Ze zette twee kopjes neer, die prachtig vormgegeven waren.
Van Opperdoes nam het kopje op en bekeek het van alle kanten.
‘Die waren niet zo duur, hoor.’
Hij keek haar even aan, over de rand van het kopje. Nu leek het werkelijk of ze zich een beetje schaamde voor de luxe manier waarop ze woonden. Het was dan misschien niet allemaal even duur, maar de smaak van degene die dit huis had ingericht, was boven iedere twijfel verheven. Hij vroeg zich af of zij het zelf geweest was, of dat ze een of andere overdreven hippe designer had ingehuurd die tegen een waanzinnig tarief dagen achter elkaar interessant had staan doen in de woning.
‘Als u het kopje al mooi vindt… proef de koffie dan maar eens,’ nodigde ze uit.
Van Opperdoes nipte van de koffie en moest haar meer dan gelijk geven. Vergeleken met deze koffie kwam het bocht uit de machines op het bureau, hoe goedbedoeld ook, regelrecht uit het riool.
Ook Jacob, die normaal gesproken geen koffiedrinker was, genoot zichtbaar.
‘Goed. U wilt mijn man spreken, maar die is er niet en ik heb geen idee of hij nog terugkomt.’
Peter van Opperdoes trok zijn wenkbrauwen op. ‘Niet terug? U bedoelt… helemaal niet meer?’
‘Nee, natuurlijk wel. Ik weet niet of hij vandaag komt. Als het uitloopt, dan kan hij zomaar nog een nacht wegblijven. Dus… waar gaat het om?’
De oude rechercheur plaatste met zorg het kopje op het schoteltje.
‘Het gaat eigenlijk meer om een auto die op zijn naam — en dit adres − staat geregistreerd, waarin we geïnteresseerd zijn.’
Nu reageerde ze verrast, maar Van Opperdoes meende ook een zweem van opluchting te zien, hoewel ze die probeerde te verbergen.
‘Een auto? Welke dan?’
Jacob pakte zijn notitieboekje en een kleine zucht ontsnapte aan zijn lippen.
‘Natuurlijk. U heeft er vast meer dan een. Hoeveel auto’s hebben u en uw man?’
Karin had makkelijk beledigd kunnen reageren, maar ze was eerder geamuseerd door de verzuchting van Jacob.
‘Ik kan er ook niks aan doen dat we dat kunnen betalen. Mijn man en ik werken daar hard voor.’
‘Zo bedoelde ik het niet,’ reageerde Jacob zacht. ‘Maar nu moet ik weer dingen opschrijven…’
‘We hebben er drie. De mijne staat voor de deur.’
Van Opperdoes glimlachte. ‘Dat is vast die kleine auto met open dak, die hier op straat staat.’
‘Dat klopt. Dan hebben we een Porsche. Daar rijd ik ook weleens in. En een andere. Die gebruikt Gilbert alleen als hij Amsterdam in gaat.’
Ze lachte bij het idee.
‘Die Porsche, daar hebben ze namelijk al drie keer een sleutel overheen gehaald. Dat risico wilde hij niet meer lopen. Een oudere, goedkope auto laten ze met rust.’
‘Van wat voor merk is de auto waarmee hij de stad in gaat?’
Ze legde peinzend een vinger over haar lippen.
‘Oei… ik weet het niet precies. De mijne weet ik natuurlijk wel, de Porsche ook, want daar houdt Gilbert nooit over op. Die andere… ach, ik rijd er nooit in. Echt niet. Het is een gewone, zo’n simpele. Een Opel of een Ford denk ik. Misschien een Volkswagen?’
‘Kan het een Ford Mondeo zijn?’ vroeg Van Opperdoes.
‘Ja, natuurlijk. Alles kan. Ik weet denk ik wel waar Gilbert de papieren heeft liggen’
Ze wilde al opstaan.
‘Ik zal ze even halen. Ja?’
‘Prima.’ Van Opperdoes keek haar na toen ze de keuken uit wilde lopen, en bedacht zich toen kennelijk iets. ‘Ach…’
Ze draaide zich om in de grote deuropening. ‘Ja?’
‘Misschien dat u meteen de sleutels mee kunt nemen. Waar is die auto eigenlijk?’
Ze leek even van slag gebracht door de vraag. Ze fronste, maakte een half afgemaakt gebaar naar buiten.
‘In eh… in onze garage natuurlijk. Hier om de hoek… aan de overkant.’
Van Opperdoes zei niets en knikte vriendelijk.
Karin draaide zich om en verdween de trap op naar boven.
