‘Wat hebben we hier?’ vroeg Cathelijne, terwijl ze geroutineerd handschoenen en plastic overschoenen aandeed.
Van Opperdoes bracht haar met een paar woorden op de hoogte.
‘Deze auto is aangetroffen in het water, die man daar zat achter het stuur. Eigenlijk is dat alles wat we weten.’
Cathelijne keek in de auto voordat ze op het lichaam afstapte.
Van Opperdoes bleef op een afstandje staan en bromde goedkeurend in zichzelf. Dit was een schouwarts die wist wat ze deed en zich ook op de hoogte wilde stellen — niet alleen van het lijk, maar ook van de omstandigheden waaronder het was aangetroffen.
‘Zat hij in de gordels?’
Jacob schudde zijn hoofd. ‘Niet toen hij net boven water kwam.’
‘En is dit zijn auto?’
‘Dat weten we nog niet. Het schijnt dat het systeem er even uit ligt…’
Hij keek naar de inspecteur, die schuldbewust zijn schouders ophaalde.
‘Ik kan er ook niks aan doen. Ze zijn ermee bezig.’
‘Nou, laten we maar eens kijken, dan…’
Ze knielde naast Bertje van de Dijk en bekeek hem eerst langdurig en zorgvuldig. Geen detail ontging haar.
De aanblik van het lichaam vond Jacob maar niks, maar het onderzoek van de schouwarts interesseerde hem.
‘Hoe lang denk je dat hij in het water heeft gelegen?’
‘Ontbinding gaat altijd langzamer in het water… en hoe dieper iemand ligt, hoe kouder het water en hoe minder zuurstof. Je kent het verhaal van de Sloterplasduiker toch wel?’
Jacob fronste. ‘Nee?’
Ze ging rechtop zitten.
‘Of het waar is weet ik niet, maar het zou zomaar kunnen. Jaren geleden zou een duiker in de Sloterplas verdwenen zijn. Het is op sommige plekken echt diep daar, en behoorlijk koud. Niet lang geleden zag een sportduiker ineens een lichaam in het water, diep beneden. Hij leek daar rond te zweven. Hij schrok zo en ging zo snel naar boven, dat hij zich de locatie niet meer precies kon herinneren, zodat ze het lichaam niet direct hebben teruggevonden. Pas weken of misschien zelfs maanden later werd de arme duiker gevonden, en hij zag er nog goed uit. Ontbinding is een kwestie van temperatuur en zuurstof. Hoe minder van beide, hoe langer het duurt.’
‘En deze?’ wilde Jacob weten.
Cathelijne bekeek de hand.
‘De huid zit er nog aan. Een paar weken, denk ik.’
Bertje van de Dijk droeg een jack, dat ze opensloeg.
‘Armani. Duur merk.’
Ze voelde in zijn zakken en trok er een portemonnee uit. Er zaten flink wat doorweekte bankbiljetten in, en glimmende creditcards.
Jacob maakte Van Opperdoes erop attent.
‘Bertje van de Dijk heeft goed geboerd, de afgelopen tijd. Vast een eerzame burger geworden met een keurige baan.’
Van Opperdoes knikte spottend.
‘Had hij toch gelijk dat hij iedereen uit zou lachen.’
Cathelijne bekeek het gezicht van Bertje. Ze voelde over zijn schedel en nek. Ze keek in zijn mond en deed de oogleden omhoog om zijn ogen te kunnen bekijken.
Van Opperdoes zag de frons op haar peinzende gezicht. ‘En?’
‘Hij is dood, dat is een ding dat zeker is. Maar waardoor?’
‘Verdrinking?’ probeerde Jacob. ‘Zijn nek gebroken door de klap op het water?’
Cathelijne schudde weifelend haar hoofd.
‘Geen schuim in zijn mond of neus, maar wel puntbloedinkjes in de ogen. Ik voel ook geen gebroken schedel, of fracturen in de nek. Dus… geen idee. Ik wil in het mortuarium nog een keer het hele lichaam bekijken, maar vooralsnog denk ik dat het een sectie wordt.’
‘Eh… dat schuim in zijn mond of neus, wat is dat precies?’
Cathelijne glimlachte.
‘Een verdrinking gaat in stadia. Een facet daarvan is dat degene die verdrinkt onder water nog krampachtig ademhaalt. Dat is een reflex… een impuls van de hersenen… daar kun je niks aan doen. Maar het gevolg is dat er water in de longen komt. Met het slijm dat zich daar bevindt en de zuurstof, vormt zich schuim. Dat vind je vaak meteen in de mond of neus, of anders later bij een sectie, dieper in het lichaam. En de puntbloedinkjes, dat weet je wel, toch?’
