Выбрать главу

Eindelijk sprak Ton van Maan de verlossende woorden. 'Van Robert Lousman, de zoon van de makelaar.'

Peter van Opperdoes en Jacob keken elkaar aan. Dat was inderdaad erg goed nieuws. Makelaar Lousman had er met geen woord over gesproken dat zijn zoon in de afgelopen vier maanden in de woning was geweest. Lousman wist het dus niet, of wilde het niet aan de politie vertellen. Daar kwam nog bij dat Robert Lousman zeker geen onbekende was van de politie.

De oude rechercheur overdacht dit alles, ging rechtop zitten en keek zijn jonge collega aan. Ze dachten beiden hetzelfde: als Robert Lousman inderdaad in de woning in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat was geweest, wat was dan zijn rol in het geheel?

Was hij daar vermoord… of was hij misschien de moordenaar?

Het was alsof makelaar Lousman haarfijn aanvoelde dat hij zich niet meer zo kon opstellen als hij eerder had gedaan. Bijna timide zat hij op de bank voor de balie van bureau Raampoort, toen Jacob de tussendeur opende. Lousman keek vragend op, waarna Jacob wenkte dat hij verder kon komen.

'Is er iets gebeurd?' vroeg Lousman, terwijl hij achter Jacob de grote trap van het bureau beklom.

'We hebben het er boven wel over…' antwoordde Jacob, en omdat het trapportaal zo groot en hoog was, klonk zijn antwoord extra dreigend en sinister.

Lousman knikte bedeesd.

'Meneer Lousman…' verwelkomde Van Opperdoes de makelaar in de recherchekamer. Lousman knikte en zakte gedwee op de stoel waar de oude rechercheur hem op wees. 'Wat kan ik voor jullie doen?'

Jacob schoof een velletje papier voor Lousman. Die boog even voorover en las wat er op stond.

'Is dit het juiste telefoonnummer van je zoon?' vroeg hij zacht.

'Denk je dat ik dat uit mijn hoofd weet? Ik heb al moeite mijn eigen nummer te onthouden.'

Van Opperdoes haalde het velletje papier weer terug en vouwde het nadenkend in vieren. 'Zou je het even voor ons willen nakijken dan?' Hij schoof het nummer weer terug in de ordner die voor hem lag. 'Laat ik het anders zeggen. Wij proberen al een paar uur je zoon te bereiken, onder andere via dit nummer. Maar er wordt niet opgenomen en wij hebben geen idee waar hij is. We moeten hem dringend spreken.'

'Je bent niet de enige…' mompelde Lousman. 'Ik heb ook geen idee waar hij is.'

Van Opperdoes keek hem strak aan. 'O, nee? Wanneer heb je hem voor het laatst gesproken, dan?'

'Luister, Van Opperdoes, je maakt me behoorlijk nerveus. Zeg gewoon wat er aan de hand is. Eerst dat gezeur over die woning. Nu wil je mijn zoon spreken. Wat is er? Heb je daar soms een wietplantage aangetroffen en denk je dat Robert daar iets mee te maken heeft?'

Van Opperdoes boog voorover. 'Het is allemaal iets serieuzer dan dat, Lousman. We moeten echt weten waar je zoon is.'

De uitval van Lousman was even onverwacht als schrikbarend. Hij sprong met een vreemd verwrongen gezicht op en sloeg met zijn vuist op tafel. Niet zozeer van woede, maar uit een soort pure wanhoop. Lousman bleef even staan, zijn vuist trillend op het bureau. 'Laat mijn zoon met rust…'

'Ga even rustig zitten.' Van Opperdoes' kalme toon had het gewenste effect.

Lousman zakte langzaam terug op de stoel. 'Neem me niet kwalijk… Het is… het zal…' Maar hij kwam niet uit zijn woorden. Hij wuifde met zijn hand ter verontschuldiging en klemde die vervolgens in zijn andere hand, alsof hij er te hard mee op de tafel had geslagen, maar het niet wilde laten merken.

'Wat is er aan de hand, dat je zo emotioneel reageert?' vroeg Van Opperdoes zacht.

Lousman schudde zijn hoofd. Hij had weer wat controle over zichzelf.

'Waar is Robert?' vervolgde de oude rechercheur.

'Ik weet het echt niet.'

Van Opperdoes keek Jacob even aan, die heel kort en bijna onmerkbaar zijn schouders ophaalde. Van Opperdoes moest een beslissing nemen. Tot nu toe was er nog weinig bekend gemaakt over de Tweede Goudsbloemdwarsstraat.

Peter van Opperdoes boog zich voorover.

