Выбрать главу

Jacob pakte zijn telefoon om de technische recherche te waarschuwen. 'Dat doet het ergste vrezen voor Robert Lousman…'

Van Opperdoes had plastic handschoenen aangetrokken die hij altijd in zijn jaszak had zitten, en rommelde tussen de papieren en andere spulletjes op de grond. 'De vraag is natuurlijk of dit voor de moorden in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat is gebeurd, of erna… Stel je voor dat ze ingebroken hebben bij Robert Lousman… hier dus… en dat Robert erachter is gekomen wie dat heeft gedaan. Stel je voor dat ze iets heel duurs van hem hebben gestolen… en dat hij op wraak uit was. En stel je toch eens voor dat Robert Lousman de daders van de inbraak vermoord heeft in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat…'

'Zou heel goed kunnen…' beaamde Jacob. Hij wilde het nummer intoetsen van de tr, maar voordat zijn vinger op de eerste toets drukte, begon zijn telefoon te rinkelen.

'Met Jacob…'

Hij luisterde even en keek onderwijl op naar Van Opperdoes.

'Oké, bedankt. Dat had ik niet verwacht…'

Peinzend borg hij zijn telefoon op.

'Wat had je niet verwacht?' wilde Van Opperdoes weten.

'Die theorie van jou…' begon hij.

'Mooie theorie, zeg nou zelf,' beaamde de oude rechercheur.

Jacob knikte. 'Dat zeker… maar hij gaat niet op. Niet meer, in ieder geval.'

'O? Want?'

'Het lijk van Robert Lousman is zojuist gevonden.'

Hoofdstuk 9

De Amsterdamse Brug, die in de volksmond vaak de Schellingwouderbrug wordt genoemd, verbindt de Zeeburgerdijk met het Zeeburgereiland. De gemeente heeft er een skatebaan geplaatst die overdag veel gebruikt wordt, maar zodra de duisternis invalt, verandert het in een lugubere, verlaten plek.

'De ideale plek om een lijk neer te leggen…' mompelde Peter van Opperdoes. Het licht van de koplampen van de rechercheauto scheen over de grond en rustte naast de rijbaan op een donkere bult, die al het licht leek op te slokken.

De beide rechercheurs stapten uit. Ver boven hen raasde een eenzame auto over de brug naar Zeeburg. Een rood-wit lint wapperde verderop in de zwoele zomerwind, alhoewel het niet echt nodig was. De plek waar ze nu stonden was doodstil en verlaten, en het zag er niet naar uit dat er veel toeschouwers zouden komen.

Zelfs de enige agent die op de plaats delict stond, leek niet verbaasd dat op deze plek een vreselijke ontdekking was gedaan. Hij knikte vriendelijk, terwijl hij het lint omhooghield.

'Wie heeft het lichaam ontdekt?'

'Wijzelf. We reden langs tijdens onze surveillance en zagen hem liggen. Eerst dachten we aan een zwerver die dronken in slaap gevallen was, maar ja, dat gebeurt hier bijna nooit. Toen was vrij snel duidelijk dat hij geen adem meer haalde. Dat gat in z'n hoofd hielp ook niet.'

De agent overhandigde Jacob een portemonnee.

'Deze hing half uit zijn achterzak. Er zit geen geld in, wel zijn rijbewijs. Vandaar dat we jullie gewaarschuwd hebben. Hij woont in jullie district, toch?'

Jacob knikte. 'Goed gedaan. We zochten hem al.'

Hij haalde een plastic zak uit de recherchewagen en stopte de portemonnee er voorzichtig in.

'Zullen we dan maar?' vroeg Van Opperdoes en knikte in de richting van het stoffelijk overschot.

Naarmate ze dichterbij kwamen, kreeg de zwarte bult steeds meer vorm. Het lichaam van Robert Lousman lag in een vreemd verwrongen houding naast de skatebaan.

'Een trieste plek om aan je einde te komen…' vond Jacob, terwijl hij zijn notitieboekje tevoorschijn haalde en de eerste aantekeningen begon te maken. Hij noteerde op welk tijdstip ze ter plaatse waren en maakte een grove schets van de omgeving en de plek waar het lichaam lag.

