'Precies. Nooit zomaar iets aannemen, Jacob.'
'Als dat zo is, dan neemt Lousman ons in de maling met een stel valse sleutels?'
'Maar welke mogelijkheid hebben we nog meer?' spoorde de oude rechercheur hem aan.
Jacob dacht diep na, maar haalde uiteindelijk zijn schouders op.
Van Opperdoes knikte.
'Wat als iemand in zijn kantoor de sleutels verwisseld heeft, zonder dat Lousman het wist? En een paar andere sleutels in het dossier hangt, zodat het niet opvalt?'
Peter van Opperdoes stak langzaam en bijna plechtig de sleutel in het slot en probeerde hem rond te draaien. Zonder moeite opende het slot zich en ging de deur open.
'Nou ja, het had gekund…' constateerde Van Opperdoes droog en draaide zich om.
Ze liepen de trap af, Van Opperdoes stommelend voorop.
'Weet je…' zei Jacob op een pesterig toontje.
'Nou?'
'Ik bedacht me ineens iets. Misschien hebben we niet alle sleutels. Er zijn er misschien wel nog meer… waar wij het bestaan niet van weten. En de makelaar ook niet.'
'O? En waar zijn die dan?'
'Zal ik je laten zien. Kom maar mee.'
Jacob ging hem voor. Peter van Opperdoes volgde hem, tevreden glimlachend om het initiatief van zijn jonge collega-
Sint Bernardus is een donker, licht naargeestig gebouw aan de Marnixstraat, gelegen naast het hoofdbureau van de politie. Veel van de oudjes die er wonen hebben hun stoel strategisch voor het raam gezet, zodat ze uitzicht hebben op de drukke Marnixstraat, waar taxi's, trams en bussen doorheen razen. Omdat de straat als dé snelweg dwars door Amsterdam wordt gezien, die de stad van oost naar west doorkruist, razen ook politieauto's, ambulances en brandweerwagens met zwaailichten en soms loeiende sirenes dag en nacht voor hun ramen langs. Er is altijd wel wat te zien.
'Kijk nou, ze hebben hem inderdaad in zijn stoel de Goudsbloemdwarsstraat uit gedragen en hier zo neer geplant,' fluisterde Jacob toen ze de kamer van Opa Romein binnenkwamen.
Opa Romein zat in zijn favoriete stoel voor het raam, een tafeltje met een pakje sigaretten en een volle asbak binnen handbereik.
'Dag, Opa Romein…' begon Van Opperdoes.
Opa Romein gebaarde driftig. 'Sst! Hij komt er zo aan.'
Jacob en Peter van Opperdoes keken elkaar even aan.
'Wie komt er zo aan?' vroeg Jacob.
'Stil nou…' Opa Romein staarde uit het raam. Een aanzwellend geluid klonk, en even later raasde een brandweerauto met loeiende sirenes voorbij het raam van de oude man. Kraaiend van plezier pakte hij een pen van het tafeltje en zette een streepje op een notitieblok. En met een tevreden blik op zijn gezicht zette hij er nog een naast.
Van Opperdoes glimlachte. Opa Romein had een scannertje, waarmee hij het mobilofoonverkeer van de politie kon afluisteren. Zo hield hij bij wanneer er politie of brandweer met spoed over de Marnixstraat zou razen.
Hij liep op Opa Romein af en wees naar het notitieblokje. 'Dat zijn er al veel…'
Opa Romein bleef naar buiten kijken. 'Achtentwintig vandaag. Deze telde voor twee. Brandweer en politie achter elkaar aan. Machtig mooi, man. Machtig mooi;..'
Nu draaide hij zijn hoofd naar Peter van Opperdoes en Jacob. Hij kneep zijn ogen samen. 'De oude en de jonge.'
Hij priemde een vinger in de richting van Van Opperdoes.
'Jij bent geen arts. Daarvoor zie je er niet slim genoeg uit. Je bent ook geen familie van me. Dus wat kom je hier doen… Hm, eens even denken…'
Nadenkend wreef hij over zijn slapen, tot hij plotseling triomfantelijk een vinger in de lucht stak.
'Politie. Smerissen. Russen. Jij bent de ouwe rechercheur en hij is je jonge collega. Je komt voor m'n ouwe huis. Tweede Goudsbloemdwarsstraat. Ik had jullie al eerder verwacht.'
'Hoe weet u dat dan?' vroeg Jacob.
Opa Romein sloeg zich op zijn knieën van de pret. 'Hij weet het niet. Nou, eens kijken of jij slim bent, ouwe rechercheur. Rara, hoe weet ik dat?'
Van Opperdoes moest glimlachen om de oude baas in de stoel. Hij boog naar voren en schoof het gordijn voor het raam een klein stukje opzij. Daar stond de scanner, met wat knopjes en lichtjes aan de voorzijde.