Jacob knikte. ‘Die ontstaan bij zuurstofgebrek. Zoals een verdrinking.’
‘Juist.’
Cathelijne trok haar handschoenen uit.
‘Wat mij betreft zien we elkaar straks in het mortuarium. Daar kunnen we de kleding dan ook veiligstellen.’
Het lichaam van Bertje werd behoedzaam in witte lakens gewikkeld en op een brancard gelegd in afwachting van het transport naar het mortuarium. Het onderzoek op de plek waar de auto stond kon zich beperken tot het voertuig, omdat nog niet duidelijk was waar die te water was geraakt.
‘Die auto is dus onze plaats delict,’ constateerde Hugo. ‘Dan nemen we die gewoon mee naar de Kabelweg. Het lijk naar de vu, die auto naar ons toe… zijn we hier klaar.’
Van Opperdoes knikte instemmend. Hij voelde zich opgesloten binnen deze hekken en wilde zo snel mogelijk door met het onderzoek.
Cathelijne bleef wachten tot Bertje was ingepakt en de wagen van het transport was gearriveerd. Ze keek naar Van Opperdoes, die even verderop was gaan staan en liep naar hem toe.
‘Gaat alles goed?’
De oude rechercheur glimlachte vriendelijk. ‘Och, ja hoor.’
Het leek wel of ze hem even onderzoekend aankeek, voordat ze antwoordde. ‘Dan is het goed.’
Van Opperdoes fronste even. Wat bedoelde ze nou?
Maar Cathelijne ging er niet op door. Ze knikte naar het ingepakte lichaam van Bertje.
‘Wat denkt u ervan?’
Peter van Opperdoes wreef over zijn slapen.
‘Dat Bertje van de Dijk een aardige jongen was toen ik hem leerde kennen. Maar dat ik geen idee heb wat hij daarna allemaal heeft uitgespookt.’
Een auto toeterde. Het transport was gearriveerd.
Liggend op de koude brancard in de kelder van het vu medisch centrum, waar het mortuarium was gevestigd, spookte Bertje van de Dijk in ieder geval helemaal niets meer uit. Hij lag er eenzaam en koud bij.
Met de grootste voorzichtigheid hadden Hugo en Ton hem uitgekleed, en alle kledingstukken veiliggesteld voor sporen. Ook het naakte lichaam van Bertje was helemaal onderzocht.
‘Hoe wil je dat doen met de vingerafdrukken?’ wilde Cathelijne weten.
‘Als we helemaal klaar zijn… zoals nu… dan doen we dit…’
Hugo nam een grote injectiespuit en vulde die met vloeistof. Voorzichtig injecteerde hij de vloeistof onder de huid van de vingers, die daardoor begonnen op te zwellen.
‘Als hij bekend is in ons systeem, heb ik aan één vingerafdruk genoeg.’
Ondanks zijn afkeer voor dode lichamen kwam Jacob dichterbij. Dit was een inventieve manier om toch vingerafdrukken af te kunnen nemen. Door de onderhuidse vloeistof kwam de huid van de vinger weer strak te staan, zodat Hugo met wat inkt een behoorlijke vingerafdruk op papier kon drukken.
‘Die haal ik straks wel even door het systeem. Hij is voor u, dokter…’
Cathelijne had zich nu van top tot teen ingepakt in steriele kleding. Met een felle lamp boven de onderzoekstafel ontging geen enkel detail op het lichaam van Bertje haar.
Ze begon bij zijn voeten en werkte langzaam naar boven. Naar het hoofd van Bertje bleef ze langdurig kijken. Ze trok de lamp naar beneden en voelde voorzichtig over de keel van de dode man.
‘Is er iets?’ vroeg Van Opperdoes.
Ze deed een paar stappen achteruit, trok haar handschoenen uit en haar mondkapje naar beneden.
‘Meneer Van Opperdoes, deze man was al dood voordat hij het water raakte.’
Hoofdstuk 5
Opgelucht sloot Jacob de deur van het mortuarium en haalde diep adem. De frisse winterlucht deed hem goed. Met getuite lippen liet hij de lucht uit zijn longen ontsnappen en keek naar de dunne wolk die langzaam in de koude lucht oploste. Het leek een stuk frisser geworden in de tijd die ze binnen waren geweest.