'U zult toch wel iets weten over de mensen met wie hij omging?'
Maar Lousman schudde zijn hoofd. Of hij wist het niet, of hij was absoluut niet van plan om zijn kennis met de rechercheurs te delen.
Van Opperdoes legde zijn beide handen op zijn bovenbenen. Toen stond hij op, nam een visitekaartje uit zijn binnenzak en legde dat voor Lousman op het blad van zijn bureau.
'U kunt me bellen als u vragen heeft. Uw zoon bevindt zich op dit moment in het vu-ziekenhuis, in afwachting van de sectie bij het Nederlands Forensisch Instituut. Daarna… vermoed ik… zal de officier van justitie het lichaam van uw zoon vrijgeven, en dan kunt u met een uitvaartvereniging de verdere details bespreken. Zij weten hoe ze met dat soort dingen om moeten gaan.'
Hij liet een korte stilte vallen.
'Ik wil u alleen nog zeggen dat u mijn innige deelneming heeft. En als er iets is wat we kunnen doen… wat dan ook…'
Hij gebaarde naar het visitekaartje.
Lousman nam het kaartje in beide handen en staarde ernaar, maar reageerde niet op de troostende woorden van de oude rechercheur. Van Opperdoes gaf een korte hoofdknik naar Jacob ten teken van afscheid en ging hem voor, het kantoor uit.
Op de gang stonden de twee trouwe administratieve medewerksters van Lousman, beiden geschokt en met hun hand voor hun mond, ademloos naar het tafereel in het kantoor van Lousman te kijken. Daar zat de makelaar achter zijn bureau, met het visitekaartje in zijn handen in het lege niets te staren, terwijl een traan langzaam over zijn wang naar beneden gleed.
Hoofdstuk 12
Jacob had verse thee gezet. De twee rechercheurs zaten op het terras van het bureau Raampoort, in afwachting van hun vertrek naar de sectie van Robert Lousman, die om twaalf uur zou beginnen.
Jacob gaf de beker thee aan zijn oude collega.
'Het viel me op dat je niet doorvroeg.'
Van Opperdoes blies even en nipte van de hete thee. 'Had geen zin…'
Over de beker heen keek hij Jacob peinzend aan.
'Laten we het eens op een rijtje zetten, mijn waarde Jacob. Een vrouw, de lieflijke Charlotte van Tiggelen, komt naar bureau. Zij vertelt een verhaal. Ze heeft van een makelaar de sleutels gekregen van een woning, gaat daar naar binnen, en vindt twee mensen op de vloer.'
Jacob knikte beamend. 'Waarvan zij zegt dat ze dood zijn.'
Van Opperdoes nam nog een slokje.
'Precies. Zij zegt dat ze daarna in paniek haar moeder heeft gebeld, maar niet de makelaar heeft gesproken. Haar moeder raadde haar aan om naar de politie te gaan. Dat heeft ze gedaan en met de politie… met mij… is ze teruggegaan naar de woning. Die bleek leeg te zijn. De onderbuurvrouw…'
'… die zo dement is als een deur,' interrumpeerde Jacob.
'Een beetje meer respect voor de ouderdom graag…' bromde Van Opperdoes. 'Maar inderdaad, de oude dame is niet zo helder meer. Zij zegt dat ze een wit busje heeft gezien, met twee mannen. Het zou kunnen… ik herhaal, zou kunnen… dat die mannen de lichamen hebben weggehaald.'
Hij zweeg even en staarde peinzend over de Jordaan.
Jacob fronste. 'Dat is toch een wending in het verhaal waar ik grote twijfels bij heb. Charlotte ontdekt twee lijken, gaat naar het politiebureau en jij gaat met haar mee terug naar de woning. En wat blijkt… de woning is leeg.'
Van Opperdoes knikte langzaam. 'Ik ben het met je eens. Het zou natuurlijk kunnen, maar het is wel onvoorstelbaar toevallig dat de lijken precies in die korte tijd zijn weggehaald.'
De twee rechercheurs lieten hun gedachten over de gebeurtenissen schijnen en probeerden er een logische verklaring voor te vinden. Dat bleek nog niet zo eenvoudig te zijn.
Jacob zuchtte. 'Degene die de lijken in de woning had achtergelaten, ging ervan uit dat ze niet snel gevonden zouden worden. Of… het interesseerde hem niet dat ze gevonden zouden worden.'
Van Opperdoes schudde zijn hoofd. 'Ik denk het eerste. Hij… of zij… verwachtte Charlotte van Tiggelen daar niet. Dus zou je kunnen concluderen dat Charlotte de lijken ontdekte, precies op het moment dat ze onderweg waren om de lijken op te halen. Toeval. Maar toeval bestaat, dat weten wij als geen ander.'
