Verrader, dacht ze. Windhaan. Ze vroeg zich af hoeveel Hamer Tyrel hem aangeboden had. ‘U laat uw koning in de steek nu hij u het meest nodig heeft,’ zei ze tegen hem. ‘U laat Tommen in de steek.’
‘Tommen heeft zijn moeder.’ Ser Kevans groene ogen keken zonder blikken of blozen in de hare. Een laatste druppel wijn bungelde nat en rood onder aan zijn kin om ten slotte te vallen. ‘Ja,’ voegde hij er na een korte stilte zachtjes aan toe, ‘en zijn vader ook, denk ik.’
Jaime
Ser Jaime Lannister stond geheel in het wit naast zijn vaders baar, vijf vingers om het gevest van een gouden slagzwaard gevouwen. Tegen de avond werd het schemerig en spookachtig binnen in de Grote Sept van Baelor. Het laatste daglicht viel schuin door de hoge ramen en omspoelde de torenhoge beeltenissen van de Zeven met een sombere rode gloed. Rondom hun altaren flakkerden geparfumeerde kaarsen, terwijl in de zijbeuken de schaduwen zich verdichtten en geluidloos over de marmeren vloeren kropen. De echo’s van de avondhymnen stierven weg terwijl de laatste rouwenden vertrokken.
Balon Swaan en Loras Tyrel bleven nog achter toen de overigen al verdwenen waren. ‘Niemand kan zeven dagen en zeven nachten lang waken,’ zei ser Balon. ‘Wanneer hebt u voor het laatst geslapen, heer?’
‘Toen mijn vader nog leefde,’ zei Jaime.
‘Veroorloof mij vannacht uw plaats in te nemen,’ bood ser Loras aan.
‘Hij was niet uw vader.’ Jij hebt hem niet vermoord Dat heb ik gedaan. Tyrion mag dan de kruisboogpees hebben losgelaten voor het fatale schot, ik heb Tyrion losgelaten. ‘Laat me alleen.’
‘Zoals u beveelt, heer,’ zei Swaan. Loras zag eruit alsof hij nog verder in discussie wilde gaan, maar ser Balon nam hem bij zijn arm en trok hem mee. Jaime luisterde hoe de echo’s van hun voetstappen wegstierven. En toen was hij weer alleen met zijn vader, omringd door kaarsen, kristallen en de weezoete stank van de dood. Zijn rug deed pijn van het gewicht van zijn wapenrusting en zijn benen waren bijna gevoelloos. Hij ging even verstaan en klemde zijn vingers steviger om het gouden slagzwaard heen. Hij kon niet met een zwaard vechten, maar hij kon er wel een vasthouden. Zijn ontbrekende hand bonsde. Dat was bijna grappig. Hij had meer gevoel in de hand die hij verloren had, dan’ in de rest van het lichaam dat hij nog had.
Mijn hand hongert naar een zwaard Ik moet iemand doden. Varys, om te beginnen, maar eerst moet ik de steen vinden waaronder hij zich verstopt. ‘Ik had de eunuch bevolen hem naar een schip te brengen, niet naar uw slaapkamer,’ meldde hij het lijk. ‘Hij heeft uw bloed net zo goed aan zijn handen als… als Tyrion.’ Hij heeft uw bloed net zo goed aan zijn handen als ik, had hij willen zeggen, maar de woorden bleven in zijn keel steken. Wat Varys ook heeft gedaan, ik heb hem ertoe gedreven. Hij had die avond in de vertrekken van de eunuch gewacht, toen hij ten langen leste had besloten zijn kleine broertje niet te laten sterven. Terwijl hij wachtte, had hij met één hand zijn dolk geslepen en een raar soort troost geput uit het ge schraap van staal over steen. Op het geluid van voetstappen was hij naast de deur gaan staan. Varys kwam binnen in een wolk van poeder en lavendel. Jaime stapte achter zijn rug naar voren, schopte hem in zijn knieholte, knielde op zijn borst en plaatste het mes onder zijn zachte, witte kin, zodat hij gedwongen was zijn hoofd op te tillen. ‘Nee, maar, heer Varys,’ zei hij opgewekt, ‘dat ik u hier aantref!’
‘Ser Jaime?’ hijgde Varys. ‘U maakt me aan het schrikken.’
‘Dat was ook de bedoeling.’ Toen hij de dolk omdraaide, sijpelde er bloed langs het lemmet. ‘Ik had zo gedacht dat u mij misschien kon helpen mijn broer uit zijn cel te plukken voordat ser Ilyn zijn hoofd eraf slaat. Toegegeven, het is een lelijke kop, maar het is wel zijn enige.’
