‘Afgesproken,’ zei Mart snel; hij raakte met zijn vingers z’n lippen aan en drukte die op haar mond.
Even later deed ze hetzelfde, waarbij haar vingers tegen zijn mond trilden. Hij hield haar de dolk voor en ze staarde dof voor ze hem weer aannam. Het wapen ging terug in de met juwelen bezette schede. Het was onbeleefd iemand te doden met wie je een overeenkomst had bezegeld. Tenminste, zolang de voorwaarden nog niet waren nagekomen. Er klonk gefluister onder de vrouwen achter haar stoel. Het werd luider en Renaile dwong zich nogmaals eenmaal in haar handen te klappen. Dat bracht windvindsters en Golfvrouwen even snel tot zwijgen als twee scheepsmaten in opleiding.
‘Ik neem aan dat ik zojuist een overeenkomst heb gesloten met een ta’veren,’ zei ze koel en laag. Die vrouw kon een Aes Sedai leren hoe je je snel van iets herstelde. ‘Maar als dat het Licht behaagt, meester Cauton, komt er een dag dat je voor mij over een touw zult gaan.’ Hij wist niet wat dat inhield, maar het klonk onprettig. Hij maakte zijn fraaiste buiging met het linkerbeen iets naar achteren. ‘Alles is mogelijk, als dat het Licht behaagt,’ mompelde hij. Hij moest haar hoffelijkheid immers beantwoorden. Maar haar glimlach was verontrustend hoopvol.
Toen hij zich weer naar de anderen in de kamer omdraaide, zou hij bij al hun blikken hebben gedacht de Duistere zelf te zijn. ‘Verder nog iemand wat te zeggen?’ vroeg hij zuur en hij wachtte niet eens op antwoord. ‘Ik dacht al van niet. In dat geval stel ik voor dat jullie een plekje kiezen dat behoorlijk ver weg is, dan kunnen we vertrekken zodra jullie je bezittingen verzameld hebben.’
Ze maakten een fraai toneeltje van het gesprek. Elayne stelde Caemlin voor – het klonk min of meer ernstig – en Careane noemde enkele verafgelegen dorpjes in de Zwarte Heuvels die met een poort gemakkelijk te bereiken waren. Licht, alles lag binnen handbereik met zo’n poort. Vandene noemde Arafel en Aviendha stelde Rhuidean in de Aielwoestenij voor. De Zeevolkvrouwen werden steeds mistroostiger, naarmate een plek verder van zee lag. Een toneelstuk. Voor Mart tenminste, gezien het ongeduldige gespeel van Nynaeve met haar vlecht, ondanks de snelheid waarmee de voorstellen werden gedaan, indien ik wat mag zeggen,’ zei Reanne eindelijk bedeesd. Ze stak zelfs haar hand omhoog. ‘De Kinne houdt aan de overzijde van de rivier een boerderij aan, een paar span noordwaarts. Iedereen weet dat het een plaats is waar vrouwen zich bezinnen, maar niemand legt een verband met ons. De gebouwen zijn ruim en heel goed ingericht voor het geval iemand er lang moet verblijven en...’
‘Ja,’ onderbrak Nynaeve haar. ‘Ja, ik denk dat dat goed zou voldoen. Wat zeg jij ervan, Elayne?’
‘Ik denk dat het prachtig klinkt, Nynaeve. Ik weet dat Renaile het zal waarderen in de buurt van de zee te blijven.’ De andere vijf zusters wisten niet hoe snel ze hun instemming moesten betuigen. Het klonk zo aangenaam, zoveel beter dan de eerdere voorstellen.
Mart keek wanhopig naar het plafond. Tylin deed grote moeite om te doen alsof haar neus bloedde, maar Renaile greep het aan zoals een forel een webvleugel vangt. Wat natuurlijk de bedoeling was. Om de een of andere reden mocht ze niet weten dat Nynaeve en Elayne alles vooraf hadden geregeld. Ze ging de andere Zeevolkvrouwen voor om hun meegenomen bezittingen in te pakken, voor Nynaeve en Elayne van gedachten konden veranderen.
Die twee wilden Merilille en de andere Aes Sedai al volgen, maar hij wenkte ze terug. Ze keken elkaar aan – hij zou lang moeten praten om evenveel te zeggen als er in die blikken werd uitgewisseld – en kwamen daarna min of meer tot zijn verbazing naar hem toe. Aviendha en Birgitte keken vanuit de deuropening toe, Tylin vanaf haar stoel. ‘Het spijt me erg dat ik je heb gebruikt,’ zei Elayne voor hij ook maar iets had kunnen zeggen. Haar flitsende glimlach zorgde voor kuiltjes in haar wangen. ‘We hadden er reden toe, Mart, dat moet je van me aannemen.’
