Zeker voor de honderdste keer las ze het bericht uit Cairhien dat twaalf dagen geleden door een duif was gebracht. Weinigen in de Toren wisten ervan. Alleen zij kende de inhoud en alleen zijzelf had een idee van de betekenis van de woorden. De gedachte maakte haar bijna weer aan het lachen.
De ring is in de neus van de stier geplaatst. Ik verwacht een aangename reis naar de markt.
Niet ondertekend, maar ze had geen handtekening nodig. Alleen Galina Casban had van dit prachtige bericht geweten. Galina, aan wie Elaida dingen toevertrouwde die ze niemand anders zou zeggen. Ze vertrouwde niemand volkomen, maar de overste van de Rode Ajah meer dan ieder ander. Ze was per slot van rekening zelf uit de Rode Ajah verheven en in allerlei opzichten zag ze zichzelf nog steeds als een Rode zuster.
De ring is in de neus van de stier geplaatst.
Rhand Altor – de Herrezen Draak, de man die op het punt leek te staan de wereld op te slokken, de man die al veel te veel had opgeslokt – Rhand Altor was afgeschermd en in Galina’s macht. En niemand die hem te hulp kon komen, wist ervan. Als daar enige kans op was geweest, hadden de woorden iets anders geluid. Uit verschillende eerdere berichten was gebleken dat hij misschien het Reizen had herontdekt. Een Talent dat de Aes Sedai na het Breken van de Wereld waren kwijtgeraakt, maar dat had hem niet gered. Het had Galina zelfs bij haar plannen geholpen. Blijkbaar had hij de gewoonte zonder waarschuwing te komen en te gaan. Wie zou er vermoeden dat hij ditmaal niet was vertrokken, maar was opgepakt? Iets wat bijna gegrinnik leek, borrelde in haar keel omhoog.
Over een week of zo, twee op z’n hoogst, zou Altor in de Toren zijn, streng bewaakt en onder veilige leiding tot Tarmon Gai’don. Daarmee was aan zijn verwoesting van de wereld een eind gekomen. Geen enkele geleider mocht vrij rondlopen, dat was waanzin, en zeker niet de man van wie voorspeld werd dat hij in de Laatste Slag de Duistere moest bestrijden. Het Licht geve dat die nog vele jaren in de toekomst lag, al duidde dit hete weer er niet op. Er zouden jaren nodig zijn om de wereld weer behoorlijk op orde te brengen, waarbij eerst ongedaan diende te worden gemaakt wat Altor had aangericht.
Natuurlijk was de schade die hij had toegebracht niets naast wat hij op vrije voeten zou hebben veroorzaakt. Om maar te zwijgen over de mogelijkheid dat hij zelf vóór zijn tijd gedood zou kunnen worden. Nou ja, die lastige jongeman zou worden ingekapseld, even beschermd als een peuter in zijn moeders armen, tot het tijd was hem naar Shayol Ghul te brengen. Daarna, als hij het overleefde...
Elaida’s lippen persten zich opeen. De Voorspellingen van de Draak leken aan te geven dat hij het niet zou overleven, wat ontegenzeggelijk het allerbeste zou zijn.
‘Moeder?’ Elaida schrok op. Alviarin was binnengekomen zonder enig klopje! ‘Ik heb nieuws van de Ajahs, Moeder.’ Alviarin was slank en had een koel gezicht. Ze droeg de smalle stola van de Hoedster, wit zoals haar gewaad, als teken dat ze vanuit de Witte Ajah was verheven, maar uit haar mond klonk het ‘Moeder’ meer als de titel van een gelijke dan eerbiedig.
Alviarins aanwezigheid verjoeg Elaida’s goede bui. Dat de Hoedster der Kronieken uit de Witte en niet de Rode Ajah stamde, herinnerde haar altijd bitter aan haar zwakte bij haar verheffing. Een deel daarvan was natuurlijk uitgewist, maar niet alles. Nog niet. Zo was het diep te betreuren dat ze buiten Andor zo weinig persoonlijke ogen-en-oren had. En dat haar voorgangster en die van Alviarin waren ontsnapt voordat hun de sleutels van het grote netwerk van de Amyrlin konden worden ontwrongen. Ze waren bij hun ontsnapping zeker geholpen; ze moesten hulp hebben gehad!
Meer dan wat dan ook wilde ze haar rechtmatige netwerk in handen hebben. De Ajahs hadden de vaste gewoonte dat ze slechts bereid waren een heel klein druppeltje van hun eigen ogen-en-oren via de Hoedster met de Amyrlin te delen, maar Elaida was ervan overtuigd dat de Hoedster zelfs van die kleine druppeltjes nog zaken achterhield. Niettemin kon ze de Ajahs niet rechtstreeks om inlichtingen vragen. Haar zwakte was al erg genoeg zonder de wereld om iets te smeken, of de Toren, wat tenslotte het enige ter wereld was dat telde.
