Выбрать главу

Ze gebaarde naar de sleutel op het bureau van de oude rechercheur.

'Ik heb die huissleutel op zijn kantoor opgehaald en ben opgewekt op pad gegaan om die woning te bekijken.'

Charlotte van Tiggelen zweeg. Haar gezicht werd ineens bleek en alle kleur trok uit haar ogen.

'Toen ik deur van de woning had geopend,' ging ze met een brok in haar keel verder, 'struikelde ik bijna over de lichamen van twee, zo leek het mij, nog jonge mannen. Ze lagen op hun buik… waren dood… morsdood.'

Van Opperdoes nam een kleine rustpauze om haar tijd te gunnen voor herstel. 'Je raakte in paniek?'

Charlotte schudde haar hoofd. 'Integendeel. Een soort ijzige kilte overspoelde mij. Ik stapte over de lijken heen en belandde vandaar in een morsige keuken met vuile vaat op het aanrecht. Heel beheerst pakte ik mijn mobieltje uit mijn tasje en belde mijn moeder.'

Van Opperdoes keek haar bewonderend aan. 'Knap. Heel knap bij zo'n ervaring.'

Hij pauzeerde opnieuw.

'Toen jij over die beide mannen heen stapte,' ging hij na enige tijd verder, 'heb je toen verwondingen bij hen aangetroffen… waargenomen… uiterlijk? Waren er bloedsporen?'

Charlotte fronste haar voorhoofd. 'Ze hadden beiden iets achter in hun nek… een kleine wond net onder de haargrens.'

'Een nekschot?'

Charlotte haalde haar schouders op. 'Het is uw vak.'

Van Opperdoes knikte wat onzeker. 'Hoe reageerde je moeder?'

Charlotte maakte weer een kleine schouderbeweging. 'Relaxed… simpel… alsof het de gewoonste zaak van de wereld was… Ze raadde mij aan om niets aan te raken, de deur van de woning weer af te sluiten en op pad te gaan naar het politiebureau Raampoort. Ze wist blijkbaar dat u daar op dat moment dienst had.'

Van Opperdoes boog zich iets naar haar toe. 'Je hebt niet de makelaar gebeld, van wie je de sleutel van die woning had gekregen?'

'Nee.'

'Iemand anders?'

Charlotte schudde haar hoofd en glimlachte. 'Ik heb mij als een gehoorzaam kind gedragen en ben naar u gestapt… zonder omwegen.'

Van Opperdoes knikte begrijpend.

'Zijn jou… behalve de morsige keuken met vuile vaat op het aanrecht… verder nog bijzonderheden in die woning opgevallen?'

Charlotte staarde even voor zich uit en schudde haar hoofd. 'Nee. Ik ben ook niet verder geweest dan de keuken. De twee lijken pal voor mij in die smalle hal bij de deur begonnen mij te benauwen.' 'Begrijpelijk.'

Charlotte spreidde haar handen. 'Ik zag hen ineens als een obstakel… een belemmering… om uit de woning weg te kunnen komen. Ze waren voor mij in ieder geval geen aanleiding om daar nog veel langer te blijven.'

Haar opmerking deed Van Opperdoes glimlachen. 'Het werd een vlucht.'

Charlotte knikte. 'Zo kun je het noemen.' Ze gebaarde naar haar rechterbeen. 'Maar voor ik wegging heb ik met de punt van mijn schoen nog even tegen de heupen van die twee geschopt… zachtjes. Ze reageerden niet.'

'Ze waren echt dood.'

'Precies.'

Peter van Opperdoes kwam uit zijn stoel overeind. Hij pakte de sleutel van zijn bureau en reikte die Charlotte van Tiggelen aan.

De jonge vrouw reageerde verschrikt. 'Wat moet ik met die sleutel?'

Van Opperdoes glimlachte. 'Mij straks voordoen hoe je met deze sleutel die woning bent binnengestapt.'

'We gaan daarheen?'

Van Opperdoes knikte. 'Ja, wij samen. Ik zal toch ter plaatse een onderzoek moeten instellen.' De oude rechercheur lachte jongensachtig. 'Een dubbele moord kan ik moeilijk negeren. Het is alleen jammer dat Jacob, mijn jonge steun en toeverlaat, nog niet van vakantie terug is. Maar op hem kunnen we nu niet wachten.'

Ze verlieten de recherchekamer, stapten het bureau Raampoort uit en wandelden via de Westerstraat naar de Tweede Goudsbloemdwarsstraat. Voor nummer 302 bleven ze stilstaan.

Van Opperdoes keek langs de gevel omhoog.

'Welke verdieping?'

'De derde.'