‘Een reden die je niet hoeft te kennen,’ bracht Nynaeve ferm naar voren, terwijl ze met een geoefende ruk van haar hoofd haar vlecht over de schouder zwierde, waarbij de gouden ring op haar boezem op en neer wipte. Lan móest gek zijn. ‘Ik moet zeggen dat ik nooit had gedacht dat je dit zou doen. Wat ter wereld bracht je ertoe hen uit te schelden? Je had alles kunnen bederven.’
‘Wat is het leven als je niet zo nu en dan een gokje waagt?’ zei hij monter. Van hem mochten ze best geloven dat het overdacht was en niet door zijn slechte bui kwam. Maar ze hadden hem wederom gebruikt zonder hem vooraf in te lichten en hij wilde ze terugpakken. ‘Laat het de volgende keer dat je een handeltje met het Zeevolk wilt sluiten, aan mij over. Misschien loopt het dan minder slecht af dan het vorige.’ Er verschenen vuurrode blossen op Nynaeves wangen die hem vertelden dat hij de roos had geraakt. Niet gek voor een blind schot.
Elayne echter bromde zachtjes: ‘Een heel oplettend onderdaan,’ op een spottendzielige toon. Op goede voet met haar staan zou weleens minder gemakkelijk kunnen zijn dan op slechte voet.
Ze zwierden weg zonder hem de kans te geven meer te zeggen. Nou ja, hij had niet echt gedacht dat ze alles zouden uitleggen. Beiden waren nu tot in hun merg Aes Sedai. Een man leerde te leven met wat hij had. Tylin was volkomen uit zijn gedachten, maar hij niet uit de hare. Ze had hem al te pakken voor hij twee stappen had gezet. Nynaeve en Elayne bleven samen met Aviendha en Birgitte in de deur toekijken. Dus zagen ze hoe Tylin hem in zijn bil kneep. Met sommige zaken kon niemand leren leven. Elayne trok een gezicht van innig medeleven, Nynaeve van laaiende afkeuring. Aviendha onderdrukte zonder veel resultaat een stille lach, terwijl Birgitte haar grijns openlijk toonde. Bloed en as, ze wisten het allemaal.
‘Nynaeve vindt jou een klein jongetje dat bescherming behoeft,’ verzuchtte Tylin. ‘Ik weet dat je een grote kerel bent.’ Haar hese gegrinnik maakte het de smerigste opmerking die hij ooit had gehoord. De vier vrouwen bij de deur zouden nu zien hoe zijn hoofd zo rood werd als een biet. ‘Ik zal je missen, duifje. Wat je daar met Renaile deed, was schitterend. Ik heb toch zo’n bewondering voor overheersende mannen.’
‘Ik zal jou ook missen,’ fluisterde hij. Geschokt bedacht hij dat het nog waar was ook. Hij vertrok net op tijd uit Ebo Dar. ‘Maar als we elkaar weer zien, ben ik de jager.’
Ze grinnikte hem toe en haar donkere arendsogen gloeiden bijna, ‘Ik bewonder overheersende mannen, haasje, behalve wanneer ze proberen mij te overheersen.’ Ze greep zijn oren en trok zijn hoofd omlaag, zodat ze hem kon kussen.
Hij wist niet wanneer Nynaeve en de anderen vertrokken waren en liep op onvaste benen naar buiten terwijl hij zijn hemd weer goed deed. Hij moest nog terug om zijn speer en zijn hoed uit de hoek te pakken. Die vrouw kende geen schaamte. Nog geen greintje.
Bij het verlaten van Tylins vertrekken trof hij Thom en Juilin aan, met achter hen Nerim en Lopin, Naleseans stevige lijfknecht. Elk droeg een grote rieten mand die gemaakt was voor een pakzadel. Gevuld met zijn eigendommen, besefte hij. Juilin droeg Marts ontspannen boog en had zijn pijlkoker over de schouder hangen. Nou ja, ze had gezegd dat ze hem zou verhuizen.
‘Ik vond dit op je kussen,’ zei Thom, en hij gooide hem de ring toe die hij gekocht had. Dat leek wel een jaar geleden. ‘Blijkbaar een afscheidsgeschenk. Over beide kussens waren liefdesknoopjes en andere bloemen gestrooid.’
Mart ramde de ring aan zijn vinger. ‘Die is van mij, bloedvuur. Ik heb hem zelf betaald.’
De oude speelman wreef met de knokkels langs zijn snor en kuchte in een vergeefse poging een plotseling brede grijns te onderdrukken. Juilin griste zijn belachelijke Taraboonse hoed af en begon heel strak naar het binnenwerk te turen.
‘Bloed en vervloekte...’ Mart haalde diep adem. ‘Ik hoop dat jullie nog wat tijd hebben besteed aan je eigen spullen,’ zei hij effen, ‘want zodra ik Olver bij zijn lurven heb gepakt, vertrekken we. Zelfs als we daarbij per ongeluk een rottige harp en een roestige hartsvanger achter moeten laten.’ Juilin trok met een vinger aan een ooghoek en Mart wist niet wat dat betekende, maar Thom fronste werkelijk. Beledigingen van Thoms fluit of harp waren beledigingen van hemzelf.