‘Dat weet ik allemaal al.’ Jaime had Rugens cel doorzocht en ser Addams goudmantels hadden hem nog eens doorzocht.
‘Jawel, uwe genade,’ zei Qyborn, ‘maar wist u dat er onder die stinkende kamerpot een steen loszat waaronder een kleine holte verborgen was? Zo’n plek waar iemand kostbaarheden verstopt die hij verborgen wil houden?’
‘Kostbaarheden?’ Dat was nieuw. ‘Geld, bedoelt u?’ Ze had Tyrion er al die tijd al van verdacht dat hij die bewaarder op een of andere manier had omgekocht.
‘Zonder twijfel. De holte was weliswaar leeg toen ik hem vond. Rugen heeft zijn op kwalijke wijze verworven schat ongetwijfeld meegenomen toen hij de benen nam. Maar toen ik met mijn toorts bij de holte hurkte, zag ik iets glinsteren, dus wroette ik in de aarde tot ik het had opgegraven.’ Qyborn opende zijn handpalm. ‘Een gouden munt.’
Goud, dat wel, maar op het moment dat Cersei hem aanpakte, wist ze dat er iets niet klopte. Te klein, dacht ze, te dun. De munt was oud en versleten. De ene kant vertoonde het profiel van een koning, de andere kant de afdruk van een hand. ‘Dit is geen draak,’ zei ze.
‘Nee,’ beaamde Qyborn. ‘Hij dateert van voor de Verovering, uwe genade. De koning is Garth de Twaalfde, en de hand is het wapenteken van het huis Gardenier.’
Van Hooggaarde. Cersei sloot haar hand om de munt. Wat voor verraad is dit nu weer? Hamer Tyrel was een van Tyrions rechters geweest en had luidkeels om diens dood geroepen. Was dat een afleidingsmanoeuvre? Kan het zijn dat hij al die tijd met de Kobold onder één hoedje heeft gespeeld, met hem heeft samengezworen om vader te doden? Als Tywin Lannister in zijn graf lag, zou heer Tyrel de aangewezen man lijken om Hand des konings te worden, maar toch…’U spreekt hier met niemand over,’ beval ze.
‘Uwe genade kan op mijn discretie rekenen. Een man die met een gezelschap huurlingen rondtrekt, leert zijn mond houden, of hem wordt het zwijgen opgelegd.’
‘Dat geldt ook voor mijn gezelschap.’ De koningin legde de munt weg. Daar zou ze later wel over nadenken. ‘En die andere kwestie?’
‘Ser Gregor Clegane.’ Qyborn haalde zijn schouders op. ‘Ik heb hem onderzocht, zoals u hebt bevolen. Het vergif op de speer van de Adder was manticoregif uit het oosten, daar verwed ik mijn leven om.’
‘Pycelle zegt van niet. Hij heeft mijn vader verteld dat manticoregif dodelijk is zodra het in het hart doordringt.’
‘Dat is ook zo. Maar dit vergif is op een of andere manier verdikt om het sterven van de Berg te rekken.’
‘Verdikt? Hoe dan? Met een andere substantie?’
‘Dat kan zijn, uwe genade, hoewel de meeste vergiften minder krachtig worden als ze ergens mee aangelengd worden. Mogelijkerwijs is de oorzaak… laten we zeggen, minder natuurlijk. Een spreuk, denk ik.’
Is die kerel al net zo’n idioot als Pycelle? ‘Wilt u mij vertellen dat de Berg bezig is aan een vorm van zwarte kunst te creperen?’
Qyborn negeerde de spot in haar stem. ‘Hij sterft aan het vergif, maar heel langzaam, en onder afgrijselijke pijnen. Mijn pogingen zijn pijn te verzachten zijn al even vruchteloos gebleken als die van Pycelle. Ser Gregor is al te zeer gewend aan papaver, vrees ik. Volgens zijn schildknaap word hij gekweld door felle hoofdpijnen, en vaak slaat hij de papavermelk achterover zoals een mindere man zijn bier achterover slaat. Maar hoe het ook zij, zijn aderen zijn over zijn hele lichaam zwart geworden, zijn water is troebel van de pus, en het gif heeft een gat in zijn zij gevreten, zo groot als mijn vuist. Om u de waarheid te zeggen is het een wonder dat de man nog leeft.’
‘Dat komt door zijn omvang,’ opperde de koningin met een frons. ‘Gregor is heel groot van stuk. En ook heel dom. Kennelijk te dom om te beseffen wanneer hij dood moet gaan.’ Ze stak haar beker uit, en Senelle schonk hem weer vol. ‘De Dorners eisen zijn hoofd, en zijn geschreeuw jaagt Tommen angst aan. Ik ben er ’s nachts zelfs wel eens wakker van geworden. Me dunkt dat het hoog tijd is om ser Ilyn Peyn te ontbieden.’
