Выбрать главу

Sien bewoog haar hoofd wild heen en weer, alsof ze op die manier de verborgen herinneringen weer los kon schudden.

'Wat je wel ziet op televisie, als er wat gebeurd is.'

Van Opperdoes legde zacht zijn hand op haar schouder. 'Als er iets ergs gebeurd is? Bedoel je dat? Dat de politie de boel gaat onderzoeken?'

'Het vliegtuig!' zei Sien opgetogen.

'Welk vliegtuig, Sien?'

Sien keek met grote ogen naar de oude rechercheur. Haar strijdbare woorden hadden plaatsgemaakt voor een diep verdriet, omdat ze besefte dat haar geheugen haar zo in de steek liet.

Jacob keek met bewondering naar zijn oude collega. Van Opperdoes was kalm, vriendelijk en straalde een enorme warmte uit, waar Sien zich wanhopig aan vastklampte.

'Een groot vliegtuig?'

Sien knikte. 'In de Bijlmer.'

Plotseling zag Van Opperdoes het beeld voor zich, de connectie die Sien in haar warrige hoofd maakte tussen dat wat ze nog wel wist en datgene waar ze niet op kon komen.

'Witte pakken.'

'Hè?' vroeg Jacob.

'Mannen die op schilders lijken. Schilders dragen witte overalls, verplegers vroeger ook. Het neergestorte vliegtuig in de Bijlmer…'

"… was berucht om meerdere dingen, maar ook vanwege de mannen in de witte pakken,' begreep Jacob ineens.

'Dat was het. Ze droegen witte pakken.' Sien keek weg. 'Ik schaam me dat ik er niet op kon komen.'

'Wat maakt dat nou uit. Kun je je wel herinneren hoe laat het was, dat je ze zag?'

Ze haalde haar schouders op en glimlachte verdrietig. 'Ik ben al blij dat ik dit weer weet.'

Peter van Opperdoes glimlachte. 'Natuurlijk. Dit is heel belangrijke informatie.'

'Een wit busje. En stond daar iets op? Op de zijkant van het busje?' vroeg Jacob.

'Dat weet ik dus nog wel. Gek, hè? Volgens mij stond er niks op en was het helemaal wit. Gewoon wit. Helemaal wit.'

'Denk eens goed na…' probeerde de oude rechercheur nogmaals,'… zijn ze naar de derde verdieping geweest?'

'Ik denk het… dat moet wel. Hierboven op de tweede is niemand. Die zijn op vakantie en daar komt niemand binnen. Dat zei ik toch. Onthoud toch eens iets als ik het vertel…'

Hoofdstuk 4

Het bureau Raampoort verrijst als een oud kasteel aan de uiterste rand van de Jordaan. Het ziet er zó indrukwekkend uit dat iedereen die over de Singelgracht de wijk binnenkomt, onwillekeurig even omhoog kijkt langs de kantelen van het gebouw. De agenten die er werken voelen die historische sfeer ook, want af en toe wanen ze zich heldhaftige ridders uit vroeger tijden, die in een verre toekomst de veiligheid van de bewoners van de oude Jordaan moeten garanderen. Na een dag hard werken buiten de deur voelde het altijd goed weer heelhuids terug te keren in de veilige burcht.

En zo betraden de oude rechercheur en Jacob het bureau door de grote, wijd openstaande voordeur. Ze zwaaiden kort maar vriendelijk naar de wachtcommandant en de paar agenten achter de balie en beklommen de monumentale zware trap naar de eerste verdieping. Het bureau klonk hol, zonder de gebruikelijke geluiden van rondlopende of rennende agenten, schreeuwende verdachten of vrolijk kletsende dames die het eten in de kantine verzorgden. Toch was er een simpele verklaring voor de vreemde stilte: het was hartje zomer en bijna iedereen in het bureau was met verlof.

De Raampoort draaide op zogenaamde 'krepeersterkte', wat stond voor het minimum aantal agenten dat absoluut noodzakelijk was om het bureau open te houden en de veiligheid op straat te garanderen. De rest van de agenten kon met een gerust hart op vakantie.

Peter van Opperdoes vond het wel fijn, die rust, na alle jaren van hectiek op bureau Warmoesstraat. Op de Warmoesstraat was het nooit rustig. Constant rumoer, drukte, toestanden. Zwervers en junks zagen de hal voor de balie vaak als hun woonkamer en hingen er uren rond, tot de wachtcommandant ze zat was en ze de deur uit schopte. Dezelfde wachtcommandant kon toeristen die met vragen kwamen, met een grote oranje pilon op zijn hoofd doodserieus te woord staan, terwijl achter hem de voetzoekers in het rond vlogen.

