Rhand keek niet om, hoewel Perijns laarzen luid in het droge gras knisperden, maar zijn stem klonk schor terwijl hij bleef wiegen. ‘Honderdeenenvijftig, Perijn. Honderdeenenvijftig Speervrouwen zijn vandaag gestorven. Voor mij. Ik heb ze een belofte gedaan, begrijp je. Klets niet tegen me! Hou je bek! Ga weg!’ Ondanks zijn zweet huiverde Rhand. ‘Jij niet, Perijn, jij niet. Ik moet mijn belofte houden, begrijp je. Dat moet, hoeveel pijn het ook doet. Maar ik moet de belofte aan mezelf ook houden. Hoeveel pijn me dat ook doet.’
Perijn probeerde niet te denken aan het lot van geleiders. De mannen die geluk hadden, stierven voor ze krankzinnig werden; wie pech had, daarna. Rhand mocht geluk of pech hebben, maar alles hing van hem af. Alles. ‘Rhand, ik weet niet wat ik moet zeggen, maar...’
Rhand leek het niet te horen. Hij schommelde heen en weer. ‘Isan, van de Jarrasibbe van de Chareen. Zij stierf vandaag voor mij. Chuonde, van de Graatrugsibbe van de Miagotna. Zij stierf vandaag voor mij. Agirin, van de Daryne...’
Hij kon niet anders dan bij hem neer hurken om te luisteren hoe Rhand alle honderdeenenvijftig namen opnoemde, met een stem die van pijn leek te breken. Te luisteren en te hopen dat Rhand zijn verstand behield.
Of dat nu wel of niet zo was, Perijn wist heel zeker dat als er daarginds een meegekomen Speervrouw per ongeluk over het hoofd was gezien, zij bij de anderen op de helling zou zijn begraven en Rhands lijst één naam meer zou tellen. En daar had Kiruna niets mee te maken. Daarmee niet en met Perijns twijfel evenmin. Rhand mocht niet waanzinnig worden, hij moest voldoende bij zijn verstand blijven en daarmee uit. Licht, zorg dat het zo is! En het Licht moge me verzengen dat ik er zo kil over denk, bedacht Perijn.
Vanuit zijn ooghoeken zag hij hoe haar volle lippen zich even verstrakten. Ze had er een hekel aan niet alles over iedereen te weten, maar ook op iemand te moeten wachten. Ze had heel knap kunnen zijn, op een grootse indrukwekkende wijze, maar ze had een gezicht alsof ze gewend was haar zin te krijgen. Niet nukkig, maar volkomen zeker dat haar wensen juist waren en gepast en zo hoorden te zijn. ‘Nu er zoveel kraaien en raven bij elkaar zijn, houden zich zeker honderden, misschien duizenden gereed om aan een Myrddraal door te geven wat ze hebben gezien.’ Ze deed geen enkele poging haar ergernis te verbergen. Het klonk of Perijn persoonlijk elke vogel hierheen had gebracht, in de Grenslanden doden we ze meteen. Je hebt mannen met bogen.’
Het was zeer waarschijnlijk dat een raaf of een kraai een verspieder was van de Schaduw, maar hij voelde afkeer in zich opborrelen. Afkeer en vermoeidheid. ‘Wat heeft dat voor zin?’ Nu er zoveel vogels waren, konden de mannen uit Tweewater en de Aiel elke beschikbare pijl afschieten, maar dan nog zouden ze verslag uitbrengen. Meestal wist je niet eens of de vogel die je had gedood, de verspieder was of de vogel die in de verte wegvloog. ‘Is er niet genoeg gemoord? Binnenkort komt er nog meer dan voldoende op ons af. Licht, vrouwe, zelfs de Asha’man zijn verzadigd!’
Bij het toekijkende groepje zusters gingen wenkbrauwen omhoog. Niemand sprak op die manier tegen een Aes Sedai, zelfs een koning of koningin niet. Bera schonk hem een blik waaruit bleek dat ze overwoog hem uit het zadel te sleuren en een draai om zijn oren te geven. Nog steeds op het bloedbad beneden haar neerturend, streek Kiruna haar rok goed en haar gezicht stond koel en vastberaden. Loials oren trilden. Hij had een diepgewortelde, maar ongemakkelijke eerbied voor Aes Sedai. Hij was bijna tweemaal zo lang als de meeste zusters en soms gedroeg hij zich alsof ze over hem heen mochten lopen zonder te merken dat hij aan hun voeten lag.
