Rode kant beschreef een ritselend boogje. Wat ze met de waaier deed, leek bijna onbewust te gebeuren. ‘Jullie hebben het beiden gezien.’ De opluchting in haar stem en in haar geur was zo sterk dat Perijn haar met grote ogen aankeek.
‘Wat dacht je dan, Faile? Waarom zou Rhand liegen en nog wel, wanneer iedereen het binnen een dag zou horen?’
Ze gaf niet meteen antwoord, maar keek gefronst neer op Colavaere. ‘Is ze al bij? Ik neem niet aan dat het van belang is. Ze weet meer dan ik hier durf te zeggen. Alles wat wij met zoveel moeite verborgen hebben gehouden. Dat heeft ze zich tegen Maire ook laten ontvallen. Ze weet te veel.’
Dobraines duim lichtte weinig zachtzinnig een van Colavaeres oogleden op. ‘Alsof ze door een goedendag is geraakt. Jammer dat ze niet op de treden haar nek heeft gebroken. Maar ze gaat haar ballingschap in en zal leren leven als een boerin.’ Flarden van een kwade geur dreven van Faile af.
Opeens werd Perijn duidelijk wat zijn vrouw tussen de regels had voorgesteld en wat Dobraine even vaag had verworpen. De haren rezen hem te berge. Vanaf het begin had hij geweten dat hij met een heel gevaarlijke vrouw was getrouwd. Maar niet hoe gevaarlijk ze kon zijn. Aram staarde strak naar Colavaere, zijn lippen somber toegeknepen. Die man zou alles voor Faile doen.
‘Ik denk niet dat Rhand het prettig zou vinden als er iets gebeurde waardoor ze niet op die boerderij kan komen,’ zei Perijn streng, terwijl hij Faile en Aram om beurten aankeek. ‘En ik zou het evenmin waarderen.’ Hij voelde zich nogal trots op zichzelf. Dat was even keurig om de hete brij heen draaien als ieder ander had gedaan.
Aram maakte een korte buiging – hij had het begrepen – maar Faile probeerde heel onschuldig over haar zacht trillende waaier te kijken, alsof ze geen idee had waar hij over sprak. Opeens besefte hij dat niet alle angstgeuren van de zich bij de deuren verdringende mensen kwamen. Een dun trillend sliertje kwam van haar. Beheerste vrees, maar het was er wel.
‘Wat is er aan de hand, Faile? Licht, je zou bijna denken dat Coiren en dat stel hadden gewonnen, en niet...’ Haar gezicht veranderde niet maar de vrees werd groter. ‘Heb je daarom aanvankelijk niets gezegd?’ vroeg hij zachtjes. ‘Was je bang dat we als speelpoppen terugkwamen, en dat zij aan de touwtjes trokken?’
Ze keek naar de snel kleiner wordende menigte aan de andere kant van de Grote Zaal. De achtersten waren ver weg en allen maakten heel wat lawaai, niettemin sprak ze zachter. ‘Aes Sedai kunnen dat soort dingen, heb ik gehoord. Niemand weet beter dan ik, mijn echtgenoot, dat zelfs Aes Sedai het heel moeilijk zouden vinden jou te laten dansen als een speelpop, veel moeilijker dan een man die slechts de Herrezen Draak is, maar toen je hier binnenstapte, was ik banger dan tijdens elk ogenblik van je afwezigheid.’ Bij haar eerste woorden druppelde vermaak als kleine belletjes zijn neus in, diepe genegenheid en liefde, haar eigen geur, zuiver en puur en sterk, maar dat alles verdween uiteindelijk en alleen dat zweempje vrees bleef over.
‘Licht, Faile. Het is waar. Elk woord van Rhand. Je hebt Dobraine gehoord, en Aram.’ Ze glimlachte, knikte en was druk bezig met haar waaier. Nog steeds trilde haar vrees in zijn neusgaten. Bloeden as, wat kan haar dan overtuigen? ‘Zou het helpen als hij Verin de sa’sara laat dansen? Dat doet ze, als hij dat zegt.’ Hij had het als grapje bedoeld. Hij wist van de sa’sara niet meer dan dat het een schandalig gewaagde dans was en dat Faile een keertje had toegegeven dat ze hem kende. De laatste tijd had ze het onderwerp vermeden, al ontkende ze het nog net niet. Hij bedoelde het als grap maar ze sloot haar waaier en tikte ermee op haar pols. Die kende hij: Ik zal je voorstel ernstig overwegen.
‘Ik weet niet wat genoeg zou zijn, Perijn.’ Ze rilde licht, is er iets wat een Aes Sedai zou doen of laten als de Witte Toren het haar opdroeg? ‘Ik heb mijn geschiedenislessen geleerd en mij is bijgebracht ook tussen de regels te lezen. Mashera Donavelle baarde zeven kinderen van een man die ze verafschuwde, al staat dat niet zo in de boekjes. Isebaille Tobanyi verried haar geliefde broers aan hun vijanden en de troon van Arad Doman erbij. Terwijl Jestian Rhadil...’ Opnieuw huiverde ze, nu goed zichtbaar.
