Выбрать главу

‘Dus…als het in een auto gebeurd is?’

Ze haalde haar schouders op.

‘Kan het net zo makkelijk een man geweest zijn als een vrouw.’

Van Opperdoes keek naar Jacob. ‘Heb je een idee?’

‘Meer een gevoel. Dat een vrouw er meer bij betrokken is dan wij nu denken.’

‘En welke dan? Ik gok op Jacqueline Donkers. Haar broer is niet voor niets uit het ziekenhuis verdwenen. Of zij heeft Bertje vermoord, of zij heeft haar broer het ziekenhuis in geschoten.’

‘En in allebei de gevallen moeten we haar hebben,’ concludeerde Van Opperdoes.

‘Wil je haar oppakken?’

‘Voor wat? We moeten haar wel voor het juiste delict oppakken. Of voor de moord, of voor de schietpartij. En voor de schietpartij hebben we een aangifte nodig.’

‘Als dat trouwens de toedracht is geweest, dat zij haar broer heeft neergeschoten… dan snap ik in ieder geval wel waarom Jacqueline zo vijandig deed, en waarom haar broer zijn mond heeft gehouden over de schietpartij. En over Bertje.’

Van Opperdoes glimlachte vreugdeloos.

‘In het andere geval ook. Als zij Bertje heeft vermoord, nadat die haar broer had neergeschoten.’

Jacob krabde op zijn hoofd en moest zijn oude collega gelijk geven. Ook al zouden ze Jacqueline nu oppakken, ze hadden geen enkel bewijs tegen haar… en zouden het van haar of haar broer ook niet krijgen tijdens een verhoor.

‘En wat wil je in de tussentijd met die Italiaan?’

Van Opperdoes dacht ingespannen na.

‘Zou hij Bertje hebben kunnen vermoorden?’

Jacob haalde zijn schouders op. ‘Het zou kunnen. Het hangt een beetje van het tijdstip af waarop Bertje is vermoord. Maar het is een Italiaanse crimineel en hij is gezien met Bertje. Bovendien had hij een sleuteltje… dus ik denk dat hij in de Driehoekstraat is geweest en daar de sleutel van zijn tijdelijke onderkomen heeft opgehaald.’

‘Maar Bertje is slim. Hij was een tussenpersoon… een regelaar. Hij zou zijn opdrachtgevers niet bedonderen. En waarom zou die Italiaan hem vermoorden? Mijn gevoel is dat die Italiaan naar Nederland is gekomen voor een of andere deal… of een afrekening… en zelf slachtoffer is geworden.’

‘En dus niks met de moord op Bertje te maken heeft?’

Van Opperdoes schudde zijn hoofd. ‘Maar als je me vraagt waar ik dat op baseer… geen idee.’

‘Zou Sherlock Holmes het met je eens zijn? Ik denk het niet. Die zou daar vast een of andere mooie logische spreuk voor hebben.’

‘Vast wel!’ glimlachte de oude rechercheur. ‘En anders de oude Engelse toneelschrijvers wel…’

Met een vrolijk ‘Goedemiddag!’ betraden de rechercheurs bureau Raampoort.

De wachtcommandant stond achter de balie en deed zijn bril omhoog. Hij richtte zich tot een man die op de bank zat, en wees naar de rechercheurs.

‘Daar zijn ze…’

De man, met een envelop in zijn handen, stond op.

‘Mijn naam is Gilbert Lausberg. U bent bij mijn vrouw geweest?’

‘We zijn de laatste dagen wel bij meer vrouwen geweest,’ antwoordde Peter van Opperdoes.

De man glimlachte.

‘Het ging over een Ford Mondeo. Misschien zegt u dat wat meer?’

Van Opperdoes keek Jacob met glimogen aan.

‘We zijn ook met meer Ford Mondeo’s bezig geweest. Maar wij zijn inderdaad bij uw vrouw langs geweest. Karin Lausberg, toch? In dat charmante huis bij het Vondelpark. Het ging om uw Ford.’

‘Ja, dat heb ik begrepen. Daarom ben ik ook hier.’

Hij stak de envelop naar voren.

‘Karin vertelde me dat onze Ford was nagemaakt. Dit zijn twee bekeuringen die we thuisgestuurd hebben gekregen. Maar wij zijn nooit op die plekken geweest. En mijn vrouw kan nog weleens achterdochtig zijn… dus….’ Hij lachte er zelf om. ‘Maar goed, daar ging het niet om. Misschien is het voor u belangrijk, dacht ik.’

