Выбрать главу

Annetje had twee ploegen per dag aan het werk. De kamer was, net als het trapportaal, behangen met verouderd bloemetjesbehang. Het was een echt ouderwets bordeel.

Het gepruttel bereikte een hoogtepunt en dikke wolken stoom stegen boven het koffiezetapparaat uit. Annetje schonk een kopje vol en zette het voor de oude rechercheur neer. Vragend keek ze hem aan.

Van Opperdoes roerde in zijn koffie. 'Ja. het is inderdaad nogal wat, wat Charlotte heeft meegemaakt.'

Annetje ging zitten, een verslagen blik op haar gezicht.

'Het arme schaap was toch behoorlijk van slag. Ze lijkt wel zo kalm, maar toch…'

Van Opperdoes knikte begrijpend. 'Dat is heel logisch. Het is ook behoorlijk ingrijpend. Je moet de dood nooit onderschatten. Hoe kwam ze trouwens bij makelaar Lousman terecht, weet jij dat?'

Annetje glimlachte en zwaaide haar vinger heen en weer voor het gezicht van de oude rechercheur. 'Die trucjes van jou… onverbeterlijk ben je. Je weet donders goed dat ik Charlotte naar Lousman heb gestuurd.'

'Goed… goed… ik kan voor jou toch niks verborgen houden,' gaf Van Opperdoes vriendelijk toe. 'Jij kende Lousman dus. Waarvan?'

'Hij is eigenaar van dit pand. Ik ken hem al jaren. Eeuwen, eigenlijk.'

'Is het een betrouwbare man?' wilde Jacob weten.

Ze haalde haar schouders op. 'Wie is er betrouwbaar tegenwoordig? Hij heeft een grote mond en een kort lontje.'

Ze grinnikte.

'Letterlijk.'

Van Opperdoes verslikte zich bijna in zijn koffie. Jacob dacht ineens heel anders over de schreeuwende makelaar.

Mooie Annetje schudde gedecideerd haar hoofd.

'Ik weet wel waar je voor komt, Van Opperdoes. Die makelaar wist echt helemaal niks van die lijken toen ik hem belde. Ik durf daar een eed op te doen.'

Van Opperdoes ging verrast rechtop zitten. 'Wanneer heb jij hem daar dan over gebeld?'

Ze keek hem met grote ogen aan. 'Nou… direct nadat Charlotte mij huilend belde vanuit de Tweede Goudsbloemdwarsstraat, natuurlijk.'

'U hebt Lousman toen meteen gebeld?' Jacob wilde het zeker weten.

Ze snoof. 'Meteen! Dezelfde minuut. Natuurlijk, wat dacht jij dan! Ik heb eerst tegen haar gezegd dat ze naar jou moest gaan. Jou ken ik, jou vertrouw ik. Vervolgens heb ik opgehangen, en meteen die ouwe Lousman gebeld en hem de huid vol gescholden. Wat dacht je dan…'

Van Opperdoes boog naar haar toe.

'Luister Annetje… heb je hem verteld wat Charlotte jou had verteld?'

Ze dacht heel even na.

'Ik heb hem gevraagd hoe hij het in z'n bolle kop haalde om haar een woning te verhuren waar de vorige dooie huurders nog niet eens waren weggehaald.'

Ze keek tevreden van Jacob naar Van Opperdoes.

'Zoiets was het wel, geloof ik. Ja, wist ik veel hoe het zat.'

Van Opperdoes en Jacob wisselden een blik. Ineens werd hen veel duidelijk.

Hoofdstuk 14

De beheerder van het mortuarium stond hen bijna handenwrijvend op te wachten.

'Twee tegelijk dit keer, Van Opperdoes. Drie in twee dagen. Het gaatje zeker goed…'

Van Opperdoes sjokte naar binnen. Op de benauwde parkeerplaats hadden ze de witte bestelbus van de technische recherche al zien staan, dus de aanwezigheid van Ton van Maan en Hugo Pastoor verraste hem niet.

De twee lichamen lagen op afzonderlijke onderzoekstafels, ieder in een aparte ruimte. Hypothetisch gezien zouden de twee mannen door verschillende daders vermoord kunnen zijn, en dus moest ervoor worden gewaakt dat er vermenging van sporen, en dus bewijs, zou plaatsvinden.

Ton van Maan en Hugo Pastoor hielden zich ieder in een aparte ruimte van het mortuarium bezig met een stoffelijk overschot.

'En?' vroeg Van Opperdoes.