Elaida keek even koel als de andere vrouw en erkende haar slechts met een knikje, terwijl ze net deed of ze papieren uit het gelakte kistje bekeek. Langzaam draaide ze die om en om en legde ze weer traag terug. Zonder eigenlijk een woord goed te zien. Ze voelde zich verbitterd dat ze Alviarin liet wachten, want het was kleinzielig, maar kleinzieligheid was de enige manier om iemand te treffen die eigenlijk haar bediende had moeten zijn.
Een Amyrlin kon naar believen elke verordening uitvaardigen. Haar woord was wet, altijd en overal. Maar nuchter en zakelijk bekeken waren veel verordeningen zonder de steun van de Zaal van de Toren verspilling van inkt en papier. Geen enkele zuster zou een Amyrlin ongehoorzaam zijn, niet rechtstreeks tenminste, maar veel verordeningen vereisten de uitvoering van honderden andere zaken. In goede tijden kon dat langzaam gaan, soms zo traag dat het nooit plaatsvond. En dit waren zeker geen goede tijden.
Alviarin bleef even kalm als een bevroren vijver. Elaida sloot het Altaraanse kistje, maar behield het strookje papier dat de zekerheid van haar zege aankondigde. Onbewust betastte ze het als een talisman. ‘Heeft Teslyn of Joline zich eindelijk verwaardigd iets meer te sturen dan het berichtje dat ze veilig en wel zijn aangekomen?’
Dat diende Alviarin eraan te herinneren dat niemand zich onschendbaar kon achten. Iedereen vond dat er in Ebo Dar nooit iets belangrijks voorviel, Elaida al helemaal. Van haar mocht de hoofdstad van Altara door de zee worden verzwolgen, en afgezien van de handelaren zou de rest van Altara het niet eens merken. Maar Teslyn was al vijftien jaar lid van de Zaal, voordat Elaida haar had bevolen afstand te doen van haar zetel. Als Elaida een Gezetene – een Róde Gezetene die haar verheffing had gesteund – als gezant naar een onbetekenend hofje kon sturen, terwijl niemand enig idee van de reden had, kon ze iedereen aanpakken. Al deden er wel honderden geruchten de ronde. Joline was een heel andere kwestie. Ze had haar zetel slechts enkele weken bezet en iedereen wist dat de Groenen haar hadden verkozen als teken dat ze niet bang waren voor de nieuwe Amyrlin, die Joline eerder een angstwekkende straf had opgelegd. Die belediging mocht niet onbeantwoord blijven en dat was ook niet gebeurd. Ook dat wist iedereen. Het was bedoeld om Alviarin eraan te herinneren dat ze kwetsbaar was, maar de slanke vrouw gunde het slechts een koele glimlach. Zolang de Zaal bleef zoals die was, was ze onaantastbaar. Ze keek de ritselende papieren in haar hand door en plukte er een uit. ‘Er is inderdaad geen bericht van Teslyn of Joline, Moeder. Maar met het nieuws dat u tot dusverre van de tronen mocht ontvangen...’ De glimlach werd nog iets breder en kwam gevaarlijk dicht bij verholen leedvermaak. ‘Ze zijn allen van plan hun vleugels uit te slaan om te zien of u even sterk bent als... als uw voorgangster.’ Zelfs Alviarin was verstandig genoeg om in haar aanwezigheid niet de naam van dat Sanche-mens te noemen. Wat ze zei was echter wel waar. Alle vorsten, en zelfs de lagere Huizen, leken de grenzen van haar macht af te tasten. Ze diende voorbeelden te stellen.
Alviarin wierp een blik op het papier en vervolgde: ‘Er is echter een bericht uit Ebo Dar. Van de Grijzen.’ Had ze dat benadrukt om het er nog meer in te wrijven? ‘Blijkbaar zijn Elayne Trakand en Nynaeve Almaeren daar. Ze doen zich voor als volleerde zusters, gesteund door het... gezantschap van de opstandelingen... bij koningin Tylin. Er zijn twee anderen bij, die niet herkend werden maar wellicht hetzelfde doen. De lijsten van wie bij de opstandelingen hoort, zijn onvolledig. Misschien zijn het slechts reisgezellen; de Grijzen weten het niet zeker.’
‘Bij het Licht, waarom zouden ze in Ebo Dar zijn?’ zei Elaida afwijzend. Over zoiets zou Teslyn toch wel bericht hebben? ‘De Grijzen geven vast enkel geruchten door. Tarna’s bericht vermeldde dat ze bij de opstandelingen in Salidar zijn.’ Tarna Feir had daar ook Siuan Sanche gezien. En Logain Ablar met zijn schandalige leugens. Geen enkele Rode zuster mocht zich ertoe verlagen daarop in te gaan, laat staan ze te ontkennen. Dat Sanche-mens had de hand in die smerigheid, anders kwam de zon voortaan in het westen op. Waarom was ze niet gewoon weggekropen en gestorven, netjes uit het zicht van iedereen, net als andere gesuste vrouwen?