‘Uwe genade,’ zei Qyborn, ‘misschien zou ik ser Gregor naar de kerkers kunnen laten overbrengen? Daar zal zijn geschreeuw u niet storen, en ik zal meer vrijheid hebben om voor hem te zorgen.’
‘Voor hem te zorgen?’ Ze lachte. ‘Laat ser Ilyn maar voor hem zorgen.’
‘Als uwe genade dat wenst,’ zei Qyborn, ‘maar dat vergif… het zou toch nuttig zijn om daar meer over te weten te komen? Ridders dood je met ridders en schutters met schutters,’ zoals de kleine luiden vaak zeggen. Tegen de zwarte kunst…’ Hij sprak de rest van de gedachte niet uit, maar glimlachte slechts tegen haar.
Geen Pycelle, dat is wel duidelijk. De koningin taxeerde hem nieuwsgierig. ‘Waarom heeft de Citadel u uw keten ontnomen? Ik waarschuw u, spreek de waarheid. Als u mij voorliegt kost dat u uw tong.’
‘De aartsmaesters zijn allemaal lafhartige lieden. De grijze schapen, noemt Marwyn ze. Ik was een even bekwaam heelmeester als Ebrosius, maar ik streefde ernaar hem te overtreffen. Al honderden jaren snijden de mannen van de Citadel de lichamen van de doden open om de ware aard van het leven te bestuderen. Ik wilde de ware aard van de dood begrijpen, dus sneed ik de lichamen van de levenden open. Om die misdaad riepen de grijze schapen schande over mij af en verbanden ze mij… maar zelfs nu nog weet ik meer van het leven en de dood af dan enig mens in Ouds tee.’
‘Is dat zo?’ Ze glimlachte. ‘Goed dan. De Berg is van u. Doe met hem wat u wilt, maar beperk uw onderzoek tot de zwarte cellen. Als hij sterft, breng me dan zijn hoofd. Dat heeft mijn vader aan Dorne beloofd. Prins Doran had Gregor ongetwijfeld liever zelf gedood, maar we krijgen in het leven allemaal zo onze teleurstellingen te verwerken.’
‘Uitstekend, uwe genade.’ Qyborn schraapte zijn keel. ‘Maar ik ben minder goed voorzien dan Pycelle. Ik heb bepaalde werktuigen nodig…’
‘Ik zal heer Gyllis opdragen u van al het goud te voorzien dat u nodig hebt. Koopt u ook wat nieuwe gewaden. U ziet eruit alsof u zo uit de Vlooienzak komt aanlopen.’ Ze keek hem onderzoekend in de ogen, zich afvragend in hoeverre ze deze man durfde vertrouwen. ‘Ik hoef u toch niet te zeggen dat het u slecht zal vergaan als er ook maar een woord over uw… inspanningen buiten deze muren bekend wordt?’
‘Nee, uwe genade.’ Qyborn glimlachte haar geruststellend toe. ‘Bij mij zijn uw geheimen veilig.’
Toen hij weg was, schonk Cersei zichzelf een beker sterkwijn in en dronk die op voor het raam, terwijl ze toekeek hoe de schaduwen op de binnenplaats lengden en nadacht over de munt. Goud uit het Bereik. Waarom zou een onderbewaarder in Koningslanding goud uit het Bereik in zijn bezit hebben, tenzij hij betaald is om vaders dood te helpen bewerkstelligen?
Hoezeer ze ook haar best deed, ze scheen zich heer Tywins gezicht maar niet voor de geest te kunnen halen zonder dat dwaze halve glimlachje te zien en de smerige stank te ruiken die zijn lijk uitwasemde. Ze vroeg zich af of Tyrion daar soms ook achter stak. Het is klein en wreed, net als hijzelf. Kon Tyrion Pycelle als werktuig hebben gebruikt? Hij heeft de man naar de zwarte cellen gestuurd, en die Rugen had het opzicht over die cellen, herinnerde ze zich. Alle draden waren met elkaar verknoopt op een manier die haar niet zinde. Die Hoge Septon is ook een stroman van Tyrion, bedacht Cersei plotseling, en hij heeft vaders arme lichaam van het donker tot de dageraad onder zijn hoede gehad.
Haar oom arriveerde precies met zonsondergang, gehuld in een gewatteerd, donkergrijs wollen wambuis, even duister als zijn gezicht. Net als alle Lannisters had ser Kevan een lichte huid en blond haar, maar hij was inmiddels vijfenvijftig en kalend. Niemand zou hem ooit als aantrekkelijk omschrijven. Met zijn dikke middel, zijn ronde schouders en zijn vierkante, vooruitstekende kin die zijn kortgeknipte baard nauwelijks verhulde, deed hij haar aan een oude mastiff denken… maar een trouwe, oude mastiff was precies wat ze kon gebruiken.