Выбрать главу

'Maar de belangrijkste vraag, hebben we daar een antwoord op?' wilde Van Opperdoes weten.

Ton keek hem vragend aan. 'Welke?'

'Er is een getuige die zegt dat er twee mensen in die woning op de grond hebben gelegen. Klopt dat? En waren ze inderdaad dood, zoals ze zei?'

Tegelijkertijd haalden Hugo en Ton hun schouders op. 'Geen idee…' klonk het in koor.

Hoofdstuk 5

Peter van Opperdoes bukte kreunend om onder het strakgespannen rood-witte lint door te komen. De jonge collega stond verderop een eigenwijze Amsterdammer tegen te houden, die per se door wilde lopen. Het was een ouderwets Jordaans opstootje dat met gepaste vreugde door de mensen op het terras werd gadegeslagen. Jacob schudde ongelovig zijn hoofd, terwijl hij Peter van Opperdoes inhaalde.

'Onvoorstelbaar toch. Elke keer is het hetzelfde. Elke keer! Je spant een rood-wit lint, en ze lopen er gewoon dwars doorheen. Ondertussen zeggen ze: "Maar dat geldt niet voor mij," of zoiets eigenwijs. Of ze zeggen niet eens wat. Ze komen aanlopen… ze stoppen niet… en lopen gewoon door. Alsof dat hele lint daar voor niets gespannen is.'

Een oudere, ervaren collega in uniform schoot de onfortuinlijke jonge agent te hulp en zei tegen de Amsterdammer dat hij snel weg moest wezen, omdat hij anders echt problemen kreeg. De man gaf zich gewonnen en liep mopperend weg.

'Waar gaan we naartoe?'

Peter van Opperdoes liep door.

'Heb je er de pest in?' wilde Jacob weten.

Van Opperdoes glimlachte. 'Ik ben er al weer overheen. Het begon als een puzzel, en het blijft een puzzel. Maar op een gegeven moment wil ik wél een stapje verder komen.'

Jacob haalde zijn schouders op en ontweek een jonge moeder met een buggy. 'Dat zijn we nog niet echt.'

Van Opperdoes keek Jacob aan. 'Dan is het tijd om daar verandering in te brengen, vind je ook niet?'

Ze liepen de Lindengracht over, in de richting van de Derde Goudsbloemdwarsstraat. Jacob keek naar rechts, de straat in en glimlachte.

'Weet je wat daar zit?'

Peter van Opperdoes keek even langs hem heen, de straat in. 'Een kroeg.'

'Daar namen ze afleveringen van Baantjer op. Dat was café Smalle Lowietje.'

'Echt waar? Maar er zitten toch geen hoeren in de Goudsbloemstraat?'

Jacob stond stil en wees naar de straat achter het café.

'Daarachter zetten ze een heel decorstuk neer. Ramen van peeskamertjes, met rode lampjes en alles. En dan liepen er een stuk of tien figuranten steeds heen en weer, langs het grote raam van het café. En in de peeskamertjes zaten de zogenaamde temeiers. Ook figuranten, in spannende lingerie.'

Peter van Opperdoes keek de straat in en probeerde het zich voor te stellen.

'Grappig dat ze fantasie naspelen in de werkelijkheid, en daar dan weer fantasie van maken.'

Jacob liep door.

'Appie Baantjer zat zelf toch ook op bureau Warmoesstraat? Heb jij nog met hem gewerkt?'

'Zeker, tot aan zijn pensioen. Hij zat achter in de recherchekamer, bij het raampje naar de binnenplaats. Mooie verbalen maakte hij altijd.' 'Mooi?*

'Sfeervol. Zodat rechters echt een beeld kregen van wat er gebeurd was, en ze niet alleen de kille feiten hoefden te lezen. Heel vaak heeft een verdachte namelijk een verhaal. Een verleden. Een reden om iets te doen. Zijn verbaal kon een zielige verdachte zo een paar jaar gevangenisstraf schelen.'

Jacob keek bewonderend. 'Echt waar?'

Peter van Opperdoes stak de Lindengracht over en liep de Tweede Lindendwarsstraat in. Bij de Tuinstraat aangekomen sloeg hij rechtsaf.

'Weet je wat ze over makelaar Lousman zeggen?' vroeg hij aan Jacob.

'Nou?'

'Ken je hem?'

'Alleen van naam. Wat zeggen ze dan over hem?'

'Dat hij altijd zo gewoon is gebleven,' antwoordde Van Opperdoes en glimlachte.

'Kus me bolle toges,' zei makelaar Lousman. 'Oprotten!'