Van Opperdoes moest altijd glimlachen als hij terugdacht aan de Warmoesstraat. Een bureau vol gekken, dacht hij, maar wel vrolijke en betrokken gekken.

Aan de Raampoort was het rustiger, maar ook daar kon het af en toe flink spoken. Laatst nog hadden vier opgeschoten jongeren geprobeerd over de balie te klimmen, om een van hun gearresteerde vrienden te ontzetten.

Je mocht een vrolijke volksbuurt als de Jordaan ook niet vergelijken met de 'vierkante kilometer ellende' die het grondgebied van de Warmoesstraat kenmerkte. Ze hadden allebei hun charme. In ieder geval had Van Opperdoes van zijn vrijwillige overstap van de Warmoesstraat naar de Raampoort nog geen dag spijt gehad. Het was er anders, maar niet minder prettig om te werken. Het paste op een of andere manier beter bij zijn gemoedstoestand, sinds zijn vrouw was overleden.

Peter van Opperdoes liep door naar de tweede verdieping, gooide de deur van het terras open en sleepte zijn stoel naar buiten. De zon straalde over het terras heen.

'Wat ga je doen?' vroeg Jacob.

Van Opperdoes zakte in de stoel en hief zijn gezicht naar de zon. 'Even nadenken.'

'Kon je dat daar niet doen?'

'Waarom niet? We moeten toch afwachten. Deze plek is net zo goed als alle andere om af te wachten en na te denken.'

Jacob keek even naar zijn collega, glimlachte toen en sleepte een tweede stoel naar buiten.

Van Opperdoes liet de warme stralen over zijn gezicht glijden.

'Heb je een goede vakantie gehad?'

'Heerlijk. Die camping in Laag Soeren heeft echt alles. Hoewel, het is eigenlijk niet echt een camping. Een vakantiedorp, noemen ze het. Midden in het bos. Met een zwembad, een restaurant, en als je het klaphekje uit loopt, sta je midden in de Veluwse bossen. We hebben zelfs herten en wilde zwijnen gezien. Zo voor onze neus!'

'Dus nu kun je er weer tegenaan.'

Jacob haalde zijn schouders op en genoot van de warme zomerzon op het dak van het bureau.

'Je bent zelfs eerder teruggekomen. Je had nog twee dagen vrij. Niet dat het niet goed uitkwam hoor… je valt met je neus in de boter met deze zaak.'

'Daarom ben ik ook teruggekomen. Omdat jij bezig was. Weet je…' vervolgde hij, '… het klinkt heel gek, maar op de een of andere manier voelde ik dat er iets aan de hand was.'

Peter van Opperdoes opende één oog en keek naar Jacob.

'Echt waar?' Heel even dacht hij een zacht gegrinnik van zijn vrouw te horen, en toen wist hij genoeg. Hij sloot zijn ogen weer en een milde glimlach speelde om zijn lippen.

'Dat zou zomaar kunnen. Er gebeuren gekke dingen in deze wereld.'

Jacob zweeg. Sinds hij in hun vorige grote zaak bijna was neergeschoten, maar gered werd door iemand die net op tijd zijn naam riep, wist hij wel dat er soms onverklaarbare dingen gebeurden. En hij wist ook dat dat zo was, vanaf het moment dat hij met Peter van Opperdoes werkte. Maar om hem daar nou rechtstreeks naar te vragen, dat ging ook weer een beetje ver.

Een vermoeden had hij, dat wel. Een vermoeden dat het te maken had met Van Opperdoes' overleden vrouw. Maar ja, wat moest je doen? Botweg aan je collega vragen wat er aan de hand is? Of hij, de keren dat je hem in zichzelf ziet mompelen, met haar aan het praten is?

Hij keek zijn oude collega even aan. Die zat rustig achterover geleund, met zijn ogen gesloten. Jacob had weleens collega's horen zeggen dat Peter van Opperdoes niet meer dezelfde was, sinds zijn vrouw was overleden. Dat het zo'n klap voor hem was geweest, dat hij geestelijk nooit meer helemaal de oude was geworden. Of soms, heel soms, werd zelfs gesuggereerd dat hij gek geworden was, als hij in zichzelf pratend door de gangen van het bureau liep.

Jacob geloofde daar niets van. Na de vorige zaak, met de Russen in de Jordaan, had de commissaris bezorgd aan Jacob gevraagd of alles wel goed was gegaan: 'En met Van Opperdoes? Hoe ging dat? Het is toch weer zijn eerste zaak geweest sinds… nou ja, je weet wel. Moet ik me zorgen maken?'