Perijn gaf Kiruna geen kans iets te zeggen. Als je een Aes Sedai een vinger gaf, nam ze je hele arm, tenzij ze nog meer wilde pakken. ‘Je bent uit mijn buurt gebleven, maar ik wil enkele dingen tegen je zeggen. Jullie hebben gisteren mijn bevelen niet opgevolgd. Als je het een wijziging van het plan wilt noemen,’ drukte hij door, toen ze iets wilde tegenwerpen, ‘mag dat van mij, als je denkt het daarmee te vergoelijken.’ Tegen haar en de andere acht vrouwen was gezegd bij de Wijzen te blijven, een behoorlijk eind van de eigenlijke strijd vandaan, beschermd door de mannen uit Tweewater en Mayene. In plaats daarvan hadden ze zich midden in het strijdgewoel gestort, waren ze doorgedrongen tot plekken waar mannen elkaar met zwaarden en speren in stukken probeerden te hakken. ‘Jullie hebben Havien Nureile meegesleurd en daardoor is de helft van de Mayeners gesneuveld. Jullie gaan niet meer zomaar je eigen gang zonder om iemand te denken. Ik wens geen mannen te zien sterven omdat jullie opeens een betere manier hebben bedacht waarbij de Duistere degene mag halen die iets anders had bedacht. Begrijp je me?’
‘Ben je klaar, knul?’ Kiruna’s stem klonk gevaarlijk kalm. Het gezicht waarmee ze naar hem opkeek, had van donker ijs gehakt kunnen zijn en ze rook diep beledigd. Terwijl ze op de grond stond, gaf ze hem toch op een of andere manier de indruk op hem neer te kijken. Dat was geen kunstje van de Aes Sedai; hij had het Faile ook zien doen. Hij vermoedde dat de meeste vrouwen wisten hoe je dat deed. ‘Ik zal je iets zeggen, hoewel het simpelste boerenverstand het had kunnen bedenken. Door de Drie Geloften mag geen enkele zuster de Ene Kracht als wapen gebruiken, behalve tegen schaduwgebroed of om haarzelf, haar zwaardhand of andere zusters te beschermen. ‘We hadden op de plek die jij ons had gewezen, tot Tarmon Gai’don kunnen toekijken, zonder ook maar één tel iets nuttigs te doen. Pas als we zelf in gevaar verkeren. Ik houd er niet van mijn daden uit te leggen, knul. Ik doe het geen tweede keer. Begrijp jij mij?’
Loials oren zakten omlaag en hij staarde zo strak voor zich uit dat hij zichtbaar overal elders wilde zijn, zelfs bij zijn moeder die hem aan een vrouw wilde helpen. Arams mond stond wijd open en hij trachtte altijd net te doen of hij nooit onder de indruk was van Aes Sedai. Jondien en Ted stapten weer van het wagenwiel omlaag, een tikkeltje te onschuldig. Jondien kon nog gewoon weglopen, maar Ted rende omkijkend weg.
Haar uitleg klonk redelijk; het was waarschijnlijk de waarheid. Nee, door een andere Gelofte was het de waarheid. Er waren echter leemtes, zoals niet de gehele waarheid vertellen of eromheen praten. De zusters zouden zichzelf wellicht in gevaar hebben gebracht, zodat ze de Kracht als wapen konden gebruiken, maar Perijn wilde zijn laarzen opeten wanneer ze ook niet de gedachte hadden gekoesterd vóór iemand anders Rhand te bereiken. Wat er dan gebeurd zou zijn, was voor iedereen een open vraag, maar hij wist in elk geval zeker dat hun plannen niet de feitelijke gebeurtenissen hadden voorzien.
‘Hij komt eraan,’ zei Loial opeens. ‘Kijk! Rhand komt eraan!’ Hij ging fluisterend verder: ‘Pas op, Perijn.’ Voor een Ogier echt fluisterend. Aram en Kiruna hoorden het waarschijnlijk heel goed en wellicht Bera ook, maar verder niemand. ‘Ze hebben jou niets gezworen.’ Zijn stem kreeg weer de gebruikelijke dreunende klank. ‘Denk je dat hij me zou willen vertellen wat er in dat kamp is gebeurd? Voor mijn boek?’ Hij was een boek aan het schrijven over de Herrezen Draak; hij maakte er tenminste aantekeningen voor. ‘Ik heb niet zoveel gezien, nadat de... de strijd begon.’ Hij had midden in het strijdgewoel vlak naast Perijn gestaan, zwaaiend met een bijl die half zo lang was als hijzelf. Het was moeilijk op nog iets anders te letten, wanneer je in leven trachtte te blijven. Naar Loial luisterend zou je denken dat hij altijd ergens anders was wanneer het gevaarlijk werd. ‘Denkt u dat hij dat misschien zou willen vertellen, Kiruna Sedai?’