'Maar…' probeerde Jacob. Tevergeefs. De makelaar was op dreef en liet zich door niets of niemand tegenhouden. Een dikke wijsvinger zwaaide heen en weer voor het gezicht van Jacob.

'Niks maar… ik weet precies wat jij hier komt doen. Mij een beetje verdacht maken. Een eeuwenoud bedrijf met een uitstekende reputatie proberen naar de gallemieze te helpen! Mij een beetje de Jordaan uit pesten… mijn leven onmogelijk maken… mijn reputatie slopen. Dat wil je.'

Hij sprak het wel op een mooie manier uit, vond Van Opperdoes. Reepuutaasie.

Lousmans bril, met een ouderwets hoornen montuur, balanceerde op het puntje van zijn neus en hij loerde er met priemende ogen overheen.

Jacob draalde voor het ouderwetse bureau waarachter de oude Lousman stond en wipte onrustig van zijn ene voet op de andere.

Van Opperdoes merkte dat Jacob aarzelde en kneep zijn ogen samen. Jacob was weliswaar flink wat jonger dan hij, maar Lousman behandelde Jacob zoals de agent met één streep bij het rood-witte lint bejegend werd: niet netjes.

Geen respect, zouden ze tegenwoordig zeggen.

Van Opperdoes draaide de makelaar demonstratief de rug toen, om aan te geven dat hij zich van deze manier van discussiëren distantieerde. Hij keek rond in het kantoor van de makelaar. Aan de muur hingen foto's van het oude Amsterdam, met name van de Jordaan, waar Lousman zijn werkplek had. Er hing een grote foto, kennelijk van het personeel dat een dagje uit was. Lousman zelf pontificaal in het midden op een boot, een geheven glas bier in de hand. Direct naast hem stond een jonge versie van Lousman, een glas bier op dezelfde wijze in zijn hand. Dat kon niemand anders dan zijn zoon zijn. Verder wat dames die ook in het kantoor werkten en nog een man in een zwart trainingsjack, die met een grote vis in de hand lachend de vangst van de dag liet zien.

'Dagje uit van de stichting?' vroeg Van Opperdoes luchtig.

Lousman keek hem aan of hij gek was, haalde diep adem, alsof hij van plan was om de twee rechercheurs de definitieve verbale genadeklap te geven. Maar alsof hem plotseling iets te binnen schoot, sloot hij met een klap zijn mond, staarde naar Van Opperdoes, daarna naar Jacob, draaide zich op zijn hakken om en ging achter zijn bureau zitten. Hij haalde diep adem, en leek tot tien te tellen voordat hij begon te spreken. Hij klonk een stuk rustiger, merkte Van Opperdoes tot zijn tevredenheid.

'Vind je het gek? De politie komt bij mij en wil me niet vertellen wat er aan de hand is. Jullie komen dus informatie halen. Ik vind het vervelend dat ik niet mag weten waarom,' zei de makelaar.

Jacob antwoordde snel. 'Dat mag u vervelend vinden, maar we gaan u niets vertellen. Onderzoeksbelang, dat zult u toch wel snappen.'

'Maar…' Van Opperdoes liet een opzettelijke stilte vallen om de aandacht van de makelaar volledig op te eisen, '… misschien weet meneer de makelaar allang wat er is gebeurd in de Tweede Goudsbloemdwarsstraat. Misschien kan hij ons zelfs nog wel het een en ander vertellen…'

Van Opperdoes plukte langzaam aan zijn neus en observeerde de makelaar met toegeknepen ogen. Hij kende Lousman al wat langer, uit de tijd dat hij op bureau Warmoesstraat werkte. Lousman bezat pandjes in de hele Jordaan, maar had ook een paar panden op de Wallen, die hij voor veel geld verhuurde.

De makelaar liet een spannende stilte vallen. Toen hij weer begon te spreken, klonk zijn stem laag en langzaam, en daardoor bijna dreigend.

'Meen je dit echt, Van Opperdoes?'

De oude rechercheur reageerde niet. Hij was niet snel geïmponeerd.

'Het is hier de ene belediging na de andere. Nu begin jij ook al.' Lousman knakte met zijn vingers. 'Ik denk dat ik maar helemaal niks meer zeg. Jullie bekijken het maar.'

Van Opperdoes knikte. 'Prima. Als je dan maar weet dat we straks terugkomen met een bevel van de officier van justitie en je hele kantoor overhoophalen. Het scheelt een hoop tijd en rotzooi als je nu gewoon even meewerkt.'