Van Opperdoes bromde. 'Het is altijd de derde verdieping.'

Hij duwde de straatdeur open en besteeg moeizaam de houten trap. De leuning rechts was vies en kleefde. Charlotte kwam achter hem aan. Voor de deur van de woning wachtte Van Opperdoes tot ze naast hem stond.

'Maak maar open.'

Ze pakte de sleutel en draaide de deur van het slot. Daarna deed ze de deur open en bleef stijf van schrik staan. Haar mond viel open.

'Ze zijn er niet… ze zijn er niet… ze zijn weg!'

'Die twee lijken?'

Charlotte knikte. Haar gezicht zag bleek. Ze wees voor zich naar de vloer.

'Hier lagen ze… naast elkaar… iets meer dan een meter van de deur.'

Van Opperdoes kauwde even op zijn onderlip.

'Dit is wel de goede woning… ik bedoel, dezelfde woning als waar je bent geweest?'

Charlotte knikte nadrukkelijk.

'Absoluut.'

Ze liep verder de smalle hal in naar de keuken.

'Kijk maar… vuile vaat op het aanrecht.'

Van Opperdoes ging naast haar staan en keek in haar ogen. Ze kleurden van diepblauw naar paars. De oude rechercheur bezag het fenomeen en schonk haar een glimlach.

'Charlotte,' sprak hij vriendelijk. 'Buiten een dubbele moord heb ik nu een extra probleem.'

'En dat is?'

De oude rechercheur grijnsde wrang.

'Lijken… lijken lopen niet.'

Hoofdstuk 2

Peter van Opperdoes plukte aan zijn neus en keek om zich heen. Er was geen spoor van dode mannen. De vloer was leeg en leek schoon. Het enige bewijs dat er mensen in de woning waren geweest, bestond uit de afwas in de keuken en drie koffiebekers die op de salontafel in de woonkamer stonden. De oude rechercheur boog voorover. Twee bekers waren nagenoeg leeggedronken, de derde beker zat nog halfvol. Verder was er weinig opvallends te zien in de woning. Geen kleding in de kasten, het bed leek onbeslapen.

Wat hadden de mannen hier gedaan, als ze er al waren geweest?

Hij keek uit het raam. Voor de deur liep Charlotte heen en weer, nerveus aan een sigaret trekkend. Af en toe keek ze vragend omhoog, alsof ze zichzelf ervan wilde overtuigen dat ze Van Opperdoes naar de juiste woning had meegenomen.

'Ik voel me zo dom,' had ze verontschuldigend tegen de oude rechercheur gezegd, voor ze naar beneden liep.

Hij zwaaide voor het raam even geruststellend naar haar. Ze was niet dom, besloot hij. Bovendien kwam Charlotte heel oprecht op hem over. Haar verraste en bijna angstige reactie over het feit dat de woning plotseling leeg was, leek niet gespeeld.

Hij schoof de vitrage dicht en het viel hem op dat het weliswaar vitrage was die het licht doorliet, maar dat je er slecht doorheen kon kijken. Kennelijk waren hier binnen dingen gebeurd die het daglicht niet konden verdragen.

'En?' vroeg zijn vrouw ineens. 'Ben je er al uit wat hier is gebeurd?'

Haar toon was plagerig en ondanks de ernst van de situatie moest hij onwillekeurig glimlachen.

Er waren drie oplossingen voor dit raadsel, bedacht hij. De eerste was dat Charlotte van Tiggelen het hele verhaal had verzonnen. De tweede was dat de mannen er wel hadden gelegen, maar niet dood waren en op eigen gelegenheid de woning hadden verlaten. De laatste mogelijkheid was dat de mannen wel degelijk dood waren en dat iemand ze had weggehaald.

'Het is inderdaad een mooi raadsel,' bevestigde hij zacht. 'Onalledaags. Vreemd. Bijna grappig, als het niet om dode mensen zou gaan.'

'Ja, dat vond ik nou ook. Echt iets voor jou, om je hersens te pijnigen. Anders ga je maar verdrietig zitten wezen. Nu kan je aan de slag.' Hij hoorde hoe tevreden zijn vrouw klonk. Het deed hem goed en het verzachtte de verlammende pijn die hij zo vaak voelde, omdat hij haar nooit meer kon zien of aanraken. Als het leven dan toch zo hard moet zijn dat ze echt bij me weg is, dan maar op deze manier.

Zo is ze toch nog bij me.

Hij keek nog eens om zich heen. Charlotte had dit verhaal niet verzonnen, wist hij. Die mogelijkheid kon hij rustig wegstrepen. Ze was een leugenaar, noch een fantast. En waarom zou ze het verzinnen? Aandacht? Interessant doen?