'Stiekem meeluisteren, hè?' vroeg Van Opperdoes.
Opa Romein knikte tevreden. 'Heel goed van jou…'
Uit een klein luidsprekertje in het kastje klonk wat onverwacht geruis en gekraak, waarna een gehaaste vrouwenstem klonk. 'HB, de drie-nul-drie is ter plaatse bij de brand, samen met de brandweer.'
Van Opperdoes knikte. 'Je houdt het allemaal goed bij, hè, Opa Romein?'
'Reken maar. Nou, wat kan ik voor je doen? Maar ik zeg jullie alvast: ik weet er niks van, jongens. Ik ben daar al maanden weg.'
'We hebben een simpel vraagje, meneer Romein…' begon Jacob, maar hij werd luidkeels in de rede gevallen door de oude man in de stoel.
'Ik ben geen "meneer", ik ben Opa Romein. Altijd geweest, en dat wil ik blijven ook. Ook voor snotneuzen van de politie zoals jij.'
Jacob keek Van Opperdoes aan.
'Das de tweede al die naar tegen me doet vandaag. Eerst die makelaar en nu hij. Heb ik dat?'
Opa Romein keek met opgetrokken wenkbrauwen van Jacob naar Van Opperdoes en weer terug.
De oude rechercheur gaf Jacob in gedachten een compliment. Hij sloeg niet alleen precies de juiste toon aan tegen Opa Romein, maar stopte hem tegelijkertijd onbewust wat belangrijke informatie toe.
'Ach, maak je niet druk, jongen. Ik bedoel het niet zo slecht. Lousman is gewoon een boer, ik neem tenminste aan dat je op hem doelt. Hij is een als Jordanees vermomde boer. Hij is nog erger, hij is een gemene boer.'
'O, ja?' reageerde Jacob. 'Waarom dan?'
'Omdat je als Jordanees geen geld jat van mede-Jordanezen. Simpel, toch.'
'En dat deed hij?'
'Hij, en zijn zoon, die bolle bijgoochem. Eén pot nat. Mij hebben ze weggepest, omdat ze die woning wilden hebben.'
Van Opperdoes trok een stoel van de smalle eettafel naar het raam en ging voor Opa Romein zitten.
'Wat wilden ze ermee dan?'
'Hetzelfde als ze met alle andere huizen doen. De ouwe bewoners wegpesten, de huur vier keer over de kop gooien en er dan een paar yuppen in stoppen.'
Hij tuurde ingespannen naar de trambaan van de Marnixstraat, waar een politiewagen langsreed. 'Maar ach, ik vond het best. Ik kwam die drie trappen toch al niet meer af. En om nou de hele dag de Tweede Goudsbloemdwarsstraat in te kijken… Hier gebeurt tenminste wat.'
'Is Lousman bij u thuis geweest?'
'Nee, zijn zoon wel. Kwam gewoon de boel bekijken, terwijl ik thuis was. Een bolle eikel is het. "Hier kan ik nog wel wat van maken, kunnen we een hoop geld voor vangen," zei hij nog. Waar ik bij zat, nota bene!'
Van Opperdoes keek Jacob even aan. 'Jij wou nog iets vragen?'
'Opa Romein, even over de huissleutels. Wie hadden er allemaal sleutels van uw woning?'
De oude opa staarde hem verbaasd aan. 'Ik, natuurlijk.'
'Niemand anders? Was er niemand anders die ook een sleutel had, om binnen te kunnen komen?'
Opa Romein schudde verbeten met zijn hoofd. 'Niks ervan. Niemand die een sleutel had. Alle sleutels heb ik ingeleverd bij de oude Lousman, die bolle oplichter, keurig netjes. Geen gezeik aan mijn hoofd. Niemand kan zeggen dat Opa Romein er een zootje van heeft gemaakt.'
'Hoeveel sleutels hebt u ingeleverd?'
'Ik had er veel te veel natuurlijk. Nieuwerwetse onzin. Wie heeft er nou zoveel sleutels nodig…'
Zijn stem daalde tot een bijna onhoorbaar gefluister, omdat zijn aandacht werd afgeleid door een ambulance die buiten langsraasde.
'Hoeveel sleutels waren het?' drong Van Opperdoes aan.
'Te veel, dat zeg ik toch? Vijf sleutels. Vijf!'
Peter van Opperdoes hief zijn hoofd en keek naar de blauwe lucht en de onbarmhartige zon die over Amsterdam scheen. Hij was blij dat hij het gebouw uit was. Niet dat de mensen in Sint Bernardus het slecht hadden, maar hij moest er niet aan denken om er te zitten. Hij verlangde plotseling hevig naar zijn woning aan de Brouwersgracht, maar voorlopig kon hij nog niet naar huis.