‘Het is in orde,’ mompelde hij, en hij omarmde haar. Hij had zelf verschillende geschiedenisboeken gelezen, maar was die namen nooit tegengekomen. De dochter van een heer kreeg een andere opvoeding dan de leerling van een smid. ‘Het is echt waar.’ Dobraine keek een andere kant op, net als Aram, al grijnsde die er blij bij.
Aanvankelijk stribbelde ze tegen, maar niet zo hard. Hij was er nooit zeker van wanneer ze een omhelzing in het openbaar afwees en wanneer ze het graag had. Hij wist alleen dat als Faile het echt niet wilde, ze dat kristalhelder duidelijk maakte, met of zonder woorden. Deze keer begroef ze haar gezicht tegen zijn borst en omhelsde hem zelfs nog steviger.
‘Als een Aes Sedai jou ooit wat doet,’ fluisterde ze, ‘vermoord ik haar.’ Hij nam het zonder meer aan. ‘Jij bent van mij, Perijn t’Bashere Aybara. Van mij.’ Ook dat nam hij zonder meer aan. Terwijl haar omhelzing nog woester werd, nam ook de stekelige geur van jaloersheid toe. Hij moest bijna grinniken. Het leek alsof het recht hém overhoop te steken ook alleen haar toekwam. Hij zou echt hebben gegrinnikt als dat sliertje angst niet nog aanwezig was. Dat en wat ze over Maire had verteld. Hij kon zichzelf niet ruiken, maar hij wist waar hij naar rook: vrees. Oude vrees, en nieuwe vrees, voor de volgende keer.
De laatste heren en vrouwes drongen zich de Grote Zaal uit en niemand was onder de voet gelopen. Perijn stuurde Aram weg om Danel te zeggen dat hij in de stad onderdak moest zoeken voor de mannen uit Tweewater, waarbij hij zich afvroeg hoe hij dat moest betalen. Daarna bood hij Faile zijn arm en leidde haar naar buiten, waardoor Dobraine bij Colavaere achterbleef, die eindelijk weer bij leek te komen. Daar wilde hij liever geen getuige van zijn en Faile, die haar hand op zijn pols legde, wilde dat evenmin. Ze liepen gehaast, wilden zo snel mogelijk in hun vertrekken zijn, zij het niet noodzakelijk om dezelfde redenen.
De edelen waren duidelijk verder gevlucht, nadat ze uit de Grote Zaal waren verdwenen. De gangen waren leeg, afgezien van bedienden die hun ogen neersloegen en zwijgend voortmaakten, maar voor ze verder weg waren gegaan, ving Perijn het geluid van voetstappen op en besefte dat ze werden gevolgd. Het leek onwaarschijnlijk dat Colavaere nog openlijke volgelingen had, maar als die er nog waren, zouden ze Rhand misschien willen treffen door een aanval op zijn vriend die hier alleen met zijn vrouw liep.
Perijn draaide zich met de hand aan de bijl om en bleef staan staren in plaats van het wapen te trekken. Het waren Selande en haar vrienden uit de voorzaal, met acht of negen nieuwe gezichten die zich bij hen hadden gevoegd. Ze schrokken toen hij zich omdraaide en wisselden beschaamde blikken uit. Sommigen waren Tyreens, waaronder een vrouw die, één Cairhiense uitgezonderd, langer was dan ieder ander. Ze droeg een mannenjas en een strakke kniebroek, net als Selande en de andere vrouwen, en had een zwaard aan haar zij. Hij had niet gehoord dat deze onzin tot bij de Tyreners was doorgedrongen.
‘Waarom volgen jullie ons?’ wilde hij weten. ‘Als jullie schaapskoppen moeilijkheden willen maken, zweer ik dat ik jullie allemaal tot aan Beltije schop.’ Hij had met deze dwazen al eerder problemen gehad, of met anderen die precies hetzelfde waren. Zij dachten alleen maar aan hun eer, en aan tweegevechten en aan elkaar gai’shain maken. Dat laatste zat de Aiel echt dwars.
‘Luister naar mijn echtgenoot en gehoorzaam,’ bracht Faile scherp naar voren. ‘Hij is geen man om een spelletje mee te spelen.’ Er werd niet meer zo gegaapt en ze schoven buigend achteruit, elkaar overtreffend met zwierige handgebaren. Ze waren er nog steeds mee bezig, toen Faile en hij een hoek omsloegen.
‘Vervloekte lompe sufferds,’ mopperde Perijn, Faile weer zijn pols aanbiedend.