'Waar naartoe?'
'Naar beneden. Dus ik kijk wel uit.'
Van Opperdoes glimlachte. 'Jij naar beneden. Ja, ja…'
'Het zal ook wel loslopen. Maar toch, meer dan dit kan ik je niet vertellen. Je zal het helemaal zelf moeten uitzoeken. Met Jacob. En ik houd je wel in de gaten, goed?'
Van Opperdoes knikte. Het verliefde stel aan de overkant was eindelijk uitgezoend en liep innig gearmd door.
'Waar ga je nu naartoe?' wilde ze weten.
'Naar de woning van Robert Lousman. We moeten toch weten waar hij is. Misschien is hij wel thuis'
'Hm…' hoorde hij. 'Ik betwijfel het.'
Peter van Opperdoes hoorde een lichte aarzeling in haar stem.
'Niet goed?'
'Natuurlijk wel. Je moet er toch naartoe. Wie weet wat je daar aantreft…'
De stem van Jacob klonk vanaf de gang. 'Peter… ik heb de sleutels van de rechercheauto. Kom je?'
De oude rechercheur zag het verliefde stel om de hoek verdwijnen en zuchtte diep.
'Ik moet gaan…'
'Ik weet het. Tot snel, mannetje…'
Een laatste warme tocht draaide rond zijn hoofd en verdween toen.
Van Opperdoes deed het licht uit en verliet de recherchekamer.
Robert Lousman had het noordelijke gedeelte van de Jordaan — rond de Westerstraat en de Noordermarkt — verlaten en was in het zuidelijke deel gaan wonen, op de derde verdieping boven een kroeg op de Looiersgracht. Het was een ritje van een paar minuten en zou ook goed te lopen zijn vanaf de Raampoort, maar Peter van Opperdoes was moe na een lange dag werken en liet zich lekker rijden.
Jacob parkeerde de auto op de brug van de Prinsengracht. Van Opperdoes hees zich uit de auto en haalde diep adem.
Jacob keek bezorgd. 'Gaat het?'
De oude rechercheur rekte zich uit. 'Natuurlijk gaat het. We zijn alleen al… hoeveel is het… een uur of veertien bezig? Jij zat zelfs vanochtend nog op de camping. We hebben nogal wat gedaan vandaag.'
Jacob haalde zijn schouders op. 'Geen probleem, toch? We kunnen ook morgenochtend verdergaan. Dan stoppen we nu.'
Van Opperdoes liet zijn blik glijden over het pand waar Robert Lousman zou moeten wonen. 'Nee, laten we dit nog maar even doen. Het vervelende vind ik alleen dat we al een hele dag bezig zijn, en nog geen klap zijn opgeschoten.'
Jacob keek omhoog, naar de derde verdieping waar Robert zou wonen. 'Misschien zijn we gauw klaar. Het ziet er donker uit.'
Het terras van het café zat vol vrolijke mensen. Rechts naast de toegangsdeur bevond zich een van de meest beroemde, of in ieder geval meest gefotografeerde, beelden van Amsterdam: 'de vaste klant'. Een prachtig beeld, van een oude man die een kat aait. Als je 's nachts over de Looiersgracht liep en het was donker, zou je zweren dat er nog iemand op het terras was achtergebleven. Nu gingen een paar toeristen om beurten naast het beeld zitten en lieten zich uitgebreid fotograferen, armen om de man heen of de poes aaiend.
Van Opperdoes keek het allemaal even aan en belde toen aan bij de deur, rechts van de ramen van het café. Hij wachtte en wachtte…
Jacob deed een paar passen achteruit en hield de ramen in de gaten.
'En natuurlijk wordt er niet opengedaan. Het zal eens een keertje meezitten.'
De ober van het café kwam naar buiten lopen, met een dienblad vol bier. Nadat hij alles had uitgedeeld, kwam hij naast Jacob staan en keek geïnteresseerd mee naar boven.
'Hé… kom je voor Robert?'
Jacob keek onschuldig. 'Uhuh… is ie thuis?'
De ober keek nog een keer naar boven. 'Denk het niet. Kijk zelf maar, de gordijnen zijn wel dicht, maar volgens mij brandt er geen licht. Ik heb hem vandaag ook nog niet gezien. Gisteren trouwens ook niet, nu ik er zo over denk.'
'Hallo? Ober?' klonk het ongeduldig vanaf het terras. De ober stak zijn hand op ten teken dat hij er zo aan zou komen.
'Niet zo ongeduldig…'
Hij keek weer naar boven, toen keek hij naar Van Opperdoes, die erbij kwam staan.
'Recherche, hè?'
Het was meer een constatering dan een vraag.