Ton van Maan, die bezig was met het voorzichtig verwijderen van de kleding van het stoffelijk overschot, keek op, trok het mondkapje dat hij droeg naar beneden en grijnsde. 'Dit zijn ze hoor, de lijken uit de Jordaan. De vingerafdrukken matchen.'

Van Opperdoes wuifde met zijn hand. 'Daar twijfelde ik ook niet aan. Maar wie zijn het? Daar gaat het mij om.'

De telefoon van Hugo Pastoor rinkelde. Hij ging op de gang staan om het gesprek te voeren, kwam terug om een blocnote van tafel te grissen en verdween weer snel. Toen hij na enkele minuten weer het mortuarium binnenkwam, keek hij verrast.

'Onvoorstelbaar. Een telefoontje van Interpol… Ze mailen nog alle bijzonderheden, maar hier hebben we de namen van deze twee.'

Van Opperdoes en Jacob zagen twee lange Zuid-Europese namen op het kladblok gekrabbeld, met geboortedata eronder. Bij een van de twee stond een uitroepteken.

'Waarom staat dat er?' wees Jacob.

Hugo Pastoor grijnsde.

'Dit ga je leuk vinden. Erg leuk… Ze hebben hem bij onze infoafdeling al door de computer gehaald, en de naam van deze dooie is al eerder opgedoken in Amsterdam, in gezelschap van iemand anders…'

Van Opperdoes' wenkbrauw klom langzaam omhoog.

'O… en met wie dan wel?'

Hugo sloeg plechtig een bladzijde van zijn blocnote om. Midden op de pagina stond een naam: Adriaan de Kooning.

Peter van Opperdoes trok zijn knieën op en plantte zijn voeten in de uitgeschoven onderste lade van zijn bureau. Hij leunde achterover en liet zijn hoofd naar achteren zakken tot hij schuin naar het plafond keek. Zo bleef hij een minuut zitten, voor hij weer overeind kwam en Jacob aanstaarde.

'Op Adriaan de Kooning wordt al jaren gejaagd. Niemand komt bij hem in de buurt.'

Hij zuchtte diep en masseerde zijn slapen met zijn vingers.

'Ik kan de connectie tussen Robert Lousman en Adriaan de Kooning niet bedenken.'

Jacob haalde zijn schouders op. 'Misschien is die er ook niet. De infoafdeling en de criminele inlichtingendienst hebben daar ook geen enkele informatie over. Die twee kennen elkaar niet, hun werelden raken elkaar niet. Voor zover wij weten dan…'

Van Opperdoes knikt. 'Die laatste woorden, daar gaat het nou juist om. Voor zover wij weten, werken ze niet samen. En toch is er ergens een connectie. De bolletjesslikkers werkten samen met Adriaan de Kooning.'

Hij keek op zijn horloge en haalde zijn voeten uit de bureaula. 'Kom mee.'

'Waar wil je in hemelsnaam naartoe? Het is midden in de nacht. Bovendien…' Hij fronste, alsof hem plotseling iets te binnen schoot.

'Wat?'

Jacob streek over zijn buik. 'Heb jij al iets gegeten?'

Van Opperdoes lachte. 'Ik vond het al zo lang duren. Kom, waar ik naartoe wil, is altijd genoeg te eten.'

Vliegveld Schiphol leek uitgestorven, zo midden in de nacht. Zelfs de door Van Opperdoes beloofde snackwinkels waren dicht. Mopperend en met rommelende maag liep Jacob achter de oude rechercheur aan, naar het loket van de Koninklijke Marechaussee.

Een stevige, roodharige marechaussee bekeek hun legitimatiebewijzen. 'Wat kan ik voor jullie doen, collega's?'

Jacob legde een papiertje neer met namen van de twee slachtoffers. 'Kunnen jullie zien wanneer deze zijn aangekomen?'

De marechaussee stak een tandenstoker in zijn mond en liet hem bedachtzaam van links naar rechts rollen. 'Hebben jullie enig idee uit welk land ze komen?'

'Colombia.'

De marechaussee knikte langzaam. 'Wacht maar even.'

Toen Jacob tien minuten later verlekkerd voor een snoepautomaat stond en er net geld in wilde gooien, tikte de marechaussee op zijn schouder.

'Hier. Maar niet vragen hoe ik eraan kom…' zei hij geheimzinnig.

Op het papiertje stond een datum, een vluchtnummer en een tijd.

Van Opperdoes grijnsde. 'Daar hoopte ik al op. Nu heb ik nóg een vraag…'

De marechaussee zuchtte diep. 'Jullie komen zeker uit Amsterdam, hè? Nooit tevreden… gaan maar door.'