'Luister. We stellen een onderzoek in naar wat er in die woning is gebeurd. We weten dat je zoon in die woning is geweest.'

Hij zweeg even en keek naar Lousman, die ieder oogcontact met de oude rechercheur zorgvuldig meed.

'Je maakt mij niet wijs dat je daar niks vanaf weet. Nu proberen we Robert te traceren, maar hij is nergens te vinden.'

Van Opperdoes maakte een bezwerend armgebaar. 'Dus onze vragen zijn simpel. Ten eerste, waar kunnen we je zoon vinden? Ten tweede, wat is er in die woning gebeurd?'

Het leek minuten te duren voor Lousman reageerde. Hij zweeg, en het leek alsof er een dierlijk gegrom als een diep onderdrukte kreet van wanhoop of angst aan zijn mond ontsnapte. Uiteindelijk keek hij op, van Peter van Opperdoes naar Jacob.

'Robert is weg.'

'Hoe bedoel je dat?' vroeg Van Opperdoes argwanend, vrezend voor het antwoord dat Lousman hem zou geven.

'Weg, verdwenen. Ik weet echt niet waar hij is, ik krijg ook geen contact met hem. Ik ben bang dat hem iets is overkomen.'

Hoofdstuk 8

Jacob klonk stellig. 'Het is een briljante toneelspeler. Hij weet er meer van.'

Van Opperdoes legde zijn vinger over zijn lippen en tegen het puntje van zijn neus. Hij weifelde. 'Ik durf het niet te zeggen… echt niet. Als hij inderdaad doet alsof… dan acteert hij wel erg goed.'

Ze waren even weggelopen uit de verhoorkamer, waar Lousman zijn verklaring aflegde. Jacob schonk koffie in voor Van Opperdoes. 'Geloof me, hij is erg goed. Hij neemt ons allemaal in de maling. Zijn zoon is de moordenaar, en is nu gewoon gevlucht. En hij, de makelaar die nu zo verslagen in de verhoorkamer zit, weet precies wat er in die woning is gebeurd. En nog veel belangrijker, hij weet precies waar zijn zoon is.'

Van Opperdoes schoof zijn vinger heen en weer. 'Misschien. Het zou kunnen. Maar stel je nou eens voor dat hij inderdaad de waarheid spreekt. Zou toch ook kunnen?'

Jacob keek even naar het pruttelende water in de waterkoker, waar hij een kopje thee van zou gaan zetten. Hij had van zijn oude en — vond hij — wijze collega inmiddels wel geleerd dingen van meerdere kanten te bekijken, dus stond hij welwillend tegenover de theorie van Van Opperdoes.

'Oké, stel inderdaad dat dat zo is. Wou je hem dan nu gaan vertellen dat er misschien iemand vermoord is in die woning? En dat een van de slachtoffers misschien zijn zoon is?'

Van Opperdoes keek Jacob rustig aan. 'Dat, mijn beste Jacob, weet hij allang…'

Maar hoewel hij het volgens Van Opperdoes allang wist, gaf makelaar Lousman geen krimp toen ze verder gingen met het verhoor. Het was bij die ene korte emotionele uitval gebleven, daarna reageerde Lousman weer zoals hij de hele tijd gedaan had: stuurs, onwillig, onvoorspelbaar.

Hij hield vol niet te weten waar zijn zoon was, en niet te weten wat hij gedaan had — of wat er met hem gebeurd was.

'Hoe lang heb je al geen contact met je zoon?' wilde Van Opperdoes weten.

'Een paar dagen. Maar dat is heel normaal. Ik bedoel, het is een volwassen kerel, die belt niet iedere dag met zijn vader.'

Jacob trommelde met zijn vingers op de tafel. 'Maar hij werkt toch voor u?'

Met enige tegenzin gaf Lousman toe. 'Soms, ja. Hij doet weleens wat klusjes. Maar hij staat ook weleens ergens achter de bar. Hij verdient zijn geld toch wel, daar heeft hij mij niet voor nodig.'

Van Opperdoes schoof een papiertje en een pen onder de neus van Lousman. 'Geef ons even zijn juiste adres en telefoonnummer. Dat heb je nu vast wel bij je. Wij gaan wel zoeken.'

Zwijgend begon Lousman te schrijven. Hij zette een zorgvuldige punt toen hij klaar was.

Van Opperdoes pakte het papiertje op en knikte. 'Goed, dan gaan we hiermee verder. Vertel me nu even, wat denk jij dat er in die woning is gebeurd?' Het leek erop alsof

Lousman zichzelf weer onder controle had. 'Ik heb geen idee. Het stond leeg, jullie hebben de sleutels. Ik weet niet wat er is gebeurd. Klaar.'