Выбрать главу

Van Opperdoes hing op en Jacob kwam de recherchekamer binnen. Hij was verrast Van Opperdoes al te zien zitten.

'Jij bent er vroeg bij. Ik vond het al vreemd dat je niet thuis was.'

Van Opperdoes schudde zijn hoofd.

'Ik ben lekker gaan wandelen. Ik moet in beweging blijven, anders word ik een stramme ouwe man. Moet er niet aan denken…'

Hij stond op.

'Hou je jas maar aan. We gaan eens even een derdegraads verhoor afnemen.'

'Mooi…' zei Jacob, 'en ik denk dat ik ook wel weet bij wie.'

Hoofdstuk 15

Het zweet brak makelaar Lousman spontaan uit. Het gutste van zijn voorhoofd naar beneden, ondanks dat hij herhaaldelijk met een witte zakdoek over zijn hoofd wreef.

'Twee lijken…' zei hij zacht. 'In een huis van mij. En mijn zoon…'

Van Opperdoes keek hem koel aan.

'Meneer Lousman. We hebben hier geen tijd voor.'

Ook Jacob bezag de makelaar met een kille blik. 'En we hebben er geen zin in, bovendien.'

'O,' zei de makelaar, terwijl hij bedeesd naar zijn bureau terugscharrelde en ging zitten. Er was weinig over van het imposante machogedrag dat de makelaar had laten zien tijdens hun eerdere ontmoetingen.

Makelaar Lousman zat diep in de problemen en dat besefte hij zich terdege.

Hij keek nerveus om zich heen, ervoor wakend dat hij Van Opperdoes noch Jacob lang aankeek. Als zijn blik al per ongeluk die van een van de rechercheurs kruiste, keek hij snel weg. Er viel een opzettelijk lange stilte, die uiteindelijk doorbroken werd door de zwetende man achter het bureau.

'Ik heb er niks mee te maken. Ik ben zelf slachtoffer. Mijn zoon is vermoord, weet u nog?'

Van Opperdoes knikte. 'Dat weten we ook, meneer Lousman. Het gaat er nu even om onder welke omstandigheden uw zoon is vermoord.'

'Dat lijkt me logisch. Hij was in die woning en hij is daar vermoord, samen met twee anderen.'

Van Opperdoes schudde langzaam zijn hoofd, terwijl hij Lousman strak aankeek. 'Dat wilt u ons graag laten geloven. Net zoals u ons wilde laten geloven dat u niet wist wat er gebeurd was in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat, toen we elkaar de eerste keer spraken.'

Lousman zette grote onschuldige ogen op. 'Maar dat wist ik ook niet.'

Jacob boog zich naar de makelaar toe. 'Kom, kom… denkt u nou echt dat wij niet met Annet van Tiggelen hebben gesproken?'

Het feit dat Lousmans lip begon te trillen, bewees dat ze hem een emotionele slag hadden toegebracht. Het was voor het eerst dat ze de man zo kwetsbaar zagen.

Van Opperdoes knipperde met zijn ogen en vroeg zich af of hij Lousman de hele tijd misschien verkeerd had ingeschat. Hij zag namelijk plotseling een heel andere Lousman voor zich; een man die onvoorstelbaar naïef had geredeneerd. Hoe kon hij aannemen dat de recherche niet met Annet van Tiggelen zou gaan praten? Hoe kon hij denken dat zij niet tegen Van Opperdoes zou vertellen dat ze Lousman had gebeld over de twee lijken in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat?

En plotseling wist Van Opperdoes het. Hij ademde diep uit. Hier zat geen verdachte, geen medeplichtige.

Hier zat een vader.

'Meneer Lousman… wij weten dat Annet u heeft gebeld.'

Hij liet een stilte vallen, geen dreigende, maar een meelevende.

'Wie stond er bij u, toen u dat telefoontje kreeg?'

Lousman glimlachte wrang. Hij keek Van Opperdoes nu recht in het gezicht, met vochtige ogen. 'Mijn zoon Robert.'

Van Opperdoes knikte. 'Precies wat ik had verwacht. En u zei tegen uw zoon wat u van Annet van Tiggelen had gehoord?'

Lousman haalde gebroken zijn schouders op en knikte.

'En wat gebeurde er toen?'

Lousman liet al zijn verzet en hoop varen. 'Mijn zoon ging weg, heel gehaast. Hij zei dat hij alles wel zou regelen. Wat moest ik doen? Twee lijken lagen in een pand van mij, en mijn zoon wist daar overduidelijk meer van af.'

Hij verborg zijn hoofd in zijn handen.