Met weerbarstig krakende knieën zakte Van Opperdoes op zijn hurken naast het stoffelijk overschot. Langzaam liet hij zijn blik over het lichaam van de dode man glijden en nam daarbij alle details in zich op. In tegenstelling tot zijn jonge collega maakte hij geen aantekeningen. Hij vertrouwde liever op zijn ogen en zijn fotografisch geheugen. Bovendien combineren en deduceren notitieboekjes niet, vond hij, en de menselijke geest wel.

Van Opperdoes dacht even na over de opmerking van Jacob. 'Die conclusie moet je nog niet trekken. Een trieste plek om als overledene te liggen, dat mag je wel concluderen.'

Van Opperdoes liet zijn blik over de modderige zijkanten glijden.

'Kijk… daar,' wees hij.

De bandensporen waren onmiskenbaar.

'Dus dan zou hij in de woning in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat gelegen hebben… en hiernaartoe zijn gebracht en gedumpt?'

Van Opperdoes kwam moeizaam overeind en haalde zijn schouders op. 'Het kan. Alles kan, tot we iets zeker weten…'

Vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal klonk het sonore gebrom van een zware dieselmotor. De lichtjes van een zwaarbeladen vrachtschip verschenen boven de dijk en zakten langzaam het kanaal af, de duisternis van de zomernacht in. Van Opperdoes keek in gedachten om zich heen, liep een paar passen de dijk op, en weer af.

'Wat doe je?' vroeg Jacob.

'Zoeken… want…' Van Opperdoes stak zijn vinger omhoog. 'Als Robert Lousman hier is gedumpt vanuit het witte busje… dan ligt hier misschien ook wel ergens het tweede lijk…'

Vijf jonge politieagenten, die Jacob vanaf het bureau had laten komen, liepen naast elkaar over de dijk onder aanvoering van een brigadier. Met hun lange wapenstokken prikten ze in het lange gras, terwijl zes lichtbundels van sterke zaklantaarns door de duisternis zwiepten.

Jacob was verdwenen achter de pilaren van de brug, waar hij rondkeek of daar het tweede lichaam was gedumpt.

Van Opperdoes bezag het tafereel vanuit de rechercheauto, waarin hij was gaan zitten. Door de bosjes en de troep struinen was meer iets voor de jonge collega's, vond hij.

Het lichaam van Robert Lousman lag nog onaangeroerd op dezelfde plek, in afwachting van de schouwarts en de technische recherche.

De oude rechercheur trommelde met zijn vingers op zijn knieën, terwijl hij de dag overdacht. Er was veel gebeurd, maar het raadsel was er niet makkelijker op geworden. Charlotte van Tiggelen had misschien toch gelijk gehad. Zij had twee lijken gezien, zei ze, en nu hadden ze er één gevonden die daar op z'n minst mee in verbinding stond.

In de verte zag hij de felle lichten van de zoekende collega's over het landschap en het water scheren. Ze hielden er ook rekening mee dat het lichaam in het water terecht kon zijn gekomen.

Stel, dacht Van Opperdoes, dat het verhaal van de buurvrouw klopte… stel dat de lichamen inderdaad in een wit busje vanuit de Tweede Goudsbloemdwarsstraat naar deze plek waren vervoerd, en vervolgens hier waren gedumpt… Was het dan puur toeval dat Charlotte van Tiggelen net voordat de lichamen werden opgehaald de woning in was gegaan? Dat was natuurlijk heel goed mogelijk. Het zou wel héél toevallig zijn, maar Van Opperdoes wist dat toeval niet bestond. Hij had te vaak dingen meegemaakt die té toevallig leken — maar wel echt waren gebeurd. Meermalen had hij Jacob al op het hart gedrukt nooit iets af te doen met: 'Ach, zoiets gebeurt toch nooit.'

Er borrelde iets op in de gedachten van Van Opperdoes. Stel je nu eens voor dat-

Maar voor hij de gedachte af kon maken, klonk een bescheiden claxon van een auto achter hem. Van Opperdoes draaide zich moeizaam om en zag het kleine witte autootje van de schouwarts van de gg&gd.

Een aantrekkelijke, lange dame stapte uit. Ze droeg een zwarte bril, maar de warme glimlach waarmee ze op Van Opperdoes af liep, compenseerde dat beeld meer dan voldoende.

'Rechercheur?'

Hij schudde haar warm de hand. 'Peter van Opperdoes.'

'Cathelijne de Wind.'

'Ik heb volgens mij niet de eer gehad u eerder te hebben ontmoet…' glimlachte Van Opperdoes. 'U bent nieuw, als schouwarts?'