‘Ja… welnu… als u dat mes… wilt verwijderen… ja, voorzichtig, als het u behaagt, heer, voorzichtig, O, ik ben geprikt…’ De eunuch raakte zijn hals aan en staarde met open mond naar het bloed aan zijn vingers. ‘De aanblik van mijn eigen bloed is mij altijd een gruwel geweest.’
‘Dan krijgt u binnenkort nog meer om van te gruwen, tenzij u mij helpt.’
Varys werkte zich overeind tot een zittende houding. ‘Uw broer… mocht de Kobold op onverklaarbare wijze uit zijn cel verdwijnen, dan zouden er v-vragen worden gesteld. Ik zou voor mijn leven moeten v-vrezen…’
‘Ik beschik over uw leven. Het kan me niet schelen welke geheimen u kent. Als Tyrion sterft, zult u hem niet lang overleven, dat kan ik u wel beloven.’
‘O.’ De eunuch zoog het bloed van zijn vingers. ‘U vraagt iets vreselijks… de Kobold los te laten die onze geliefde koning heeft gedood. Of kan het zijn dat u in zijn onschuld gelooft?’
‘Onschuldig of schuldig,’ had Jaime gezegd als de dwaas die hij was, ‘een Lannister betaalt zijn schulden.’ Wat was dat makkelijk gezegd.
Hij had sindsdien niet meer geslapen. Hij zag zijn broer nu voor zich, de grijns van de dwerg onder de stomp van zijn neus, terwijl de toortsvlammen aan zijn gezicht likten. ‘Arme, domme, blinde, verminkte idioot,’ had hij gesnauwd met een stem waar de kwaadaardigheid van afdroop. ‘Cersei is een leugenachtige hoer, ze neukt met Lancel en Osmund Ketelzwart en wie zegt dat ze het niet ook met Uilebol doet. En ik ben het monster waar iedereen me voor uitmaakt. Ja, ik heb je vileine zoon vermoord.’
Hij heeft nooit gezegd dat hij van plan was onze vader te vermoorden. Als hij dat had gedaan, zou ik hem tegengehouden hebben. Dan was ik nu de verwanten-moordenaar, niet hij.
Jaime vroeg zich af waar Varys zich verborgen hield. De meester der fluisteraars was wijselijk niet naar zijn eigen vertrekken teruggekeerd, noch was hij boven water gekomen bij het doorzoeken van de Rode Burcht. Het kon zijn dat de eunuch liever samen met Tyrion scheep gegaan was, dan achter te blijven om lastige vragen te beantwoorden. Zo ja, dan waren die twee nu al ruimschoots buitengaats en zaten ze samen een flacon goud uit het Prieel te drinken in de hut van een galei.
Tenzij mijn broer Varys ook heeft vermoord en zijn lijk heeft achtergelaten om onder het kasteel weg te rotten. Daar beneden zou het jaren kunnen duren voordat zijn gebeente werd gevonden. Jaime had een twaalftal wachters mee naar beneden genomen, met toortsen, touwen en lantaarns. Urenlang hadden ze rondgetast door kronkelgangetjes en benauwde kruipruimten, via verborgen deuren, geheime trappen en schachten die recht omlaag het pikkedonker in liepen. Hij had zich zelden zo volslagen gehandicapt gevoeld. Een man neemt veel als vanzelfsprekend aan als hij twee handen heeft. Ladders, bijvoorbeeld. Zelfs kruipen ging niet gemakkelijk; het heette niet voor niets ‘op handen en voeten’. Ook kon hij geen toorts vasthouden en tegelijkertijd klimmen, zoals de anderen.
En allemaal voor niets. Ze troffen slechts duisternis, stof en ratten aan. En draken, die beneden op de loer liggen. Hij herinnerde zich de doffe oranje gloed van de kolen in de mond van de ijzeren draak. Het komfoor verwarmde een kamer op de bodem van een schacht waar een stuk of zes tunnels bij elkaar kwamen. Op de vloer had hij een versleten mozaïek van de driekoppige draak van het huis Targaryen gevonden, uitgevoerd in witte en zwarte tegeltjes. Ik ken jou, Koningsmoordenaar, leek het beest te zeggen. Ik heb hier al die tijd gewacht tot je naar me toe zou komen. En het kwam Jaime voor dat hij die stem kende, de ijzeren klanken die ooit aan Rhaegar, prins van Drakensteen hadden toebehoord.