Jacob keek bedenkelijk. ‘Ik heb het cjib gebeld met de vraag of er overtredingen met dit kenteken waren gepleegd. Maar die waren er niet.’

‘O, maar deze zijn niet van het cjib. Deze zijn van de gemeentebelastingen. Het zijn parkeerbonnen.’

Van Opperdoes keek Jacob aan, die een verontschuldigend gebaar maakte. ‘Die heb ik niet nagevraagd.’

Jacob maakte de envelop open. Er zat een parkeerbon in van de Weteringschans, van drie weken eerder… en een van de Korte Marnixstraat, van twee weken eerder.

‘Ik denk dat we de datum van de moord hebben,’ zei Jacob.

Hoofdstuk 17

Peter van Opperdoes en Jacob stonden op het terras van bureau Raampoort. De wind was iets gaan liggen, maar de kou begon al in alle hevigheid greep te krijgen op de Jordaan. Jacob bekeek het papier van de gemeente.

‘Ik hoop dat het geen smoesje is van die Gilbert Lausberg.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Hoe weten we dat dit de auto betreft waar Bertje van de Dijk in is gevonden? Wie weet heeft meneer of mevrouw Lausberg daar rond die tijd toevallig zelf geparkeerd. Komen ze nu op een goedkope manier van de bon af.’

Van Opperdoes lachte. ‘De jaren bij de recherche hebben je nou al te wantrouwend gemaakt. Die man komt hier om ons te helpen.’

‘Ja ja…om de 55 euro van die bon te verdienen zul je bedoelen…als hij zegt dat het zijn auto niet was…’

‘Het zou wel erg toevallig zijn als hij ook op de Korte Marnixkade heeft gestaan… al zou het theoretisch natuurlijk kunnen. Maar laten we er nu maar even van uitgaan, dat het hier gaat om de auto waar Bertje in zat.’

Jacob zocht naar de datum van de overtreding.

‘Als dit de dag is, waarop Bertje met de auto in het water verdween…’ Hij liet een spannende stilte vallen.

‘Nou…?’ drong Van Opperdoes aan.

‘Dit is ná de schietpartij op Peter Donkers.’

Van Opperdoes liet dit even op zich inwerken. ‘Dan houden we in ieder geval één heel logische theorie over.’

Jacob knikte. ‘Het betekent in ieder geval dat Peter Donkers Bertje niet vermoord kan hebben. Hij lag immers al in het ziekenhuis toen de auto een bon kreeg. Het betekent óók dat Bertje Peter Donkers heeft kunnen neerschieten, want toen leefde hij waarschijnlijk nog…’

‘Precies…’ beaamde Van Opperdoes. ‘En… als laatste… het betekent dat Jacqueline Donkers Bertje vermoord kan hebben, uit wraak voor de schietpartij op haar broer. En het verklaart helemaal waarom ze zo vijandig reageerde op ons.’

Jacob blies even in de lucht. Zijn adem vormde een wolkje in de lucht.

‘Ik vind het ook de meest logische gang van zaken… vooral omdat we bij Bertje het wapen hebben gevonden waarmee Peter is neergeschoten.’

Jacob haalde koffie, die ze samen op het terras in kou opdronken. Het net begon zich te sluiten.

Een kwartiertje later stond er een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam in de hal van bureau Raampoort.

‘Ik eh…ik moest hiernaartoe komen. Dat was mij gevraagd.’

De man was net van zijn scootertje afgestapt en zijn haar zat warrig verwaaid onder zijn uniformmuts. Bovendien was zijn jack zeker twee maten te groot. Met de automaat waarmee hij bonnen kon schrijven als een soort pistool aan zijn riem, zag hij er behoorlijk potsierlijk uit.

Jan Rozenbrand boog zich over de balie heen en keek hem over zijn bril heen aan. ‘En wie had dat gevraagd?’

De man haalde met grote ogen zijn schouders op. ‘Ik kreeg een melding van de centrale, of ik naar bureau Raampoort wilde komen.’

De deur naar het trapportaal zwaaide open en Jacob keek de controleur streng aan.

‘U moest bij ons komen. Bij de recherche. In verband met een moordonderzoek.’

De man raakte van slag. ‘Een moord? Maar ik heb… ik weet niet… ik weet van niks.’