Jacob leunde achterover en vouwde zijn handen achter zijn hoofd.
‘Ze hebben geen aangifte gedaan van diefstal van de auto. Dus denkt ze dat-ie nog gewoon staat geparkeerd. Kun je nagaan… drie auto’s en als er eentje een paar weken weg is, missen ze ’m niet eens. Die zal op d’r mooie neusje kijken, als ze straks die garage openmaakt.’
Van Opperdoes plukte nog maar eens aan zijn wang.
Jacob keek even naar de hal, of Karin al weer onderweg was.
‘Wat vind jij van haar?’
Van Opperdoes keek hem licht bestraffend aan. ‘Jacob toch… ben jij niet gelukkig getrouwd?’
Jacob maakte een afwerend gebaar.
‘Natuurlijk, dat ben ik ook. Ik bedoel… vind je niet dat ze een beetje vreemd reageerde?’
Van Opperdoes keek even om zich heen.
‘We hebben hem nog niet door ons systeem gehaald. Waarschijnlijk is het gewoon een zeer respectabele zakenman die hier woont…’
‘Dat zal het zijn. Per slot van rekening wonen er daar erg veel van hier in Zuid.’
Van Opperdoes dacht na. ‘Is het vreemd als een vrouw schrikt van de politie voor haar deur?’
Jacob schudde zijn hoofd en leunde weer naar voren. ‘Daar ging het niet om. We zeiden meteen dat er niets met hem aan de hand was. Maar ze bleef zenuwachtig. Tot ze hoorde dat het om de auto ging.’
Van Opperdoes haalde zijn schouders op.
‘Hij zal vast wel iets op zijn kerfstok hebben. Vraag is of het iets met ons slachtoffer te maken heeft. En vraag twee is, of zij er dan iets van afweet. Voorlopig denk ik dat die auto gestolen is.’
Het bleef even stil, terwijl in de verte de voetstappen van Karin op de trap klonken.
Van Opperdoes fluisterde. ‘Maar met zo’n huis… dit zijn geen domme mensen. Die vermoorden niet iemand in hun eigen auto.’
De voetstappen kwamen dichterbij en Jacob boog zich nog verder naar zijn oude collega toe.
‘Wel als ze denken dat die auto nooit gevonden zal worden…’
Daar had Jacob een goed punt, dacht Van Opperdoes. Een heel goed punt. Misschien zou deze vrouw wel in een heel ander licht gezien moeten worden.
Karin liep de keuken in, en hield de sleutels en een mapje omhoog.
‘Hier heb ik ze. Zullen we dan maar even naar de auto gaan kijken? Misschien dat u me dan wilt vertellen waar dit allemaal goed voor is.’
Van Opperdoes stond op. ‘Waarschijnlijk wordt het ons straks allemaal een stuk duidelijker.’
Karin trok een duur leren jack aan, deed een sjaaltje om, stak de sleutels in haar zak en ging hen voor naar de garage.
‘Parkeren op straat kost een fortuin. We hebben een paar plekken in een garage gehuurd, hier vlakbij.’
Onder het lopen keek ze af en toe steels om, of de twee rechercheurs haar tempo wel konden bijbenen. Het was inderdaad vlakbij. Twee hoeken omslaan, en daar was een groot huis, met daarnaast twee grote garagedeuren.
‘Die rechtse hebben wij. Er kunnen twee auto’s staan, maar we hebben eigenlijk alleen die… wat was het? Ford? Die Ford erin staan.’
‘Dat is mooi. Ruimte genoeg dus,’ antwoordde Van Opperdoes.
Ze zocht de juiste sleutel en stak die in het slot naast de deur. Er klonk een zachte klik en een geruisloze elektromotor opende de deur. Langzaam werden de contouren zichtbaar van iets dat in de garage stond. Jacob en Van Opperdoes bukten en keken nieuwsgierig onder de deur door.
Daar stond dezelfde Ford Mondeo als die die uit het water was getakeld, met exact hetzelfde kenteken. Karin ging met haar armen over elkaar staan, klaar voor een uitleg van de rechercheurs.
‘Nou… hier staat-ie dan. En wat u nu precies wilt… ik snap er nog steeds niets van.’
Van Opperdoes keek Jacob aan en krabde op zijn hoofd. ‘U bent niet de enige.’
Hoofdstuk 7
Hugo Pastoor stootte zijn hoofd tegen de openstaande motorkap toen hij omhoogkwam, vloekte lang en hard terwijl hij op zijn hakken twee driftige rondjes draaide en wild over zijn achterhoofd wreef.