'Dus daarom zei u ons niets? En liet u ons denken dat Robert misschien een van de slachtoffers in de woning was?'

'Ik ben een vader die alleen maar voor zijn zoon opkomt, meneer Van Opperdoes. Vergeeft u mij dat, alstublieft.'

Van Opperdoes knikte traag.

'Heeft uw zoon die twee mannen vermoord?'

Het bleef lang stil. Weer ontweek Lousman de blik van de rechercheurs.

'Ik kan u alleen maar zeggen… op het moment dat mijn zoon hoorde dat de twee lichamen waren gevonden en hij wegging… keek ik in zijn ogen en herkende ik mijn zoon niet meer.'

Van Opperdoes wist genoeg. Hij keek naar Jacob, die met grote ogen de emotionele bekentenis van de makelaar had gevolgd.

In de Tuinstraat, voor de deur van Lousman, bleven de twee rechercheurs nog even staan. Veel puzzelstukjes waren op hun plek gevallen, zoals Van Opperdoes al had gehoopt.

'Robert Lousman heeft de twee Colombiaanse bolletjesslikkers opgepikt op Schiphol en ze ondergebracht in een leegstaand pand van zijn vader. Iets wat hij denk ik wel vaker had gedaan.'

Jacob knikte.

'Wel heel makkelijk. Ze hadden veel panden, die vaak leegstonden. Zo kon hij steeds een ander pand nemen en viel het ook niet op. Een erg lucratief bijbaantje.'

'Bijzonder lucratief,' beaamde de oude rechercheur. 'Stel je voor dat hij zoiets één keer in de maand deed. Dat valt niet op, een beetje drugskartel stuurt dagelijks bolletjesslikkers.'

'Eén keer in de maand komt een zending niet aan. Dat zien ze als een bedrijfsrisico. Daar gaan ze niet eens achteraan. Er is cocaïne zat in Colombia…'

Van Opperdoes wandelde de Tuinstraat uit, in de richting van hun auto.

'Toch honderdduizend euro per keer, dat is de moeite waard voor Robert Lousman om een groot risico voor te nemen.'

'Denk je dat hij die twee Colombianen heeft vermoord?'

Van Opperdoes zweeg en dacht na. Hij koos zijn woorden voorzichtig. 'Hij wist er in ieder geval van, want hij was niet verbaasd te horen dat er twee lijken in die woning lagen. Hij was alleen verbaasd dat iemand ze had ontdekt.'

De telefoon van Jacob rinkelde. Hij nam op en voerde een kort gesprek. Gehaast liep hij voor Van Opperdoes uit naar de auto.

'We moeten naar het bureau.'

In de recherchekamer zat Ton van Maan met een geheimzinnige glimlach op z'n gezicht te wachten. Jacob kwam de kamer al in, terwijl Van Opperdoes langzaam de trap op liep.

Ton overhandigde Jacob een plastic mapje. 'Je had gelijk, Van Opperdoes.'

De twee rechercheurs staarden door het plastic naar een klein papiertje, waarop een Amsterdams adres stond geschreven.

'Dit had een van de Colombianen in zijn spijkerbroek verstopt zitten. In een extra zakje dat in de voering genaaid zat, goed verborgen en waterdicht. Daarin zat dit adres, op de achterkant staat een mobiel telefoonnummer. Dit was trouwens het enige wat hij bij zich had. De rest hadden de moordenaars al weggehaald.'

'Zo zeg… dat is mooi…' mompelde Van Opperdoes tevreden. 'Hier moesten ze dus naartoe.'

Hij dacht diep na. 'Tijd voor een list, jonge vriend.'

Hoofdstuk 16

Een paar uur later liepen twee Zuid-Amerikaans uitziende mannen door de Westerstraat en hielden halt bij een leegstaand schoolgebouw. Ze keken een beetje om zich heen en belden vervolgens met een mobiele telefoon.

Na een paar minuten verscheen een man in de Westerstraat, die enkele snelle woorden met hen wisselde. De man keek spiedend om zich heen en wenkte de twee hem te volgen.

Hij verdween achter het hek van de school, dat toegang verschafte tot een binnenplaats. Daar verdwenen de drie mannen in het in onbruik geraakte pand. De man nam hen mee naar de goed afgesloten en beveiligde kelder van de school, waar ze door een grote ruimte liepen waar allerlei apparatuur stond om verdovende middelen te verwerken. De cocaïne die uit bolletjes werd gehaald, werd hier verder versneden en vanuit de kelder getransporteerd door het hele land. Er lagen pakken verdovende middelen opgestapeld.