'Is er iets gebeurd?'
Van Opperdoes plukte aan zijn neus. 'Geen idee eigenlijk…'
'We hebben een sleutel van de voordeur, als dat helpt.'
Van Opperdoes reageerde verrast. 'Kijk, daar hebben we wat aan. Graag…'
'Wacht maar even.' De ober negeerde de vragende blikken op het terras en verdween naar binnen, om even later terug te keren met een sleutel aan een houten plankje.
'De eerste verdieping is van ons, vandaar. Maar je kan zo doorlopen naar boven.'
Jacob opende de voordeur, knipte het licht aan en liep naar boven, gevolgd door een iets tragere Van Opperdoes.
'Het zal eens niet op de derde verdieping zijn…'
Van Opperdoes begon de derde trap te beklimmen, toen hij Jacob hoorde, die hem riep. 'Peter… de deur staat open.'
Zo snel zijn stramme benen konden, besteeg Van Opperdoes de laatste trap. De deur stond op een kier… en binnen in de woning brandde een zacht licht.
Jacob duwde de deur langzaam verder open en keek voorzichtig naar binnen. Niets te zien. Met zijn hand op zijn pistool betrad hij de woning.
'Jij hebt je pistool zeker weer niet bij je?' fluisterde hij.
'Nee. Schiet jij maar voor mij,' fluisterde Van Opperdoes terug.
Jacob bleef stilstaan en draaide zich om. Hij staarde recht in het grijnzende gezicht van Van Opperdoes.
'Kun je misschien even serieus doen?' vroeg Jacob.
Van Opperdoes haalde zijn schouders op. 'Waarom? Er is toch niemand meer binnen. Kijk maar.'
Jacob keek om zich heen. De hele woning was overhoop gehaald. Kasten waren leeggetrokken en de inhoud lag over de grond verspreid, kussens lagen naast de bank, die zelf op z'n rug lag. De onderkant was ruw opengesneden.
Jacob ontspande nog niet helemaal. Voorzichtig bekeek hij de overige kamers.
'En?' riep Van Opperdoes vanuit de woonkamer.
'Niks.'
'Nee, dat dacht ik al. Wat had je dan verwacht? Een lijk?'
Jacob liep de woonkamer weer in. 'Zou kunnen toch? We zijn Robert Lousman kwijt, wie weet lag hij in zijn woning.'
Van Opperdoes keek nadenkend rond. 'Dat zouden dan twee huizen zijn in de Jordaan waar lijken liggen. Die kans acht ik niet zo groot.'
'Je weet maar nooit.'
Het werd even stil in de woning. Beide rechercheurs observeerden de doorzochte woning en haalden de meest vreemde fantasieën in hun hoofd. Jacob doorbrak de stilte.
'Er kan van alles gebeurd zijn. Van een inbreker die gestoord werd door de bewoner, tot Robert Lousman die gek is geworden en zelf zijn hele huis heeft gesloopt.'
Van Opperdoes knikte. 'Ik dacht aan plekken waar we niet gezocht hebben. Stel je voor dat er hier in huis wel een lijk ligt… maar wij het gewoon niet gevonden hebben, omdat we denken dat er geen lijk ligt?'
'En waar zou dat lijk dan liggen?'
Van Opperdoes wees op een deur in de woonkamer.
'In die kast daar…'
Jacob keek naar de deur, die er plotseling heel sinister uitzag, alsof er een groot en wreed geheim achter school.
'Denk je echt, dat daar…' begon Jacob.
De oude rechercheur haalde zijn schouders op.
'Het zou zomaar kunnen… Het is de enige kast die dicht zit.'
Jacob liep naar de deur, aarzelde, draaide toen de sleutel om en opende de deur voorzichtig. Hij hield er rekening mee dat er, net als in een horrorfilm, plotseling een lijk de kamer in zou vallen.
Maar dat gebeurde niet.
De kast was weliswaar ook doorzocht en lag helemaal overhoop, maar geen lijk.
'Tja,' sprak Van Opperdoes, 'het zou ook wel heel apart geweest zijn…'
'Nou ja… laten we doordenken. Ze hebben de boel doorzocht, en goed ook. Daarna zijn ze weggegaan, zonder dat ze zich druk maakten om de voordeur. Wat wil dat zeggen?'
'Dat ze enorme haast hadden en de deur vergaten dicht te doen. Of dat ze niet bang waren voor ontdekking achteraf. Een van de twee,' concludeerde Van Opperdoes. 'Dat laatste zou je trouwens alleen doen, als je de rechtmatige bewoner niet snel thuis verwacht. Ze hebben alle tijd genomen om de boel te slopen en te doorzoeken.'