Jacob knikte. 'Of de moordenaar heeft gemerkt dat Charlotte de woning binnenkwam… schrok zich rot… en heeft als een idioot de twee lijken weggehaald met een busje.'
Dat waren twee reële opties, beseften ze allebei.
'Zal ik doorgaan?' vroeg Jacob.
Van Opperdoes wuifde goedmoedig met zijn hand.
Jacob ging rechtop zitten en vervolgde. 'We weten niet wie er gebruikmaakte van de woning. Er is één sleutel weg. De makelaar weet niet wie die heeft, zegt hij. Maar s avonds wordt het lijk van de zoon van de makelaar gevonden. Hij is in zijn hoofd geschoten, en mogelijk is hij niet vermoord op de plek waar hij is gevonden. Mogelijk is hij dus een van de twee lijken die in de woning hebben gelegen. We zijn dan nog één lijk kwijt.'
Van Opperdoes keek hem aan en fronste.
'Twee keer "mogelijk" in het verhaal.' Peinzend nam hij nog een slokje thee. 'We moeten wel uitkijken met wat we aannemen.'
Jacob trok zijn wenkbrauwen op. 'O, ja?'
'Jazeker. Want als het waar is wat Charlotte van Tiggelen ons heeft verteld… en als Robert Lousman niét een van de twee doden uit de woning was… dan zijn we nu niet één maar twee lijken kwijt. En hebben we… oneerbiedig gezegd… één dode over. Namelijk Robert Lousman.'
'Ja, dat is absoluut waar. Maar waarom vroeg jij nou niet door bij Lousman?'
Van Opperdoes nam vergenoegd het laatste slokje thee uit zijn beker en zette die voorzichtig neer op een van de kantelen van het dakterras van het bureau, voor hij antwoord gaf.
'Omdat Lousman veel meer weet van deze hele affaire dan hij ons wil vertellen.'
Jacob overdacht deze woorden en probeerde voor zichzelf duidelijk te krijgen hoe zijn oudere collega dit zo stellig kon zeggen. Hij kon er niet op komen. Iets moest Van Opperdoes opgevallen zijn, want Jacob wist dat hij niet iemand was die zomaar wat zei — zo goed kende hij hem inmiddels wel.
Jacob wachtte even of Van Opperdoes uit zichzelf opheldering zou verschaffen, maar dat gebeurde niet. Hij zag de oude rechercheur zachtjes voor zich uit zitten mompelen.
'Hoe weet je dat?' vroeg hij dus maar.
Van Opperdoes keek op en zijn ogen vernauwden zich tot kleine spleetjes, waar zachte pretlichtjes doorheen schitterden.
'Denk maar eens goed na…'
Jacob stond op. 'Dit vind jij leuk, hè?'
Van Opperdoes knikte vrolijk. 'Heel leuk!'
'Goed, oké, ik ga nadenken. Eén ding even…' Hij keek Peter van Opperdoes streng aan. 'Je hebt toch geen hulp van buitenaf gekregen, hè?'
De oude rechercheur keek Jacob met onschuldige ogen aan. 'Hoe bedoel je dat?'
'Jij sluwe oude vos, jij weet precies wat ik bedoel. En wie ik bedoel.'
Van Opperdoes reageerde in eerste instantie niet.
Hij was nuchter genoeg om te beseffen dat het allemaal onzin kon zijn… dat hij zich de stem van zijn vrouw inbeeldde… en dat hij dus eigenlijk sinds haar dood een oude excentrieke gek geworden was die stemmen in zijn hoofd hoorde.
Hij was bang dat Jacob er ook zo over dacht, al liet zijn jonge collega hem dat nooit merken. Hij zou het Jacob niet eens kwalijk kunnen nemen, maar soms voelde Van Opperdoes dat Jacob ook twijfelde. Hoe dan ook, wist de oude rechercheur, Jacob was in de korte tijd dat ze samenwerkten veel meer voor hem geworden dan een 'gewone' collega. En hij kon alleen maar hopen dat dat omgekeerd ook zo was.
Hij glimlachte naar Jacob.
'Nee, het is een kwestie van goed nadenken, en goed onthouden, wat er is gebeurd. Als je dat doet, kun je erachter komen hoe makelaar Lousman zelf verraden heeft dat hij meer van de zaak weet dan hij ons wil laten geloven.'
En met dat raadsel liet hij Jacob achter op het terras en begaf hij zich naar de deur die leidde naar het rommelhok op zolder.