders.

Hij klopte Jacob op zijn schouder. ‘Mooi verzonnen… Het is alleen een heel klein beetje ongeloofwaardig.’

‘Ja, daar was ik ook al bang voor.’

Van Opperdoes plukte nadenkend aan zijn neus. ‘Maar toch is het belangrijk wat je zegt, ook al is het onzin. Het is een wijze les.’

Jacob keek blij omhoog. ‘O, ja? Zei ik iets slims?’

‘Absoluut. Ga nooit zomaar ergens van uit. Hier liggen twee lijken… Hoe voor de hand liggend is het om ervan uit te gaan dat ze allebei vermoord zijn? Inderdaad, beste Jacob, wie weet heeft een van de mannen zelfmoord gepleegd. Of heeft de man in de kofferbak een hartaanval gehad.’

‘Tja, dat zou kunnen… maar dat is nu natuurlijk niet zo.’

Van Opperdoes gebaarde met zijn arm. ‘Waarschijnlijk niet, nee. Maar je moet overal rekening mee houden. De kans, hoe onwaarschijnlijk klein ook, bestaat altijd dat iets niet is wat het lijkt…’

Jacob knikte ernstig. Na dit korte moment van ontspanning, waren beide rechercheurs weer bijzonder geconcentreerd. ‘Je hebt gelijk. Ik vrees dat we hier nog wel even bezig zijn. Ik ben trouwens benieuwd waar Forensische Opsporing…’

Hij werd ruw onderbroken door getoeter bij het afzetlint. Jacob keek om en zag het witte busje van de forensisch rechercheurs aan komen rijden. ‘Als je het over de duivel hebt…’

Hij liep snel naar de afzetting om de technisch rechercheurs op te vangen.

Van Opperdoes bleef peinzend staan. Jacob had wel gelijk, vond hij. Zo makkelijk zat dit allemaal niet in elkaar…

Ton van Maan en Hugo Pastoor, de rechercheurs van de afdeling Forensische Opsporing, hoorden Jacobs uitgebreide verhaal over de twee slachtoffers aandachtig aan. Met hun blik volgden ze zijn uitgestrekte vinger, van het Stenen Hoofd naar de geparkeerde auto op de Westerdoksdijk.

Ton van Maan zweeg even en liet alles op zich inwerken. ‘Hebben jullie al aanwijzingen dat de twee slachtoffers elkaar kenden, of op een of andere manier bij elkaar horen? Namen, antecedenten, wat dan ook…?’

Jacob schudde zijn hoofd. ‘We hebben nog geen idee wie het zijn.’

Van Maan keek Pastoor even aan. ‘Dan laten we nog wat mensen komen. We behandelen de vindplaatsen van de twee lichamen ieder als een aparte plaats delict.’